Mijn Kifid

Uitspraak 2009-6

Klachteninstituut Financiële Dienstverlening – Postbus 93257 – 2509 AG – Den Haag –
Tel. 070 333 89 60 – Fax 070-3338969 – www.kifid.nl
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 6 d.d. 13 januari 2009
(mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. drs. M.L. Hendrikse en mr. B. Sluijters)
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende
stukken:
– het door de Ombudsman Financiële Dienstverlening overgelegde dossier;
– de klacht, ontvangen bij e-mail van 19 december 2007 en bij brieven van 19 januari en 23
mei 2008;
– het antwoord van Aangeslotene van 7 juli 2008;
– de repliek van Consument van 20 juli 2008; en
– de dupliek van Aangeslotene van 13 augustus 2008.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op
maandag 2 februari 2009 waar partijen zijn verschenen.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 In 2002 heeft de ex-werkgever van Consument de arbeidsovereenkomst met
Consument voortijdig beëindigd en Consument een ontslagvergoeding toegekend van €
200.987,63. Consument heeft hiervan € 70.345,67 aangewend voor een direct ingaande
lijfrente en
€ 130.641,96 voor een (…) Plan, welke Consument per 6 december 2002 bij Aangeslotene
heeft afgesloten. Consument heeft bij laatstgenoemd product gekozen voor een
gegarandeerd eindkapitaal en heeft als extra zekerheid bij overlijden gekozen voor teruggave
van 100% van de koopsom + 15% van het gegarandeerde kapitaal. Op het aanvraagformulier
heeft Consument mevrouw X aangewezen als tweede begunstigde. De ingangsdatum van de
periodieke uitkering was 6 december 2006.
2.2 Voorafgaand aan het sluiten van het (…) Plan is de volgende informatie aan
Consument verstrekt:
– een offerte met daarbij gevoegd de brochure ‘(…) Verzekering’. In deze brochure staat
vermeld wat de mogelijkheden zijn bij overlijden van de verzekerde voor de einddatum.
Bovendien staat vermeld dat de verzekerde de keus heeft uit drie mogelijkheden, namelijk
0%, 85% van de betaalde koopsom of 100% van de betaalde koopsom plus 15% van het
gegarandeerde eindkapitaal.
2/5
– een ‘Deelnameformulier (…) -verzekering (…) Plan’ dat door Consument op 29 november
2002 is ingevuld en ondertekend. In dit formulier staat het volgende vermeld:
“BEGUNSTIGDE 3)
Voor het (…)Plan is uitgegaan van de volgende standaardbegunstiging:
1)Verzekeringnemer
2)Echtgenoot/(geregistreerd) partner
3)Kinderen van de verzekeringnemer, indien jonger dan 30 jaar
Wenst u een afwijkende begunstiging dan graag hieronder aangeven:
Andere personen dan genoemd in de standaard begunstiging kunnen niet als begunstigde
optreden met uitzondering van de ex-echtgenoot/partner. Eerste begunstigde is altijd de
verzekeringnemer.
Voorletters Achternaam Geboortedatum Geslacht
2e) M.J. (X) (…) (…)
3e)
4e)
Toelichting:
1)Verzekeringnemer; dit is degene die de verzekering afsluit.
2)Verzekerde; de persoon op wiens leven de verzekering gesloten wordt.
3)Begunstigde; dit is degene aan wie het kapitaal wordt uitgekeerd”.
2.2 Op 5 december 2002 hebben Consument, de ex-werkgever van Consument en
Aangeslotene een ‘overeenkomst stamrecht verzekeringsmaatschappij’ gesloten.
Onder punt 5 van deze overeenkomst staat (onder meer) vermeld dat:
“de periodieke uitkeringen na het overlijden van medewerker slechts toekomen aan diens (gewezen)
echtgenoot dan wel degene met wie medewerker duurzaam een gezamenlijke huishouding voert of
heeft gevoerd en met wie geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat, of aan
(pleeg)kinderen die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt”.
2.4 Na het sluiten van de verzekering, op 9 december 2002, heeft Aangeslotene
Consument een polisblad en polisvoorwaarden toegestuurd. Op het polisblad staat op
volgblad 1:
“begunstigde: Zie clausuleblad”.
Op het clausuleblad staat het volgende vermeld:
“A. Begunstigde(n):
1.Verzekeringnemer
Consument 21-11-1947
2. Echtgenoot/geregistreerd partner/ partner van de verzekeringnemer
3. Kinderen van de verzekeringnemer indien jonger dan 30 jaar
Indien bij overlijden van de verzekerde voor de ingangsdatum periodieke uitkering alle hierboven
genoemde begunstigden ontbreken cq zijn overleden vindt uit hoofde van deze uitkering geen enkele
uitkering plaats en kunnen aan deze polis geen rechten meer worden ontleend”.
3/5
Als ‘partner’ wordt blijkens artikel 1 van de toepasselijke polisvoorwaarden aangemerkt:
“diegene, niet zijnde bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de verzekeringnemer op het
moment dat een uitkering wordt verschuldigd, blijkens gezamenlijke inschrijving op hetzelfde adres
in de gemeentelijke basis administratie, gedurende tenminste een half jaar een gezamenlijke
huishouding voert zonder getrouwd te zijn dan wel als geregistreerd partner geregistreerd te zijn.
Tevens is een notarieel verleden samenlevingscontract inhoudende (enige) vermogensrechtelijke
aangelegenheden vereist”.
Over de uitkering van het stamrechtkapitaal bij overlijden vermeldt het polisblad het
volgende:
“Stamrechtkapitaal bij overlijden
Bij overlijden van de verzekerde voor de ingangsdatum periodieke uitkering wordt terstond een
stamrecht kapitaal uitgekeerd ter grootte van 100% van de som van de betaalde premie(s) en/of
koopsom(men) plus 15% van het stamrechtkapitaal op de ingangsdatum periodieke uitkering (…).
Stamrechtclausule
Het vermelde stamrechtkapitaal bij leven en overlijden wordt niet in contanten uitgekeerd, maar
wordt tegen de dan geldende tarieven uitgekeerd aan de begunstigde in de vorm van een periodieke
uitkering als bedoeld in artikel 11, lid 1, letter g van de Wet op de loonbelasting 1964”.
2.5 Op 25 oktober 2006 heeft Consument Aangeslotene medegedeeld dat mevrouw X
geen begunstigde is conform de voor een stamrechtverzekering geldende wet- en
regelgeving. Consument heeft Aangeslotene verzocht om de hieruit voor hem
voortvloeiende schade te vergoeden. Aangeslotene heeft dat geweigerd.
3. Geschil
3.1 Consument vordert dat Aangeslotene hem vergoedt het verschil tussen de waarde
van de polis met uitkering bij overlijden – zoals Consument heeft afgesloten – en de waarde
van de polis zoals die geweest zou zijn als Consument niet had gekozen voor een uitkering
bij overlijden. Dit verschil bedraagt volgens Consument ongeveer € 6.000,-.
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
– Aangeslotene heeft Consument onvolledig geïnformeerd over de wettelijke beperkingen
die er bestaan ten aanzien van de personen aan wie het stamrechtkapitaal bij overlijden van
Consument voor de einddatum mag worden uitgekeerd. Hierdoor meende Consument dat
hij zijn partner, mevrouw X, als begunstigde voor het stamrecht bij overlijden kon opgeven,
hetgeen hij ook heeft gedaan, terwijl achteraf bleek dat zij niet als partner in de zin van de
polis kan worden aangemerkt. Door de onvolledige informatieverstrekking heeft Consument
een verkeerde verzekering afgesloten en heeft hij een lagere uitkering ontvangen dan bij het
afsluiten van een juiste verzekering – een polis zonder uitkering bij overlijden – het geval was
geweest.
4/5
– Op het deelnameformulier staat als tweede bij de standaardbegunstigden: ‘echtgenoot/
(geregistreerd) partner’. Aangezien ‘geregistreerd’ tussen haakjes stond kon Consument het
begrip ‘partner’ interpreteren zoals hij gedaan heeft.
– In de brochure ‘(…) Verzekering’ wordt het onderwerp wettelijke bepalingen expliciet
genoemd terwijl achteraf is gebleken dat significante informatie op dat vlak ontbreekt.
– De clausule onder punt 5 van de ‘overeenkomst stamrecht verzekeringsmaatschappij’,
waarin sprake is van de periodieke uitkering na overlijden, heeft Consument geïnterpreteerd
als betrekking hebbend op de andere door Consument bij Aangeslotene gesloten
verzekering, die in overeenkomst stamrecht verzekeringsmaatschappij eveneens genoemd
wordt. Het (…) Plan kende bij voortijdig overlijden immers geen periodieke uitkering maar
een uitkering ineens.
