Mijn Kifid

uitspraak 2009-87

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 87
d.d. 13 oktober 2009
(mr R.J. Paris, voorzitter, de heer mr. W.F.C. Baars en mevrouw
mr. J.W.M. Lenting,)
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende
stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument, zoals op 1 februari 2008 ontvangen.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft onder verwijzing naar artikel 16 lid 2 van haar Reglement besloten om
in het geschil op basis van de in haar bezit zijnde stukken uitspraak te doen nu Aangeslotene
geen gebruik heeft gemaakt van de haar geboden mogelijkheid om verweer te voeren.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Eind december 2004 heeft Aangeslotene op verzoek van Consument een offerte
uitgebracht voor een hypothecaire lening met een hoofdsom van € 275.000,-. De
lening, die bestond uit twee delen, kende een variabele rente van 4,3 % per jaar
voorzien van een bandbreedte met een ondergrens van 2,3 % en een bovengrens van
6,3 % gedurende een periode van tien jaar. Het rentepercentage van 4,3 % was
opgebouwd uit het
6-maands Euribor tarief van 2,2 %, een vaste opslag van 1,1% en een vaste
dempingspremie van 1%.
2.2. Op pagina 5 en 6 van bedoelde offerte is onder meer bepaald dat, indien meer wordt
afgelost dan boetevrij is toegestaan, in afwijking van het bepaalde in de Algemene
Voorwaarden van Geldlening en Hypotheekverlening, een vergoeding in rekening zal
worden gebracht die gelijk is aan de vaste dempingspremie van de hoofdsom van het
betreffende leningdeel, vermenigvuldigd met het aantal resterende jaren van de
rentevaste periode van het betreffende leningdeel. Een gedeelte van het jaar wordt
daarbij als een geheel jaar beschouwd.
2.3. De lening is begin 2005 tot stand gekomen. Ook in de door Consument
ondertekende hypotheekakte is bovengenoemde bepaling uit de offerte opgenomen.
2.4 In verband met de oversluiting van zijn hypotheek is Consument is op 14 juni 2007
2/3
overgegaan tot volledige aflossing van zijn geldlening in het kader waarvan
Aangeslotene Consument een bedrag van € 17.600,- aan boeterente in rekening heeft
gebracht.
3. Geschil
3.1 Consument vordert vergoeding van de door hem betaalde boete ad € 17.600,-.
Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
3.2 Het hier aan de orde zijnde rentebeding is onredelijk bezwarend overeenkomstig
artikel 6:237, aanhef en sub i BW, aangezien Aangeslotene geen daadwerkelijk
renteverlies heeft geleden noch een bepaalde winst heeft gederfd.
3.3 Uit de desbetreffende Algemene Voorwaarden valt naar de mening van Consument
niet op te maken dat in geval van een hypothecaire geldlening waarbij het
rentepercentage wordt bepaald volgens het systeem van rentedemper, bij extra of
algehele aflossing bovenop hetgeen boetevrij is toegestaan, een vergoeding
verschuldigd is ook indien van enig renteverlies in het geheel geen sprake is. Nu het
beding in ieder geval niet door Consument verwacht behoefde te worden komt deze
bepaling mitsdien voor vernietiging in aanmerking ex artikel 6:233 aanhef en sub a
juncto artikel 6:237 aanhef en sub i BW.
3.4 Consument is bovendien van mening dat de tekst uit de algemene voorwaarden
volstrekt onbegrijpelijk is en dat toepassing behoort te worden gegeven aan de
contra proferentem regel van artikel 6:238 lid 2 BW.
3.5. Aangeslotene heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om verweer te voeren.
4. Beoordeling
4.1. De Commissie overweegt dat in zijn algemeenheid bij hypothecaire financieringen
Met een rentevaste periode geldt dat een boeterente bij tussentijdse aflossing
bedoeld is ter compensatie van eventueel renteverlies dat een geldverstrekker als
gevolg van de voortijdige aflossing van de lening lijdt. Onderhavige hypothecaire
lening wijkt hiervan in die zin af dat de door Aangeslotene in rekening gebrachte
vergoeding bij tussentijdse aflossing niet bedoeld is ter compensatie van het
renteverlies dat zij lijdt maar ter compensatie van de door haar gemaakte kosten om
fluctuaties van de rente tijdens de looptijd van de lening (welke fluctuaties immers tot
een bepaalde bandbreedte beperkt zijn) op te kunnen vangen. Middels een opslag op
het rentetarief worden deze kosten gedurende de looptijd van de lening
terugverdiend tenzij Consument tot tussentijdse aflossing overgaat. Bij tussentijds
aflossing worden dan ook kosten bij wijze van vergoeding in rekening gebracht. Er is
hier mitsdien sprake van afgeleide kosten die inherent aan dit specifieke
hypotheekproduct kunnen worden genoemd. Van een onredelijk bezwarend beding
3/3
in de zin van artikel 6:233 aanhef en sub a BW is naar het oordeel van de Commissie
mitsdien geen sprake.
De Commissie overweegt daarbij tevens dat de terminologie van de betreffende
Bepaling zoals opgenomen in de door Consument ondertekende offerte
respectievelijk hypotheekakte geenszins verwarrend genoemd kan worden.
Hoogstens kan gezegd worden dat de achtergrond van de vergoeding niet aanstonds
duidelijk is, doch dat brengt niet de toepasselijkheid van artikel 6:238 lid 2 met zich
mee. Dat klemt naar het oordeel van de Commissie te meer nu op basis van de
gebezigde tekst van de desbetreffende bepaling geen enkel misverstand kan bestaan
over Consuments gehoudendheid tot betaling van een zekere vergoeding indien hij
overgaat tot tussentijdse aflossing van de hypothecaire lening.
5. Beslissing
De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van de Consument wordt afgewezen.

Bekijk de volledige uitspraak