Mijn Kifid

Uitspraak 2010-05

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 5 d.d. 18 januari 2010
(mr R.J. Paris, voorzitter, mr J.W.H. Offerhaus en mr J.Th. de Wit)
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument van 1 september 2008;
– het door Consument ingevulde en ondertekende vragenformulier van 1 oktober 2008;
– het verweerschrift van Aangeslotene van 24 april 2009;
– de repliek van Consument van 18 mei 2009;
– de dupliek van Aangeslotene van 4 juni 2009.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 4 december
2009.
Aldaar zijn beide partijen verschenen.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Consument had sinds 8 december 1989 een hypothecaire geldlening bij Aangeslotene lopen met een verpande spaarpolis (spaarhypotheek). Het verzekerd kapitaal bedroeg EUR 49.916,-, gelijk aan het bedrag van de lening. De polis zou op 8 december 2016 expireren.
2.2 In verband met de aankoop van een nieuwe woning had Consument een offerte ter zake van een hypothecaire geldlening bij Aangeslotene aangevraagd voor het oversluiten van zijn huidige hypotheek. Deze offerte was door Aangeslotene op
27 januari 2003 aan Consument verstrekt. Het betrof een hypothecaire geldlening welke uit twee componenten was opgebouwd, te weten; 1) voornoemde spaarhypotheek en 2) een aflossingsvrije hypotheek ten bedrage van EUR 130.000,- met een looptijd van 30 jaar. Op 19 februari 2003 ging Consument met de offerte van
Aangeslotene akkoord.
2.3 Vervolgens ontdekte Aangeslotene een fout in de berekening van de spaarpremie van leningcomponent 1. Aangeslotene had 8 december 2019 als einddatum gehanteerd, terwijl dat in werkelijkheid 8 december 2016 had behoren te zijn. In december 2007 bracht Aangeslotene Consument op de hoogte van deze fout en trachtte zij tot een oplossing te komen: Consument zou een premie-aanpassing dienen te accepteren en Aangeslotene zou op haar beurt een deel uit eigen
middelen bijstorten om op einddatum tot het eindkapitaal van EUR 49.916 te komen.
3. Geschil
3.1 Consument vordert nakoming van de spaarverzekering zoals hij en Aangeslotene
deze zijn overeengekomen. Aangeslotene zal het thans voorziene tekort op het gegarandeerde eindkapitaal van EUR 49.916,- moeten aanvullen voor eigen rekening en risico;
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven op de volgende grondslagen:
In 1994 en in 2001 en 2003 is de rente van de geldlening herberekend, waarbij alle keren bij de premieberekening een fout is gemaakt (uitgegaan werd van een looptijd van 30 jaar in plaats van 27 jaar). Consument is geen deskundige op het gebied van hypotheken en hij had de fout dan ook nimmer zelfstandig kunnen ontdekken.
Aangeslotene komt pas na 13 jaar tot de conclusie dat er driemaal foutieve berekeningen zijn gemaakt. Consument stelt dat hier sprake is van grove nalatigheid aan de zijde van Aangeslotene.
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren aangevoerd:
Aangeslotene heeft weliswaar een fout gemaakt, echter hierdoor heeft Consument geen financieel nadeel geleden, hoogstens een rentenadeel. Toen Aangeslotene op de hoogte was geraakt van de foutieve berekening, heeft zij direct openheid van zaken gegeven en heeft zij getracht tot een redelijke oplossing te komen die Consument
niet heeft geaccepteerd.
4. Beoordeling
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de Commissie als volgt.
4.1 Uitgangspunt is dat partijen in beginsel gebonden zijn aan hetgeen zij met elkaar
overeengekomen zijn. In dit geval is in 1989 overeengekomen dat de polis in 2016 voor het daarin genoemde bedrag tot uitkering zou komen. Herstel van een kennelijke fout is mogelijk. Evenwel, in onderhavig geval was door Consument niet te onderkennen dat de premieberekening gebaseerd was op een andere looptijd dan
overeengekomen. Ook acht de Commissie van belang dat Aangeslotene driemaal een foutieve berekening gemaakt heeft en deze 18 jaar heeft laten bestaan zonder de fout te ontdekken. Niet weersproken is dat Consument herhaaldelijk met Aangeslotene besproken heeft dat de lening in 2016 afgelost zou zijn. Onder al die omstandigheden ziet de Commissie geen aanleiding af te wijken van het hiervoor vermelde
uitgangspunt dat partijen aan de tussen hen gesloten polis gebonden zijn.
4.2 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Consument dient te worden toegewezen.
5. Beslissing
De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de polis op de einddatum tot uitkering dient te komen tot het daarin genoemde bedrag zonder dat over het verleden een premieherberekening plaatsvindt.

Bekijk de volledige uitspraak