Mijn Kifid

Beslissing 2014-342

Beslissing Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-342
d.d. 25 september 2014
(mr. J. Wortel, voorzitter, terwijl mr. I.M.M. Vermeer als secretaris)

Samenvatting

Aandelenlease. Aangezien er sprake is van een vaststellingsovereenkomst en partijen aldus een schikking overeen zijn gekomen, dient de Commissie het er voor te houden dat tussen partijen geen geschil meer bestaat. Bovendien is het aanbieden of sluiten van een vaststellingsovereenkomst niet te beschouwen als een financiële dienst in de zin van het Reglement. Ook daarom is derhalve geen sprake (meer) van een geschil tussen partijen waarover de Commissie kan oordelen. Dit brengt mee dat de Commissie de klacht niet in behandeling kan nemen.

Consument,

tegen

Aegon Financiële Diensten B.V., gevestigd te Leeuwarden, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting met bijlagen, ontvangen op 15 februari 2013;
– de brief van de gemachtigde van Consument met bijlage van 24 september 2013;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene.

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid. De Commissie doet, conform het in artikel 37.7 van haar reglement bepaalde, onderhavig geschil af op stukken.

2. Feiten

2.1. Consument heeft in februari 2001 via een tussenpersoon met Aangeslotene een overeenkomst gesloten van het effectenleaseproduct VermogensVliegwiel-extra met nummer [..1..] (hierna: ‘de Overeenkomst’).
2.2. Consument heeft op 25 september 2012 een vaststellingsovereenkomst met Aangeslotene ondertekend en retour gezonden.
2.3. De vaststellingsovereenkomst luidt voor zover van belang als volgt:
“Partijen (…) nemen in aanmerking dat:
(…)
C. (Consument) heeft aangegeven van mening te zijn dat de aandelenlease-overeenkomst niet rechtsgeldig tot stand gekomen is;
D. (Aangeslotene) heeft aangegeven bereid te zijn om, coulancehalve en rechtens geheel
onverplicht, mede gezien de omstandigheden van het geval, mee te werken aan een
minnelijke regeling;
en komen het volgende overeen:
1. de aandelenlease-overeenkomst wordt met wederzijds goedvinden beëindigd;
2. de reeds aangekochte aandelen in het kader van de aandelenlease-overeenkomst verblijven aan (Aangeslotene);
3. (Aangeslotene) zal coulancehalve en rechtens geheel onverplicht een bedrag van in
totaal € 4.765,- aan (Consument) betalen (het schikkingsbedrag). (Aangeslotene) zal het schikkingsbedrag betalen na ontvangst van de door (Consument) getekende
vaststellingsovereenkomst (…)
5. partijen hebben over en weer niets meer van elkaar te vorderen en verlenen elkaar over en weer algehele en finale kwijting met betrekking tot alle vorderingen, welke direct dan wel indirect, voortvloeien uit, dan wel verband houden met de aandelenlease-overeenkomst met nummer [..1..], zulks met uitzondering van de vordering genoemd onder punt drie.”

3. De vordering en grondslagen

3.1. Consument vordert, naar de Commissie begrijpt, vergoeding van haar schade door ongedaanmaking van het verlies dat zij op de Overeenkomst heeft geleden. Deze schade betreft de inleg (begroot op € 9.702,-), vermeerderd met wettelijke rente en de kosten van rechtsbijstand.
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
Consument betoogt dat aan het tekort¬schieten van Aangeslotene is te wijten dat zij bij het aangaan van de Overeenkomst heeft gedwaald, althans de Overeenkomst is tot stand gekomen doordat Aangeslotene zich te buiten is gegaan aan colportage.
In ieder geval heeft Aangeslotene bij het aanbieden van het product en het afsluiten van de Overeenkomst haar zorg- en informatieplicht verzaakt zodat zij jegens Consument toerekenbaar is tekortgeschoten of onrechtmatig heeft gehandeld en de door Consument geleden schade moet vergoeden, aldus Consument.
Voorts heeft Aangeslotene verzuimd Consument te wijzen op haar interne klachtprocedure en de mogelijkheid de klacht aan het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening voor te leggen.
3.3. Op de stellingen die Aangeslotene aan haar verweer ten grondslag legt, wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. Beoordeling

4.1. Aangeslotene heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de hiervoor genoemde, tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst meebrengt dat de Commissie de klacht niet in behandeling kan nemen.
4.2. Die stelling treft doel. Aangezien er sprake is van een vaststellingsovereenkomst en partijen aldus een schikking overeen zijn gekomen, dient de Commissie het er voor te houden dat tussen partijen geen geschil meer bestaat. In het licht van de functie en inhoud van de vaststellingsovereenkomst moet er van worden uitgegaan dat Consument met betrekking tot de in die overeenkomst vermelde klacht en de daarin beschreven gronden waarop de klacht berust aan Aangeslotene finale en onherroepelijke kwijting heeft verleend, waarmee de klacht definitief was afgehandeld. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten van het Reglement Ombudsman en Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, dat op de behandeling van de onderhavige aan de Commissie voorgelegde klacht toepasselijk is. Immers, de Commissie richt zich op het beslechten van geschillen hetgeen ook uitdrukkelijk blijkt uit de officiële benaming van de Commissie, te weten Geschillencommissie. Met het ontbreken van een geschil tussen Consument en Aangeslotene is er geen taak (meer) weggelegd voor de Commissie met als gevolg dat de Commissie de klacht niet in behandeling kan nemen.
4.3. Uit het Reglement volgt bovendien dat de Commissie alleen bevoegd is tot behandeling van klachten van afnemers van financiële diensten, voor zover die klachten op zulke financiële diensten betrekking hebben. Het aanbieden of sluiten van een vaststellingsovereenkomst als de hierboven genoemde is niet te beschouwen als een financiële dienst in de zin van het Reglement. Ook daarom is derhalve geen sprake (meer) van een geschil tussen partijen waarover de Commissie kan oordelen. Dat geldt, gelet op het zojuist overwogene, ook voor zover de stellingen van Consument aldus begrepen zouden moeten worden dat de gebondenheid van Consument aan de vaststellingsovereenkomst, gelet op de inhoud en/of de wijze van totstandkoming daarvan, in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.4. De Commissie moet dus beslissen dat zij de klacht niet in behandeling kan nemen. Alle overige stellingen van partijen kunnen derhalve onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie beslist dat zij de klacht niet in behandeling kan nemen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak