Mijn Kifid

Uitspraak 2010-11

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 11 d.d. 25 januari 2010
(mr. H.J. Schepen, voorzitter, de heer E.J.M. Mackay en mevrouw mr J.W.M. Lenting)
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de klacht van Consument zoals ontvangen op 7 mei 2009;
– het ingevulde en door Consument ondertekende vragenformulier de dato 21 mei 2009;
– het verweerschrift van Aangeslotene zoals ontvangen op 19 augustus 2009;
– conclusie van repliek, zoals ontvangen op 19 mei 2009;
Aangeslotene heeft bij schrijven van 25 augustus 2009 aangegeven af te zien van de mogelijkheid tot dupliceren.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 20 november 2009.
Aldaar zijn beide partijen verschenen.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Erflaatster sloot in juli 2006 een hypothecaire geldlening met variabele rente af bij Aangeslotene. Na haar overlijden op 12 januari 2007 is Consument als executeurtestamentair aangewezen de nalatenschap van zijn ex-echtgenote af te wikkelen. In die hoedanigheid is hij met Aangeslotene in contact getreden.
2.2 Ingevolge een gebrek aan liquide middelen vraagt Consument begin 2008 een overbruggingskrediet, nodig totdat de Belastingdienst een toegezegde storting gestand zou doen, aan bij Aangeslotene hetwelk hem wordt geweigerd. Hierdoor is Consument genoodzaakt uit eigen middelen enkele maanden lang de renteverplichtingen voortvloeiende uit de hypothecaire geldlening te voldoen.
2.3 Na de uitbetaling door de Belastingdienst is de woning in 2008 verkocht en de hypothecaire lening afgelost. Nu de erven de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard en er een naheffing van de Belastingdienst op rust welke nog niet is verwerkt kan Consument de aan de erven geleende gelden niet verhalen.
3. Geschil
3.1 Consument vordert de vergoeding van de door hem en de door de erven geleden schade, door hem begroot op een bedrag van € 10.000,00.
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
Aangeslotene heeft erflaatster ten onrechte een hypothecaire lening tegen variabele rente verstrekt. Gelet op de reeds lage rentestand had een geldlening met een vaste rente meer voor de hand gelegen. Aangeslotene heeft hiermee in strijd met de op haar rustende zorgplicht gehandeld. Volgens Consument is bovendien geen voorstel gedaan voor een overlijdensrisicoverzekering.
Voorts is het Consument niet duidelijk waarom er geen overbruggingskrediet ter beschikking is gesteld. Daarnaast diende Aangeslotene in te stemmen met de verhuur van het pand na het overlijden van erflaatster. Indien Aangeslotene van mening is dat verhuur een verhoogd risico met zich medebrengt moet verhuur worden uitgesloten in de akte en moet dit niet aan toestemming onderhevig zijn als die in geen geval wordt verleend.
Deze punten leiden Consument ertoe te concluderen dat Aangeslotene niet heeft gehandeld
conform de Gedragscode Hypothecaire Financieringen.
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren aangevoerd.
In tegenstelling tot de door Consument gestelde handelswijze heeft Aangeslotene Consuments ex-echtgenote zelfs geadviseerd de rente voor een korte periode vast te zetten. De ex-echtgenote heeft dit advies niet opgevolgd. Hiertoe was zij gerechtigd nu zij niet onder bewind was gesteld. Het afsluiten van een hypotheek onder de toenmalige voorwaarden is niet strijd met de zorgplicht. Daarnaast maakt het aanbieden van een
overlijdensrisicoverzekering geen deel uit van een standaardprocedure.
Aangeslotene betwist dat zij gehouden was een overbruggingskrediet te verlenen. Niet duidelijk was of de gelden door de Belastingdienst daadwerkelijk overgemaakt zouden worden. Bovendien is het aan Aangeslotene of zij al dan niet tot kredietverstrekking wenst over te gaan. Aangeslotene hoeft voorts niet mee te werken aan de verhuur van het onderpand waarvan zij hypotheekhouder is. Verhuur is namelijk onderhevig aan bepaalde risico’s welke de bank in deze niet wenste te nemen.
4. Beoordeling
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de Commissie als volgt.
4.1 De Commissie stelt vast dat erflaatster zelfstandig gerechtigd was een hypothecaire
lening af te sluiten. De op onderhavige lening van toepassing zijnde voorwaarden, de variabele
rente incluis, kunnen mitsdien niet aan Aangeslotene worden tegengeworpen. De stelling
van Consument dat het in de zorgplicht van Aangeslotene besloten lag erflaatster deze wijze
van financiering niet te verlenen is niet aannemelijk geworden. Aangeslotene is in deze dan
ook niet in haar zorgplicht tekort geschoten. Ditzelfde geldt met betrekking tot het niet
aanbieden van een overlijdensverzekering, gelet op de leeftijd van erflaatster (in 2006: 62 jaar) en de daarmee samenhangende hoge premie. Ook indien een dergelijke verzekering wél ter sprake was gekomen, dan nog zou de door Consument in zijn brief van 11 oktober 2008 omschreven terminale ziekte van erflaatster de totstandkoming daarvan in de weg hebben gestaan.
4.2 Evenmin heeft Consument aannemelijk kunnen maken dat Aangeslotene het verzoek tot het verlenen van een overbruggingskrediet om onjuiste redenen heeft verworpen.
Daarnaast is de Commissie van oordeel dat Aangeslotene niet onbegrijpelijk heeft gehandeld
in haar weigering het verzoek tot verhuur van het onderpand in te willigen. Het voorgaande betekent dat Aangeslotene conform de toepasselijke voorwaarden heeft gehandeld.
4.3 Op grond van het voorgaande dient de vordering van Consument te worden afgewezen.
5. Beslissing
De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

Bekijk de volledige uitspraak