Mijn Kifid

Beslissing 2014-405

Beslissing Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-405 d.d.
10 november 2014
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. W.H.G.A. Filott mpf en mr. J.W.M. Lenting, leden en mr. F. Faes, secretaris)

Samenvatting

Klacht tegen de kredietverstrekker. In 2010 heeft de tussenpersoon, na het doorlopen van de interne klachtprocedure, Consument in haar brieven er verschillende keren op gewezen dat als Consument zich niet kan vinden in het standpunt van de tussenpersoon, hij zijn klacht binnen drie maanden aan het Klachteninstituut kan voorleggen. Consument heeft zijn klacht tegen de tussenpersoon pas begin 2013 bij het Klachteninstituut ingediend. De kredietverstrekker is pas in de Geschillencommissie-fase in de procedure betrokken.
De Commissie oordeelt dat nu Consument niet-ontvankelijk is in zijn klacht tegen de tussenpersoon, dit er toe leidt dat ook de procedure tegen de kredietverstrekker niet kan worden voortgezet omdat de kredietverstrekker pas later in de procedure bij Kifid is betrokken. De Commissie verklaart Consument niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Consument,

tegen

de naamloze vennootschap Interbank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene,

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument, ontvangen op 16 april 2013;
– het verweerschrift van Aangeslotene, met bijlagen;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot een oplossing geleid.
Consument en Aangeslotene zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
De Commissie zal het geschil schriftelijk afdoen zoals bedoeld in artikel 37.7 van haar reglement.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
3.1. Op 24 januari 2007 heeft Consument door bemiddeling van Afab Geldservice B.V. (hierna: de tussenpersoon) bij Aangeslotene een overeenkomst van geldlening gesloten.
3.2. Per e-mailbericht van 14 mei 2010 heeft Consument zich bij de tussenpersoon beklaagd over de via de tussenpersoon afgesloten geldlening. De tussenpersoon heeft bij brieven van 12 juli 2010, 13 augustus 2010 en 16 september 2010 op de klacht van Consument gereageerd. In deze brieven heeft de tussenpersoon telkens aangegeven dat wanneer Consument niet tevreden is met het standpunt van de tussenpersoon hij de mogelijkheid heeft om het geschil binnen een termijn van drie maanden voor te leggen aan het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (hierna: het Klachteninstituut).
3.3. Per brief van 7 januari 2013 heeft Consument zijn klacht bij het Klachteninstituut ingediend, welke brief op 8 januari 2013 is ontvangen. De Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft, nadat de tussenpersoon schriftelijk verweer heeft gevoerd, in zijn oordeel van
18 februari 2013 Consument niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht jegens de tussenpersoon. Volgens de Ombudsman heeft Consument zijn klacht niet binnen drie maanden nadat Aangeslotene haar standpunt aan Consument kenbaar heeft gemaakt bij het Klachteninstituut ingediend hetgeen in strijd is met artikel 15 lid 1 van het reglement. De Ombudsman heeft Consument met verwijzing naar artikel 25 van het reglement gewezen op de mogelijkheid om zijn klacht binnen drie maanden na de dagtekening van het Ombudsman-oordeel voor te leggen aan de Commissie. De Commissie heeft het verzoek tot geschilbeslechting van Consument op 2 mei 2013 ontvangen. De (secretaris van de) Commissie heeft Aangeslotene op grond van artikel 17 van het reglement in de procedure betrokken en de klacht van Consument tegen de tussenpersoon en Aangeslotene voorshands in behandeling genomen.
3.4. De Commissie heeft in haar uitspraak van 22 januari 2014 in (2014-38), Consument wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard in diens klacht tegen de tussenpersoon.

4. De vorderingen en grondslagen

4.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot:
a) het verlagen van het op de overeenkomst van toepassing zijnde rentepercentage tot een gemiddeld marktconform rentetarief;
b) het betalen van een bedrag aan schadevergoeding door het in rekening brengen van een te hoog rentetarief.
4.2. Deze vordering steunt kort en zakelijk op de volgende grondslagen:
– Het door Aangeslotene op de overeenkomst toegepaste rentetarief is niet marktconform.
– Aangeslotene heeft zich schuldig gemaakt aan overkreditering.
4.3. Op de stellingen die Aangeslotene aan haar verweer ten grondslag legt, wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. Beoordeling

5.1. Aangeslotene stelt zich primair op het standpunt dat Consument niet-ontvankelijk is in zijn klacht tegen Aangeslotene omdat Consument reeds in zijn klacht tegen de tussenpersoon niet-ontvankelijk is verklaard. Volgens Aangeslotene is artikel 17 van het reglement, op grond waarvan Aangeslotene in de procedure betrokken is geraakt, niet bedoeld voor de situatie waarin de klacht tegen de oorspronkelijk opgeroepen partij (de tussenpersoon) niet-ontvankelijk wordt verklaard en vervolgens enkel tegen de op grond van artikel 17 van het reglement opgeroepen partij wordt doorgeprocedeerd.
5.2. De Commissie acht dit verweer van Aangeslotene gegrond. Uit de tekst van artikel 17 van het reglement blijkt dat deze bepaling is geschreven voor het geval dat een klacht tegen de ene Aangeslotene niet goed kan worden behandeld zonder dat ook een andere Aangeslotene in het geding wordt betrokken. Deze ratio van de bepaling brengt mee dat zij buiten toepassing moet blijven indien de Commissie de klacht tegen de oorspronkelijk in het geding betrokken Aangeslotene niet kan behandelen.
5.3. Consument wordt door deze uitleg van artikel 17 van het reglement niet geschaad in zijn positie, omdat hij, binnen de grenzen van het reglement, alsnog een klacht kan indienen tegen de Aangeslotene die op grond van artikel 17 van het Reglement werd opgeroepen. Deze klacht zal dan eerst in de interne klachtprocedure moeten worden behandeld. Het moment waarop Consument liet weten de klacht ook tegen deze Aangeslotene te willen indienen, zal daarbij van belang zijn voor de vraag of Consument tijdig bij deze Aangeslotene heeft geklaagd.
5.4. Op grond van het voorgaande concludeert de Commissie dat Consument niet- ontvankelijk zal worden verklaard in zijn klacht tegen Aangeslotene. Aan de inhoudelijke beoordeling van diens klacht komt de Commissie mitsdien niet toe.

6. Beslissing

De Commissie verklaart Consument niet-ontvankelijk in zijn klacht.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak