Mijn Kifid

Uitspraak 2010-138

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 138 d.d. 12 juli 2010
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mevrouw mr.
A.M.T. Wigger en drs. A. Adriaansen)
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de klacht met bijlage van Consument van
8 september 2009;
– het ingevulde en door Consument ondertekende vragenformulier van 22 september 2009;
– het verweer van Aangeslotene van 11 januari 2010;
– de repliek van Consument van 28 januari 2010;
– de dupliek van Aangeslotene van 19 februari 2010.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen haar advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op vrijdag
9 april 2010. Ter zitting zijn beide partijen verschenen.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
In december 2004 is door Consument bij een van de rechtsvoorgangers van Aangeslotene een hypothecaire geldlening gesloten ter grootte van
€ 153.000,- .
Het betrof een lening met borgstelling van de kant van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). Nadat achterstanden waren ontstaan, is
Consument herhaaldelijk aangemaand om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen, bij gebreke waarvan Aangeslotene in november 2006 is overgegaan tot opeising van de lening. Een en ander heeft in maart 2007 geresulteerd in de
openbare verkoop van de woning. Aangeslotene heeft daarna getracht de resterende schuld van
€ 38.579,41 te verhalen op de Stichting WEW die borgstelling echter heeft geweigerd omdat geldgever onvoldoende controle zou hebben uitgeoefend bij de totstandkoming van onderhavige hypothecaire geldlening. Wel stond de Stichting
Aangeslotene toe om de restschuld zelf bij Consument in te vorderen.
3. Geschil
3.1. Consument vordert dat Aangeslotene zijn pogingen staakt om de uit onderhavige geldlening voortvloeiende restschuld ad € 38.579,41 op hem te verhalen.
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
3.2.1. Onderwerp van de klacht betreft niet de invordering door Aangeslotene maar het feit dat zij zich niet aan het financiële product heeft gehouden. Consument dient dan ook ontvankelijk in zijn klacht te worden verklaard. Nu de Commissie onderhavige kwestie in behandeling heeft genomen, komt Aangeslotene geen beroep meer toe op niet-ontvankelijkheid van het geschil.
3.2.2. Aangeslotene heeft een veel hogere lening verstrekt dan de toegestane € 113.000,- . Ter zitting heeft Consument te kennen gegeven dit onderdeel van zijn klacht in te trekken.
3.2.3. Aangeslotene heeft onvoldoende getracht tot een oplossing te komen alvorens over te gaan tot executoriale verkoop en had mitsdien nimmer toestemming mogen verkrijgen om zijn vordering op de ex- eigenaren te verhalen. Ook omdat er zowel bij de totstandkoming van de lening als de inning van de lening sprake is geweest van onvolkomenheden.
3.2.4. Dat Aangeslotene Consument 27 maal zou hebben aangemaand is niet geloofwaardig en strijdig met eerdere uitlatingen. Consument heeft dagelijks getracht Aangeslotene telefonisch en per fax te bereiken. Aangeslotene heeft echter nimmer gereageerd.
3.2.5. De ontstane restschuld is een gevolg van de stopzetting van de onderneming van de rechtsvoorganger van Aangeslotene. Stopzettingen van ondernemingen vraagt immers altijd om inning van gelden.
3.3. Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd.
3.3.1. Consument moet niet ontvankelijk in zijn klacht worden verklaard omdat er geen sprake is van een geschil in de zin van artikel 1 van het Reglement . Het invorderen van een restschuld kan immers niet worden beschouwd als een financiële dienst of product in de zin van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De executie is bovendien het gevolg van het verzuim van Consument en heeft betrekking op de gevolgen van de executie en niet op het product als zodanig.
3.3.2. Aangeslotene betwist dat zij Consument een te hoge lening heeft verstrekt. Een en ander viel destijds binnen de geldende acceptatienormen van de Stichting WEW. De daadwerkelijk verstrekte lening van € 153.000 viel ruim binnen de maximale
verstrekking ad € 186.346,- waarvoor Consument en zijn partner op grond van hun inkomen in aanmerking hadden kunnen komen.
3.3.3. Aangeslotene heeft Consument 27 maal aangeschreven in verband met de achterstand in betaling. Van enige goede wil tot betaling kan niet worden gesproken.
Aangeslotene is ook niets bekend van bijzondere omstandigheden waardoor Consument niet in staat zou zijn geweest om aan zijn verplichtingen te voldoen.
3.3.4. Dat Stichting WEW Aangeslotene heeft toegestaan de woning te executeren geeft al aan dat Aangeslotene zich heeft gehouden aan de meldingsverplichtingen jegens de Stichting inzake de ontstane achterstanden. Zo Consument zich niet kan verenigen met het besluit van de Stichting WEW om Aangeslotene toe te staan de restschuld
op Consument te verhalen, ware het beter dat Consument zich tot die Stichting wendt.
3.3.5. Aangeslotene bestrijdt dat zij haar standpunt enkel baseert op het oordeel van de Ombudsman.
3.3.6. Aangeslotene betwist dat een overdacht van de portefeuille inhoudt dat eerder tot inning van de vordering wordt overgegaan. Het contract wordt enkel door een andere juridische entiteit afgewikkeld.
4. Beoordeling
4.1. Ingevolge het bepaalde onder artikel 4 van het Reglement van de Geschillencommissie kan een Consument zich tot de Commissie wenden over ieder blijk van onvrede inzake betaaldiensten, financiële producten of financiële dienstverlening Voor het begrip Financiële Dienst wordt in het Reglement verwezen naar de Wft die een overeenkomst tot het aangaan van een hypothecaire geldlening beschouwt als een zogenaamd impactvol (financieel) product. Dit betekent dat klachten over dergelijke overeenkomsten in beginsel voor behandeling door de Geschillencommissie in aanmerking komen. Niet valt in te zien dat de feitelijke uitvoering van deze overeenkomst niet kan worden aangemerkt als een financiële dienst respectievelijk financieel product in de zin van de wet. Noch de wet noch de toelichting daarop bieden daarvoor aanknopingspunten. Consument dient mitsdien
ontvankelijk in zijn klacht te worden verklaard.
4.2. Voor wat betreft de inhoudelijke beoordeling van de door Consument voorgelegde klacht overweegt de Commissie als volgt.
Dat zich onvolkomenheden hebben voorgedaan bij de totstandkoming van onderhavige geldleningsovereenkomst in de contractuele relatie tussen Aangeslotene en de Stichting WEW regardeert Consument niet en is niet relevant voor onderhavige procedure. Consument is immers geen partij in de borgstellingsovereenkomst tussen enerzijds Aangeslotene als geldgever en anderzijds de Stichting WEW. Van belang in deze is slechts of Aangeslotene zich ingevolge de tussen partijen van toepassing zijnde voorwaarden in voldoende mate heeft ingespannen om met Consument tot een oplossing te komen alvorens tot opeising van de geldlening en executie van de woning over te gaan. De enkele ontkenning van Consument dat dat niet het geval is geweest acht de Commissie onvoldoende. Eens te meer nu Aangeslotene gemotiveerd en gedocumenteerd heeft aangevoerd en Consument niet dan wel onvoldoende heeft betwist dat aanvankelijk een regeling met Consument was overeengekomen maar nadat de betalingen op enig moment waren gestopt, Aangeslotene informatiebureau X heeft ingeschakeld, op basis van wiens in deze procedure overgelegde rapportage de dato
28 augustus 2006 Aangeslotene bevestigd werd in haar opvatting dat Consument niets meer kon en wilde betalen en dat Consument in dat kader zelfs heeft overwogen om de schuldsanering in te schakelen. Waar kennelijk geen verdere betaling mogelijk was en Consument ook thans op geen enkele wijze aangeeft welke oplossing toen wel mogelijk geweest zou zijn, kan geenszins worden
aangenomen dat Aangeslotene onvoldoende heeft getracht om tot een oplossing te komen alvorens tot executie over te aan. De Commissie is dan ook van oordeel dat Aangeslotene heeft gehandeld in overeenstemming met hetgeen van een geldverstrekker onder genoemde omstandigheden verwacht kan worden. De vordering van Consument komt mitsdien niet voor toewijzing in aanmerking.
5. Beslissing
De Commissie beslist, bij wijze van bindend advies, dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

Bekijk de volledige uitspraak