Mijn Kifid

Uitspraak 2009-71

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 71 d.d.
26 augustus 2009
(mevrouw mr E.M. Dil-Stork, voorzitter, mevrouw mr A.M.T. Wigger en
mr W.F.C. Baars)

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de klacht, ontvangen op 28 augustus 2008;
– het ingevulde en ondertekende vragenformulier;
– het verweerschrift, ontvangen op 13 januari 2009;
– conclusie van repliek, gedateerd 10 februari 2009;
– conclusie van dupliek, ontvangen op 17 maart 2009.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op
19 juni 2009. Beide partijen zijn verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Op 23 mei 2005 is de Consument na een kort verblijf in Nederland teruggekeerd naar X, waar zij op 25 en 27 mei 2005 gebruik heeft gemaakt van een pinautomaat om met haar creditcard geld op te nemen. Vervolgens heeft zij gedurende 2005 geen gebruik meer gemaakt
van haar creditcard om geld op te nemen bij een pinautomaat. Omdat het slechts mogelijk is maximaal 1.300.000 Rupiah per keer op te nemen bij een pinautomaat maakte de Consument gebruik van de balie van een bank om geld op te nemen.
Op 4 januari 2006 bemerkte de Consument de vermissing van haar creditcard waarna bleek dat er vanaf 17 juni 2005 ter waarde van € 16.726,83 opnames hadden plaatsgevonden waarvan de Consument stelt dat ze zonder haar creditcard en zonder haar toestemming zijn gedaan. Na de melding van de vermissing is op 6 januari 2006 de creditcard door Aangeslotene geblok¬keerd.
Omdat de Consument geen verstand heeft van Bankzaken worden de bankafschriften van haar rekening-courant naar haar in Y woonachtige ex-echtgenoot gestuurd. De afschriften aangaande haar creditcard werden echter aan de Consument gestuurd waarna de Consument deze alsnog naar haar ex-echtgenoot in Nederland stuurde. Op de rekening-courant overzich¬ten valt slechts de totale maandelijkse afschrijving aangaande de creditcard te lezen.

3. Geschil

3.1 De Consument vordert de vergoeding van door haar geleden schade, ad € 3.452,01.
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen. De Consument vordert vergoeding van door haar geleden schade aangezien er zonder haar toestemming geld van haar rekening is opgenomen terwijl ze stelt in ieder geval tot
28 september 2005 haar creditcard in haar bezit te hebben gehad. Derhalve moet er volgens de Consument in de periode tot 28 september 2005 sprake zijn geweest van onbevoegde opnames van haar rekening als gevolg van ‘skimming’, in totaal voor een bedrag van € 3.452,01 inclusief kosten.
Daarnaast is de Consument van mening dat Aangeslotene haar had behoren te waarschuwen dat haar creditcard vanaf 27 juni 2005 buitensporig vaak gebruikt werd.
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren aangevoerd.
Aangezien de Consument eerst op 4 januari 2006 heeft geconstateerd dat haar pas vermoedelijk na 27 september 2005 niet meer in haar bezit was kan naar de mening van Aangeslotene worden gesteld dat zij grof nalatig heeft gehandeld. Op basis van artikel 8.2.c.4 van de Algemene Voorwaarden Credit Card is Aangeslotene derhalve niet gehouden de schade te vergoeden.
Van “skimming” is Aangeslotene niets gebleken zo dat haar inziens ook de schade ontstaan voor 28 september 2005 voor rekening van de Consument dient te blijven.
Daarnaast stelt Aangeslotene dat het op de weg van de Consument had gelegen om de fraude tijdig te constateren. Zo had zij de aan haar verstrekte bescheiden tijdig dienen te controleren.

4. Beoordeling

4.1 Blijkens de administratie van Aangeslotene hebben de betwiste opnames, waarvan in dit geschil vergoeding wordt gevorderd, tussen 27 juni 2005 en 28 september 2005 plaatsgevonden met de creditcard van de Consument, en met gebruikmaking van de daarbij behorende pincode. Nu de administratie van Aangeslotene ingevolge artikel 11 van de Algemene Bank¬voorwaarden strekt tot volledig bewijs, rust de aansprakelijkheid voor die opnames in beginsel bij de Consument. In het onderhavige geval moet op grond van de eigen verklaring van de Consument als vaststaand worden aangenomen dat zij haar creditcard pas na 27 september 2005 is kwijtgeraakt. De Consument heeft aangevoerd dat haar creditcard mogelijk is “geskimmed” waardoor iemand in staat is geweest om tussen 27 juni 2005 en 28 september 2005 zonder haar toestemming geld van haar rekening op te nemen. De Aangeslotene heeft daar tegenover gesteld dat met de creditcard van de Consument geen opnames hebben plaatsgevonden bij geldautomaten die bij “skimming” betrokken zijn geweest. Bovendien duidt ook het opnamepatroon niet erop dat “skimming” heeft plaatsgevonden. De Commissie acht het dan ook niet aannemelijk dat er sprake is geweest van “skimming”. Op grond hiervan is de Consument geheel aansprakelijk voor de tussen 27 juni 2005 en 28 september 2005 gedane opnames met gebruik van haar creditcard.
4.2 Bovendien heeft de Consument niet voldaan aan de op basis van artikel 12 van de Algemene Bank Voorwaarden op haar rustende verplichting de bankbescheiden terstond te controleren. In dat geval had zij de betwiste opnames in een vroeg stadium geconstateerd en had verdere schade voorkomen kunnen worden.
Dat de Consument in Indonesië woonachtig is en het derhalve enige tijd duurt voordat de afschriften worden ontvangen kan niet aan Aangeslotene worden tegengeworpen. Ook het feit dat de Consument op vakantie was en zij derhalve pas na haar vakantie de afschriften heeft kunnen bekijken dient voor haar eigen rekening te blijven.
4.3 Aangeslotene was geenszins verplicht de Consument te melden dat er van het normale opnamepatroon afwijkende transacties hadden plaatsgevonden. Dit betreft slechts een extra service die kan worden geboden als sprake is van extreme, Aangeslotene opgevallen afwijkingen die in dit geval niet aan de orde zijn.
4.4 De Commissie is tenslotte van oordeel dat de Consument grof nalatig is geweest nu zij pas op 4 januari 2006 heeft geconstateerd dat haar creditcard vermoedelijk al vanaf
28 september 2005 niet meer in haar bezit was. Van een consument mag verwacht worden dat deze geregeld controleert of een creditcard nog in zijn bezit is. De Consument maakt dan ook terecht in dit geschil geen aanspraak op vergoeding van de na 28 september 2005 opgenomen bedragen.
4.5 Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van de Consument moet worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van de Consument wordt afgewezen.

Bekijk de volledige uitspraak