Mijn Kifid

Uitspraak 2009-93

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 93
d.d. 22 oktober 2009
(mr. R.J. Paris, als voorzitter, mr. W.F.C. Baars en mevrouw
mr. J.W.M. Lenting)

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument van 19 juni 2008;
– het door Consument ingevulde en ondertekende vragenformulier, zoals ontvangen op
18 juli 2008;
– het verweerschrift van Aangeslotene van 6 februari 2009;
– de repliek van Consument van 1 maart 2009 (ten onrechte gedateerd 1 maart 2008);
– de dupliek van Aangeslotene van 26 maart 2009.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 In januari 2005 heeft Consument bij Aangeslotene naast de reeds lopende hypothecaire lening een consumptief krediet in een bepaalde vorm met een variabele rente afgesloten. Met dit krediet konden een aantal andere door Consument afgesloten kredieten worden afgelost. Eind 2006, nadat Consument weer een aantal nieuwe kredieten bij anderen dan Aangeslotene had afgesloten en de variabele rente van zijn hypothecair krediet was gestegen, kon Consument niet meer aan zijn betalingsverplichtingen voldoen hetgeen in december 2007 leidde tot de gedwongen verkoop van zijn huis.

3. Geschil

3.1 Consument vordert vergoeding van de door hem geleden schade, die door hem wordt begroot op een totaalbedrag van € 58.990,-.
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
Aangeslotene heeft onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij de toekenning van
onderhavig hypothecair krediet. Ten tijde van het afsluiten van het krediet liepen er meerdere leningen, hetgeen had moeten leiden tot hantering van een striktere inkomensnorm.
3.3 Aangeslotene maakt in haar brochure geen onderscheid tussen louter consumptief krediet en consumptief krediet met een hypothecaire dekking. Op basis van de inhoud van deze brochure is uitgegaan van een te grote aflossingscapaciteit van Consument, waardoor sprake is geweest van overkreditering. Als gevolg van deze overkreditering is Consument uiteindelijk gedwongen geweest zijn huis te verkopen.
3.4 Ter zitting heeft gemachtigde van Consument een nadere toelichting gegeven op de persoonlijke achtergrond van Consument en diens partner hetgeen hierop neerkomt dat zij onder de gegeven omstandigheden nimmer de consequenties van het aangaan van het hypothecair krediet hebben kunnen overzien.
3.5 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren aangevoerd.
Het eerste gesprek met Consument vond plaats op verzoek en advies van een
schuldhulpverleningsinstantie. Doel daarvan was om te komen tot een beter inzicht in de financiële positie van Consument en lagere financiële lasten. Daaraan werd voldaan nu het bij Aangeslotene afgesloten krediet werd aangewend voor het aflossen van een aantal lopende verplichtingen bij andere financiële instellingen. Van een groter of nieuw krediet was daarmee geen sprake. Voorts is er gekozen voor een krediet zonder opname mogelijkheid. Zonder de interventie van Aangeslotene mag aangenomen worden dat Consument, wiens schulden in het verleden al eens gesa¬neerd moesten worden, nog sneller in financiële problemen was geraakt.
3.6 Voor zover de Consument van mening is dat de Aangeslotene zich bij de toekenning van het krediet niet heeft gehouden aan de eigen verstrekkingsnormen moet worden meegenomen dat Aangeslotene naast het raadplegen van haar eigen systeem, tevens rekening gehouden heeft met de registratie van Consument bij het Bureau Krediet Registratie (BKR). De door Consument genoemde aflossingscapaciteit is niet de juiste ingeval van hypothecaire zekerheid. Aangeslotene erkent dat in de tekst van de brochure waarop Consument zich baseert een fout is gemaakt en in dat opzicht voor verwarring kan zorgen maar van een schending van haar zorgplicht is geen sprake.

4. Beoordeling

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de Commissie als volgt.
4.1 De Commissie is van mening dat, zo daarvan al sprake zou zijn, Aangeslotene niet kan worden verweten dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan overkreditering. De kredieten bestonden immers al en Consument bevond zich ten tijde van de kredietverlening reeds in een penibele financiële situatie. Aangeslotene heeft slechts op ver¬zoek van de betrokken schuldsaneringsinstantie gepoogd om de financiële situatie van Consument meer inzichtelijk te maken en de maandlasten te verlagen. Niet uitgesloten kan worden dat de Consument slechter af ware geweest als Aangeslote¬ne niet in was gegaan op het verzoek van de hulpverlenende instantie. Het verstrek¬ken van het hier aan de orde zijnde krediet dat bovendien geen extra opname¬moge¬lijkheid kende, mocht dan ook in het belang van Consument worden geacht. Aangeslotene heeft bovendien geen taak in de begeleiding van het schuldsanerings¬proces.
4.2 Voorts is het niet aan Aangeslotene te wijten dat Consument niet meer aan zijn beta¬lings¬verplichtingen kon voldoen. De variabele rente was in de loop der tijd weliswaar gestegen hetgeen heeft geleid tot een zekere lastenverzwaring maar de Commissie stelt tevens vast dat Consument door opnieuw een aantal kredieten aan te gaan, ook zelf voor extra lastenverzwaring heeft gezorgd.
4.3 De Commissie onderschrijft de visie van de Consument dat de tekst van de brochure op het punt van de vast te stellen leencapaciteit onjuist is geweest maar stelt tevens vast dat de thans door Consument ervaren financiële problemen daardoor niet zijn veroorzaakt.

5. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering dient te worden afgewezen.

Bekijk de volledige uitspraak