Mijn Kifid

Uitspraak 2010-100

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 100 d.d.
1 juni 2010
(mr. B. Sluijters, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. E.H. Hondius)

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

– het door de Ombudsman Financiële Dienstverlening overgelegde dossier;
– de klacht met bijlagen van 13 februari 2009;
– het ingevulde en op 22 maart 2009 door Consument ondertekende vragenformulier;
– het antwoord van Aangeslotene van 17 augustus 2009;
– de repliek van Consument van 1 september 2009; en
– de dupliek van Aangeslotene van 24 september 2009.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 2 februari 2010. Consument is niet ter zitting verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

2.1 Met ingang van 1 oktober 2001 heeft Consument bij de rechtsvoorganger van Aangeslotene een beleggingsverzekering afgesloten met als einddatum 1 oktober 2031.

2.2 In maart 2008 heeft de Ombudsman Financiële Dienstverlening een aanbeveling gedaan met betrekking tot gerezen geschillen over de kostenstructuur tussen particuliere afnemers van beleggingsverzekeringen en verzekeraars (hierna: de Aanbeveling).

2.3 Aangeslotene heeft vervolgens met consumentenorganisaties (hierna: de Stichtingen) een overeenkomst gesloten, waarin is vastgelegd op welke wijze de Aanbeveling zal worden uitgevoerd (hierna ook te noemen: het akkoord van december 2008). Deze overeen¬komst bepaalt onder meer dat een eventuele tegemoetkoming op de einddatum van de verzekering zal worden uitgekeerd.

2.4 Aangeslotene heeft bij brief van 6 februari 2009 in combinatie met een zogenaamde ‘flyer’ de uitvoering van de compensatieregeling voor beleggingsverzekeringen aan Consument toegelicht.

2.5 Uit de door Aangeslotene overgelegde informatie blijkt dat voor wat betreft vóór 1 januari 2008 gesloten beleggingsverzekeringen aan individuele verzekeringnemers uiterlijk in het derde kwartaal van 2010 zal worden bericht of zij recht hebben op een tegemoet¬koming.

3. Geschil

3.1 Consument vordert van Aangeslotene een eerdere berichtgeving omtrent de hem toekomende compensatie dan in december 2008 tussen Aangeslotene en de Stichtingen is overeengekomen. Tevens vordert Consument dat de compensatie direct wordt uitbetaald of wordt verrekend met de premie.

Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:

– Consument acht zich niet gebonden aan het akkoord van december 2008.
– Het akkoord van december 2008 leidt tot een voor klager onredelijke uitkomst zowel vanwege verlies aan rendement als verlies van compensatie bij overlijden van
verzekering¬nemer vóór de einddatum.

3.2 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, het volgende als verweer aangevoerd:

– Ter zitting heeft Aangeslotene een toelichting gegeven op de wijze waarop thans uitvoering wordt gegeven aan de compensatieregeling. In dat kader dienen historische gegevens opnieuw te worden gegenereerd alvorens tot een vaststelling te kunnen komen. Voor alle polishouders geldt, zowel om technische als om beleidsmatige redenen, dat de daarvoor benodigde tijd niet zonder extreme extra inspanningen op individuele basis kan worden verkort.
– De uitvoering door Aangeslotene is geheel overeenkomstig het akkoord van
december 2008.
– Er vindt op de einddatum ook compensatie plaats voor gemist beleggingsrendement
over teveel betaalde kosten.
– Compensatie wordt ook uitgekeerd in geval van overlijden van de verzekerde vóór de einddatum.

4. Beoordeling

4.1 De commissie acht voldoende aannemelijk gemaakt dat van Aangeslotene – zonder de uitvoering van de regeling voor de overige polishouders in nadelige zin te beïnvloeden – in redelijkheid niet kan worden gevergd om op een eerder tijdstip dan met de Stichtingen is overeengekomen de eventuele aanspraak van Consument op compensatie en de omvang daarvan vast te stellen.

4.2 Uit de door Consument overgelegde stukken blijkt niet van een zodanig belang voor Consument dat een andere uitvoering van de Aanbeveling dan is overeengekomen met de Stichtingen gerechtvaardigd is.

4.3 Uit het bovenstaande volgt dat de vordering van Consument moet worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering van Consument af.

Bekijk de volledige uitspraak