Mijn Kifid

Uitspraak 2009-73

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 73 d.d. 22 september 2009
(mr B. Sluijters, voorzitter, mr E.M. Dil-Stork en drs A.I.M. Kool AAG)

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– de brief van de Ombudsman van 14 juni 2007;
– de klacht met bijlagen, ontvangen op 24 juli 2007;
– het antwoord van Aangeslotene van 27 november 2008;
– de repliek van Consument van 10 december 2008;
– de dupliek van Aangeslotene van 15 januari 2009.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Op 1 april 2000 is het dienstverband van Consument als werknemer bij bedrijf X geëindigd en is zijn pensioenverzekering, onderdeel van een collectieve pensioenregeling van de werkgever bij verzekeraar Y, premievrij gemaakt. Consument wenste de door hem opgebouwde pensioenwaarde in een eigen b.v. onder te brengen, maar is door Aangeslotene geadviseerd die waarde over te dragen aan een professionele verzekeraar en bij deze een pensioenverzekering te sluiten.
2.2 Op 10 augustus 2000 is door verzekeraar Y een pensioenofferte uitgebracht. Deze offerte bevat onder meer een overzicht van op de pensioendatum, bij verschillende veronderstelde varianten met betrekking tot de rendementsontwikkeling, te bereiken voorbeeldkapitalen.
Op 2 september 2000 is door Consument een aanvraagformulier ondertekend voor een pensioenpolis.
Afgesloten werd een beleggingspolis op basis van een beschikbare premieregeling.
Daarbij is de waarde van zijn pensioenverzekering bij zijn ex-werkgever ingebracht.
De pensioenbijdragen stonden vast, het eindkapitaal op de pensioendatum en het alsdan aan te kopen pensioen niet. Consument kon binnen het product kiezen voor verschillende beleggingsfondsen, elk met een eigen kenmerk en risico. De waarde die uiteindelijk in het product wordt opgebouwd is afhankelijk van het koersverloop van de fondsen waarin Consument heeft belegd.
2.3 Consument heeft op 1 januari 2007 de pensioendatum bereikt.

3 Geschil

3.1. Consument vordert: een jaarlijkse aanvulling op zijn pensioenuitkering van
€ 7.000,-.
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
– Aangeslotene heeft een onjuist advies gegeven met betrekking tot het afgesloten pensioenproduct. Nadrukkelijk is door Consument de wens te kennen gegeven tot overdracht van de pensioenwaarde naar de eigen b.v. op basis van dezelfde regeling als gold voor het pensioen bij zijn ex-werkgever.
– Ten onrechte is gesteld dat een overdracht naar de eigen b.v. niet mogelijk was. Aangeslotene heeft hiermee zijn zorgplicht geschonden.
– Consument heeft aangegeven dat er geen enkel risico gelopen mocht worden; de opgebouwde pensioenwaarde en het rendement van de polis mochten op geen enkele wijze in gevaar worden gebracht.
– Vertrouwende op de deskundigheid van Aangeslotene, is Consument uiteindelijk akkoord gegaan met het sluiten, bij verzekeraar Y, van een pensioenverzekering gekoppeld aan beleggingen, onder de voorwaarde van een defensief beleggingsbeleid.
Dit zou de enige mogelijkheid zijn.
– Er was een beter alternatief voorhanden, namelijk een gelijke pensioenregeling als de regeling die de voormalig werkgever in collectief verband was aangegaan.
– Er zijn absurd hoge kosten ingehouden van wel 9 % en meer. Overzichten zijn niet verstrekt en enig inzicht in opbouw en verloop kon slechts bij hoge uitzondering verkregen worden.
– Het gerealiseerde rendement is negatief.
– De jaarlijkse uitkering komt uit op € 23.000,-, maar had € 30.000,- moeten zijn.
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd.
– Eind 2000 vonden de eerste gesprekken plaats over de verdere pensioenopbouw van Consument. Na het informatie- en offertetraject is bewust gekozen voor de onderhavige pensioenverzekering. Het is niet juist dat er slechts één mogelijkheid werd geboden. Consument is ook niet gedwongen tot het doen van zaken met Aangeslotene en/of verzekeraar Y. Ook werd een keuze gemaakt voor een mix van rente-, obligatie- vastgoed en aandelenfondsen, een (zeer) defensief profiel derhalve.
– In 2000 was de horizon van Consument nog 7 jaren tot pensionering. In dit kader was de gemaakte keuze destijds een reële. In de daaropvolgende jaren was er regelmatig contact over de verzekering en in 2005 is de beleggingsmix nog gewijzigd in 100 % waarden met een variabele rente.
– De keuze voor de beleggingsmix, met een klein deel aandelen, is door Consument zelf gemaakt. Gezien zijn functie, opleidingen en de inhoud van zijn correspondentie moet hij in staat zijn geweest om een weloverwogen keuze te maken.
– Consument moet zich het risico van beleggen in aandelen (vooraf) gerealiseerd hebben. Een keuze voor beleggen gaat niet samen met het niet lopen van risico. Dat Consument een dergelijke instructie gegeven zou hebben wordt uitdrukkelijk betwist en is ook uitermate moeilijk als waar te accepteren. Er is geen sprake van een opgedrongen advies, tegen de wensen of instructies van Consument in.
– Er kan geen overdracht van de werknemerspensioenregeling naar de eigen b.v. plaatsvinden. De toepasselijke wetgeving staat dit niet toe.
Als Consument stelt dat dit wel mogelijk is, had het op zijn weg gelegen om daarnaar te handelen.
– Het verwijt van Consument de kosten betreffende, ziet op de beheerskosten en kan daarmee geen betrekking hebben op de prestatie van Aangeslotene.
– Overzichten zijn wel degelijk met regelmaat toegezonden, zo ook tussentijds op verzoek van Consument, terwijl het koersverloop dagelijks gepubliceerd wordt in de kranten. Ook via internet is de informatie op te zoeken. Daarnaast hebben jaarlijks onderhoudsgesprekken plaatsgevonden waarbij een uitgewerkt cijfermatig stuk werd doorgesproken.
– Dat de poliswaarde tegenvalt, is volledig veroorzaakt door het koersverloop en daarvan kan Aangeslotene geen verwijt worden gemaakt.
– In de advisering is niet tekortgeschoten, er zijn geen fouten gemaakt en de zorgplicht is niet geschonden.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie is van oordeel dat een pensioenregeling gekoppeld aan beleggingen niet op voorhand een verkeerde keuze is. Nu de wet, in casu de Pensioen- en Spaarfondsenwet, de overdracht van een werknemerspensioenregeling naar een eigen b.v. niet toestond, moest de pensioenregeling bij een professionele pensioenverzekeraar worden ondergebracht.
4.2 De Commissie beschikt niet over stukken waaruit blijkt hoe het informatie- en offertetraject precies verlopen is en wat de inhoud van de gevoerde gesprekken is geweest. Ook een beleggingsprofiel ontbreekt. Het is teleurstellend dat Aangeslotene niet aan dossiervorming heeft gedaan, ook al bestond er in 2000 nog geen regelgeving op dit punt. Hierdoor kan nu nog slechts worden vastgesteld dat Aangeslotene en Consument ieder een andere perceptie hebben van hetgeen geadviseerd en besproken is.
4.3 Het is de Commissie niet gebleken dat Aangeslotene foute adviezen heeft uitgebracht of dat de verzekering tot stand zou zijn gekomen in strijd met het gegeven advies, met de offerte of met de aanvraag.
4.4 Nu Consument er tot op heden van overtuigd is dat hij zijn pensioenwaarde in de eigen b.v. had kunnen onderbrengen, hetgeen niet juist is, deelt de Commissie de mening van Aangeslotene dat het dan toch ook wel op de weg van Consument had gelegen om daarnaar te handelen.
4.5 Een belangrijke rol speelt voorts dat Consument van het begin af aan op de hoogte was of kon zijn geweest van het feit dat het hier om een beleggingsverzekering ging. De Commissie acht het een feit van algemene bekendheid dat aan beleggen risico’s verbonden zijn.
4.6 Al met al ziet de Commissie geen aanleiding om de klacht gegrond te verklaren en beslist als volgt.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering, bij wijze van bindend advies, af.

Bekijk de volledige uitspraak