Mijn Kifid

Uitspraak 2009-7

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 7 d.d. 13 januari 2009
(mr. R.J. Verschoof, voorzitter, en mr. drs. M.L. Hendrikse en mr. B. Sluijters)

Samenvatting

Volgens blad (…) jaarlijkse uitkering bij overlijden vóór wisseldatum tot wisseldatum. Nu op polisblad geen einddatum voor jaarlijkse uitkering, lag het op weg echtgenoot Consument daar vragen over te stellen. Noch polisblad, noch blad (…) vermelden uitkering tot einddatum verzekering, Commissie ziet geen reden waarom Aangeslotene daartoe gehouden zou zijn.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– het door de Ombudsman Financiële Dienstverlening overgelegde dossier;
– de brieven van de raadsman van Consument van 27 februari en 9 mei 2008;
– het antwoord van Aangeslotene van 11 augustus 2008;
– de repliek van Consument van 25 augustus 2008; en
– de dupliek van Aangeslotene van 10 september 2008.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 17 november 2008, waar partijen zijn verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 De echtgenoot van Consument heeft per 11 oktober 1984, door tussenkomst van een tussenpersoon, een zogenaamde (…) polis (…) gesloten bij Aangeslotene. Het aanvraagformulier voor deze verzekering is op 23 januari 1984 ingevuld en ondertekend. Op het aanvraagformulier is gekozen voor de verzekerde dekkingen afgeleid van de gekozen eenheid van NLG 6.000,- en voor een wisseldatum/einddatum van 50/65 jaar.
2.2 De polis voor deze verzekering is op 16 november 1984 door Aangeslotene afgegeven. Op blad 2 van deze polis staat vermeld dat de jaarlijkse rente bij overlijden van de verzekerde I, de echtgenoot van Consument, wordt uitgekeerd
“ vanaf overlijden tot maandelijks bij achterafbetaling”.
Als jaarlijkse rente-uitkering staat op het polisblad vermeld NLG 3.000,- per jaar.
2.3 In het blad (…) dat aan Consument is verstrekt bij de afgifte van de polis staat het volgende opgenomen:
“Uitkeringen bij overlijden vóór uw 50-jarige leeftijd (wisseldatum)
Uw vrouw ontvangt, als u overlijdt
a) (…)
b) verder: tot de wisseldatum elk jaar f 1.800,-”.
2.4 Op 2 juli 2006 is de echtgenoot van Consument overleden. Met zijn overlijden diende de verzekering tot uitkering te komen. Bij brief van 13 juli 2006 heeft Aangeslotene Consument een voorstel tot betaling gedaan. Consument weigert in te stemmen met het door Aangeslotene gedane voorstel.

3 Geschil

3.1 Consument maakt, in verband met het overlijden van haar echtgenoot, aanspraak op een jaarlijkse uitkering van NLG 3.000,- uit te keren vanaf de datum van overlijden van haar echtgenoot (2 juli 2006) tot en met de einddatum (11 oktober 2022). Totaal stelt Consument van Aangeslotene te vorderen te hebben een bedrag van € 41.256,24, te vermeerderen met de verschuldigde rente in verband met te late betaling.
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
– Het aanvraagformulier van 23 januari 1984 biedt geen basis voor het standpunt van Aangeslotene dat aan de verzekerde eenheid van NLG 6.000,- een rente is gekoppeld van NLG 1.800,-. De polisbladen met de daarin genoemde aanhangsels zijn bepalend voor de onderhavige verzekering. Op het polisblad staat als rentebedrag NLG 3.000,- vermeld. Aangezien op het polisblad niet vermeld staat tot welke datum uitgekeerd moet worden, mag Consument ervan uitgaan dat de einddatum van de polis, 11 oktober 2022, is bedoeld.
– Consument, noch haar echtgenoot heeft een tarievenboek ingezien of ontvangen. Ook een aanbiedingsbrief hebben zij nimmer ontvangen.
– Aangeslotene heeft pas elf maanden na het gesprek met de tussenpersoon de polis opgemaakt. Consument en haar echtgenoot mochten toen begrijpen dat er wilsovereenstemming was over een jaarlijkse rente van NLG 3.000,-, uit te keren vanaf het overlijden van de echtgenoot van Consument vóór de wisseldatum tot de einddatum.
– De tussenpersoon kan niet worden beschouwd als hulppersoon van de verzekeringnemer. Bovendien is het beroep van Aangeslotene op artikel 6:76 BW in de onderhavige situatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar nu de polis elf maanden na de aanvraag is opgemaakt.
– Er is – anders dan Aangeslotene stelt – geen sprake van een kenbare fout, zodat de door Aangeslotene gemaakte fout voor zijn eigen rekening en risico komt.