– Er was voor Consument geen reden om aan te nemen dat de polisvoorwaarden anders
zouden luiden dan hetgeen stond vermeld in de voor het afsluiten van de verzekering aan
Consument verstrekte informatie.
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, het volgende als verweer
aangevoerd:
– Consument is door middel van het aanvraagformulier geïnformeerd over de kring van
begunstigden en is hiermee door ondertekening akkoord gegaan.
– Het moet Consument op 5 december 2002, de datum van ondertekening van de
‘Overeenkomst stamrecht verzekeringsmaatschappij’, duidelijk zijn geweest dat niet iedere
‘willekeurige’ persoon de uitkering bij overlijden mocht ontvangen. Door ondertekening van
deze overeenkomst is Consument hiermee ook akkoord gegaan.
– Door middel van het clausuleblad en de polisvoorwaarden heeft Aangeslotene Consument
nogmaals gewezen op de kring van begunstigden. Consument had als verzekeringnemer de
plicht om de polisbladen bij ontvangst op juistheid te controleren. Na ontvangst had
Consument het recht de polis binnen 14 dagen te retourneren wanneer hij daarmee niet
tevreden was. Nu Consument de polis niet heeft teruggestuurd, mag ervan uitgegaan worden
dat de polis is opgemaakt conform de wensen van Consument.
– De stamrechtverzekering betreft een eenmalige uitkering die per expiratiedatum omgezet
moet worden in een periodieke uitkering. Dit is op het polisblad ook expliciet aangegeven.
– Indien bij overlijden van Consument was gebleken dat mevrouw X niet aan de fiscale
voorwaarden had voldaan, zou Aangeslotene nog steeds tot uitkering zijn overgegaan, zij het
onder inhouding van loonbelasting en revisierente conform artikel 19 van de
polisvoorwaarden.
5/5
4. Beoordeling
4.1 In het deelnameformulier staat bij de standaardbegunstiging als tweede begunstigde
vermeld ‘Echtgenoot/(geregistreerd) partner’. Nu het begrip ‘partner’ in het
deelnameformulier niet nader is gedefinieerd, heeft naar het oordeel van de Commissie bij
Consument verwarring kunnen ontstaan over de vraag of mevrouw X onder dit begrip viel.
4.2 Uit de nadien, op 5 december 2002, gesloten ‘overeenkomst stamrecht verzekeringsmaatschappij’
en het op 9 december 2002 door Aangeslotene verzonden polisblad met
polisvoorwaarden daarentegen heeft Consument naar het oordeel van de Commissie
kunnen afleiden dat de veronderstelling dat mevrouw X valt onder het begrip
‘(geregistreerd) partner’ onjuist was. Dat is doorslaggevend, nu Consument deze
overeenkomst heeft getekend en de nadien door hem ontvangen polis en de bijbehorende
voorwaarden, waarin het begrip ook duidelijk is omschreven, niet heeft geretourneerd en
dus heeft geaccepteerd.
4.3 De stelling van Consument dat hij de clausule onder punt 5 van de ‘overeenkomst
stamrecht verzekeringsmaatschappij’, waarin sprake is van de periodieke uitkering na
overlijden, heeft kunnen interpreteren als betrekking hebbend op de andere door hem bij
Aangeslotene gesloten verzekering berust op de veronderstelling dat het (…) Plan bij
voortijdig overlijden geen periodieke uitkering maar een uitkering ineens doet. Deze
veronderstelling is onjuist. In de op het polisblad vermelde stamrechtclausule is immers
uitdrukkelijk opgenomen dat het vermelde stamrechtkapitaal bij leven en overlijden niet in
contanten wordt uitgekeerd, maar wordt uitgekeerd tegen de dan geldende tarieven aan de
begunstigde in de vorm van een periodieke uitkering als bedoeld in artikel 11, lid 1, letter g
van de Wet op de loonbelasting 1964.
4.4 Het verzoek van Consument tot vergoeding van het verschil tussen de waarde van de
polis met uitkering bij overlijden – zoals Consument heeft afgesloten – en de waarde van de
polis zoals die geweest zou zijn als Consument niet had gekozen voor een uitkering bij
overlijden, moet derhalve worden afgewezen.
5. Beslissing
De Commissie wijst, als bindend advies, het verzoek af.

Bekijk de volledige uitspraak