Mijn Kifid

Beslissing 2018-111

Beslissing Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr.2018-111
(mr. B.F. Keulen, voorzitter, mr. dr. S.O.H. Bakkerus, prof. mr. M.L. Hendrikse, leden en mr. J.J. Guijt, secretaris)

Op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 52 van het Reglement Ombudsman en Geschillencommissie financiële dienstverlening (Kifid) (hierna: het Reglement) van:

[Consument] en [Naam partner consument], beiden wonende te [Woonplaats], hierna te noemen Consumenten,

tegen:

mr. J.S.W. Holtrop, lid van de Geschillencommissie, hierna te noemen Verweerder.

Samenvatting

Wraking lid geschillencommissie.

1. Procesverloop

1.1. Bij brief van 12 januari 2018 hebben Consumenten Verweerder gewraakt en bezwaar gemaakt tegen zijn deelname aan de enkelvoudige zitting van de Geschillencommissie op
10 april 2018.

1.2. Bij brief van 6 februari 2018 heeft Verweerder schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en gemotiveerd laten weten niet in de wraking te berusten.

1.3. De wederpartij in de hoofdzaak heeft bij brief van 6 februari 2018 medegedeeld de aangevoerde wrakingsgronden niet te herkennen en zich te refereren aan het oordeel van de Commissie.

1.4. De Commissie heeft geen aanleiding gezien om het wrakingsverzoek in een hoorzitting te behandelen.

2. Standpunt van Consumenten

2.1. Consumenten twijfelen aan de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van Verweerder en voeren hiertoe de volgende argumenten aan:
– Verweerder heeft als lid van een meervoudige commissie in een vergelijkbare zaak waarbij de wederpartij in de hoofdzaak betrokken was (Geschillencommissie Kifid 2017-225) laatstgenoemde ten onrechte in het gelijk gesteld en die beoordeling onvoldoende gemotiveerd;
– De Geschillencommissie moet bestaan uit leden die nog niet eerder hebben geoordeeld over geschillen waarbij de wederpartij in de hoofdzaak betrokken was ter voorkoming van het vermoeden van de schijn van belangenverstrengeling. In onderhavig geval is hiervan geen sprake;
– Verweerder heeft als lid van een enkelvoudige commissie in een eerder geschil (Geschillencommissie Kifid 2017-609) de uitspraak onvoldoende gemotiveerd;
– Consumenten veronderstellen een (familiaire) relatie tussen Verweerder en een medewerker van de wederpartij in de hoofdzaak, te weten een zekere
mr. [Naam medewerker];
– Consumenten verwijzen tot slot naar een nabeschouwing door een nieuwsplatform waarin negatieve uitlatingen over het optreden van Verweerder als lid van een Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg zijn opgenomen.

3. Standpunt van Verweerder

Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop voor zover nodig hieronder zal worden ingegaan.

4. Beoordeling

4.1. Ingevolge artikel 52.2 van het Reglement kan een lid van de Geschillencommissie door een of meer partijen worden gewraakt op grond van te zijnen aanzien bestaande feiten of omstandigheden waardoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijk oordeel bij de behandeling van de Klacht aan twijfel onderhevig zou kunnen zijn.

4.2. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking van een lid van de Geschillencommissie geldt als uitgangspunt dat het lid uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich concrete omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid jegens de betreffende partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De Commissie is van oordeel dat in het onderhavige geval van dergelijke omstandigheden geen sprake is en overweegt daartoe als volgt.

4.3. Consumenten stellen allereerst dat Verweerder niet onpartijdig dan wel onafhankelijk kan oordelen omdat hij (1) als lid van een meervoudige commissie in een vergelijkbare zaak tegen de wederpartij in de hoofdzaak (Geschillencommissie Kifid 2017-225) laatstgenoemde ten onrechte in het gelijk heeft gesteld en de beoordeling onvoldoende heeft gemotiveerd en (2) als lid van een enkelvoudige commissie in een eerder geschil (Geschillencommissie Kifid 2017-609) de uitspraak onvoldoende heeft gemotiveerd. De Commissie overweegt dienaangaande dat het enkele feit dat een partij het niet eens is met in eerdere zaken gedane uitspraken door een commissie waarvan Verweerder deel uitmaakte op zichzelf onvoldoende grond vormt om aan te nemen dat bij Verweerder sprake is van partijdigheid dan wel vooringenomenheid. Consumenten hebben weliswaar gesteld dat eerdere uitspraken onjuist dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn, maar zij hebben nagelaten feiten en/of omstandigheden aan te voeren die deze stelling onderbouwen, laat staan het verband tussen die gestelde onjuistheid en/of onvoldoende motivering van de beslissingen en de vooringenomenheid van Verweerder toe te lichten.

4.4. Consumenten hebben hun wrakingsverzoek voorts er op gegrond dat Verweerder in het verleden al over soortgelijke zaken tegen de wederpartij in de hoofdzaak heeft geoordeeld zodat het vermoeden van de schijn van belangenverstrengeling kan ontstaan.
De Commissie overweegt hieromtrent dat het enkele feit dat Verweerder soortgelijke zaken in het verleden heeft behandeld, niet meebrengt dat sprake is van de schijn van partijdigheid dan wel vooringenomenheid, althans dat de bij Consumenten dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aanvullende feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, hebben Consumenten niet aangevoerd en zijn ook overigens niet gebleken.

4.5. Consumenten hebben hun wrakingsverzoek voorts gestoeld op een veronderstelde (familie)relatie tussen Verweerder en een medewerker van de wederpartij in de hoofdzaak. Verweerder heeft hiertegen aangevoerd dat geen sprake is van een (familie)relatie tussen hem en de medewerker van wederpartij in de hoofdzaak en dat hij zelfs nog nooit van deze persoon heeft gehoord. De Commissie overweegt dat van de door Consumenten veronderstelde (familie)relatie van Verweerder met een medewerker van de wederpartij in de hoofdzaak in het geheel niet is gebleken. Van een concrete omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat Verweerder jegens Consumenten vooringenomenheid koestert, althans dat de bij Consumenten dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is, is dan ook geen sprake.

4.6. Consumenten hebben hun wrakingsverzoek tot slot er op gegrond dat negatieve uitlatingen over het optreden van Verweerder als lid van een Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg zijn opgenomen op een bepaald nieuwsplatform. De Commissie overweegt hieromtrent dat die negatieve uitlatingen over Verweerder op zichzelf onvoldoende grond vormen om aan te nemen dat bij Verweerder sprake is van (de schijn van) partijdigheid dan wel vooringenomenheid. Consumenten hebben nagelaten feiten en omstandigheden aan te voeren die hun stelling onderbouwen.

4.7. Op grond van het vorenstaande zal de Commissie het verzoek tot wraking afwijzen.

5. Beslissing

De Commissie wijst het wrakingsverzoek van Consumenten af en bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.

In artikel 53.6 van het Reglement Ombudsman en Geschillencommissie financiële dienstverlening (Kifid) is bepaald dat tegen de beslissing over wraking geen bezwaar kan worden gemaakt of zelfstandig beroep kan worden ingesteld.

Bekijk de volledige uitspraak