3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, het volgende als verweer aangevoerd:
– Aangeslotene gaat ervan uit dat de verzekering destijds na grondig overleg tussen de inmiddels overleden echtgenoot van Consument en zijn tussenpersoon tot stand is gekomen en dat de tussenpersoon hem volledig heeft geïnformeerd over (de hoogte van) de verzekerde dekkingen en de daarbij behorende uitkeringsdata en over de wisseldatum op deze verzekering
– Aangeslotene heeft uitgevoerd wat de bedoeling van partijen is geweest, hetgeen tot uitdrukking is gekomen op het aanvraagformulier. Door aanbod en aanvaarding is slechts daarover overeenstemming bereikt. Een foutieve weergave daarvan op de polis doet daaraan niet af.
– Bij afgifte van de polis was een polisblad (…) gehecht aan de overige polisbladen. Dit blad maakt een relevant onderdeel uit van de polis.
De hoogte van de jaarlijkse rente, NLG 1.800,-, en de uitkeringsduur van de jaarlijkse rente – bij overlijden van de man vóór de wisseldatum uitkering vanaf de datum van overlijden tot de wisseldatum – staan hierop correct vermeld. Er is dus sprake van een tegenstrijdigheid in de polis. Gezien de kennis van de tussenpersoon van dit product en de duidelijke tegenstrijdigheid in deze polis hadden Consument en de tussenpersoon er niet zonder meer van uit mogen gaan dat de jaarlijkse rente NLG 3.000,- bedraagt en vanaf overlijden van verzekerde I vóór de wisseldatum tot de einddatum zou uitkeren.
– In het tarievenboek staat dat bij een gekozen eenheid van NLG 6.000,- de jaarlijkse uitkering ingaande bij overlijden van de man vóór de wisseldatum
NLG 1.800,- per jaar bedraagt. Dit bedrag wordt blijkens bladzijde 3 van het tarievenboek uitgekeerd vanaf het overlijden tot de wisseldatum in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling.
– Het niet vermelden van een uiterlijke uitkeringsdatum in de polis kan niet een reden zijn ervan uit te gaan dat de uitkering dan maar verschuldigd is tot de einddatum.
– Uit coulance heeft Aangeslotene aangeboden het op blad 2 van de polis genoemde foutieve rentebedrag van NLG 3.000,- uit te keren vanaf overlijden tot de wisseldatum (11 oktober 2007) in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling, totaal derhalve € 1.425,63, plus het door Aangeslotene genoten rentevoordeel van 2% per jaar.

4. Beoordeling

4.1 Nu Aangeslotene zich bereid heeft verklaard een uitkering te doen op basis van het rentebedrag van € 3.000,- behoeft de Commissie zich niet meer uit te spreken over de vraag of dit bedrag geacht moet worden tussen partijen overeengekomen te zijn en ligt de vordering in dit opzicht voor toewijzing gereed.
4.2 Wat betreft de duur van de uitkering die moet plaatsvinden overweegt de Commissie als volgt. In het polisbad staat niet vermeld tot welke datum de jaarlijkse uitkering bij overlijden van de echtgenoot van Consument moet plaatsvinden, terwijl volgens het blad (…) de jaarlijkse uitkering bij overlijden vóór de wisseldatum plaatsvindt tot de wisseldatum. De wisseldatum is in onderhavig geval 11 oktober 2007. Nu op het polisblad geen einddatum voor de jaarlijkse uitkering was ingevuld had het op de weg van de echtgenoot van Consument gelegen daar nadere vragen over te stellen. Dit heeft hij nagelaten. Nu noch het polisblad noch het blad (…) vermelden dat uitkering dient plaats te vinden tot de einddatum van de verzekering, ziet de Commissie geen reden waarom Aangeslotene daartoe gehouden zou zijn.
4.3 Uit het voorgaande volgt dat Aangeslotene het door hem aan Consument gedane voorstel gestand moet doen en derhalve moet overgaan tot betaling aan Consument van € 1.425,63, plus vergoeding van het door hem genoten rentevoordeel van 2% per jaar. Voorts zal Aangeslotene als de gedeeltelijk in het ongelijk gestelde partij aan Consument diens eigen bijdrage aan de behandeling van deze klacht dienen te voldoen.

5. Beslissing

De Commissie beslist, als bindend advies, dat Aangeslotene binnen een termijn van 30 dagen na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd overgaat tot betaling aan Consument van € 1.425,63, plus vergoeding van het door hem genoten rentevoordeel van 2% per jaar, en voorts Consument diens eigen bijdrage aan de behandeling van deze klacht, zijnde € 50,- vergoedt.

Bekijk de volledige uitspraak