Mijn Kifid

Uitspraak 2010-186

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 186
d.d. 28 oktober 2010
(mr. B.F. Keulen, voorzitter)

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– de door Consument ingevulde en op 10 december 2008 en 24 juli 2009 ondertekende vragenformulieren met bijlagen waaronder (met stukken onderbouwde) schriftelijke standpunten van 25 februari en 11 maart 2009;
– het antwoord van Aangeslotene van 23 februari 2010;
– de repliek van Consument van 6 maart 2010 met bijlage; en
– de dupliek van Aangeslotene van 29 maart 2010 met bijlagen.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie heeft ervan afgezien partijen op te roepen voor een mondelinge behandeling en heeft besloten dit geschil overeenkomstig 16.4 van het Reglement af te doen op stukken.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

2.1 Met als ingangsdatum 1 april 1988 heeft Consument door tussenkomst van een rechts¬voorgangster van Aangeslotene, bij wie hij in dienst was, als onderdeel van de door zijn werkgever gesloten collectieve risicoverzekering een overlijdensrisico¬verzekering gesloten. Het aanvraagformulier/tevens polisblad vermeldt wel de ingangsdatum van de verzekering maar vermeldt geen einddatum.

2.2 Consument diende deze overlijdensrisicoverzekering te sluiten in verband met het aangaan van een hypothecaire lening met een looptijd van 25 jaar. Na een aantal jaren verviel deze verplichting en heeft Consument de verzekering ongewijzigd vrijwillig voortgezet.

2.3 Sedert 1 januari 2003 is sprake van premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid. Op 25 november 2011 bereikt Consument de leeftijd van 65 jaar.

2.4 Volgens de bepalingen van het collectief contract eindigt de verzekering op
31 december 2011, zijnde de eerste peildatum na de 65ste verjaardag van Consument.

3. Geschil

3.1 Consument vordert levenslange ongewijzigde voortzetting van de door hem met ingang van 1 april 1988 gesloten risicoverzekering.

3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen. Consument heeft op 23 maart 1998 het aanmeldingsformulier “Collectieve risico¬verzekering” van de desbetreffende verzekeraar ondertekend. Dit formulier noemt een begindatum maar een einddatum is niet ingevuld. Ten tijde van het aangaan van de verzekering en/of de vrijwillige voortzetting daarvan had Aangeslotene Consument beter moeten voorlichten. Door dat niet te hebben gedaan, geldt uitsluitend het aanmeldings¬formulier en is van een einddatum geen sprake.

3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd.
Het enkele feit dat op het aanmeldingsformulier geen concrete einddatum is vermeld, betekent niet automatisch dat de polis voor onbepaalde duur is gesloten. Er is uiteindelijk duidelijkheid verstrekt over de polis. Voor de ontstane verwarring zijn verontschuldigingen aangeboden. Verlenging van de polis is uitgesloten omdat het collectief contract, waartoe de overlijdensrisicoverzekering behoort, in 2012 in zijn geheel zal worden beëindigd. De onderhavige verzekering vormt onderdeel van een collectieve risicoverzekering. Daarop is een reglement van toepassing dat door Consument opgevraagd had kunnen worden. In het reglement is een duidelijke eind¬datum opgenomen, te weten: “de eerste peildatum samenvallend met of volgend op de 65e verjaardag van verzekerde”. Over een andere invulling van de voorwaarden of het voortzetten van de polis dient Consument zich te wenden tot de verzekeraar.

4. Beoordeling

4.1 Nu Consument zich beroept op het aanmeldingsformulier/polisblad waarop een eind¬datum van de verzekering ontbreekt en Aangeslotene verwijst naar het reglement van de collectieve verzekering waarvan de door Consument gesloten verzekering deel uitmaakt, is het van belang te onderzoeken onder welke omstandigheden en met welk doel de verzekering is gesloten.

4.2 Vaststaat dat Consument de verzekering diende te sluiten in verband met het aangaan van een hypothecaire lening met een looptijd van 25 jaar. De Commissie oordeelt het aannemelijk dat in verband daarmede de duur van de verzekering in ieder geval ongeveer gelijk was aan de duur van de geldlening. Voorts is van belang dat de verzekering onderdeel vormde van een door de werkgever van Consument gesloten collectief contract. De kop van het aanmeldingsformulier vermeldt “Aanmelding collectieve risicoverzekering” en achter de naam van de begunstigde is vermeld: “volgens kollektief kontrakt [naam verzekeraar] geldt een standaardbegunstiging….”. Het moet Consument derhalve duidelijk zijn geweest dat sprake was van een collectieve regeling voor het personeel van zijn werkgever. De Commissie acht het aannemelijk dat bij het aangaan van de geldlening en het sluiten van de verzekering ook in die zin met Consument is gesproken door zijn werkgeefster, de rechts¬voorgangster van Aangeslotene. Het collectief contract bepaalt dat de risico¬verzekering van Consument eindigt per 31 december 2011.

4.3 Consument voert slechts aan dat het aanmeldingsformulier/het polisblad geen eind¬datum vermeldt, zodat hij dùs recht heeft op ongewijzigde levenslange voort¬zetting van de verzekering. Consument heeft met geen enkel argument onderbouwd dat en waarom hij bij gebreke van een einddatum op het aanvraagformulier/het polisblad recht heeft op voortzetting van de polis tot zijn overlijden, hetgeen zou betekenen dat van een risico¬verzekering geen sprake is, nu bij voorbaat in de visie van Consument vaststaat dat het verzekerde bedrag ooit zal worden uitgekeerd.

4.4 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de Commissie van oordeel dat het er voor moet worden gehouden dat de einddatum van de door Consument gesloten risicoverzekering 31 december 2011 is. Het ware beter geweest wanneer de rechts¬voorgangster van Aangeslotene er zorg voor had gedragen dat de einddatum wel op het aanmeldingsformulier/het polisblad was vermeld of dat op dat punt uitdrukkelijk zou zijn verwezen naar de voorwaarden van het collectief contract. Dat dat niet is gebeurd kan evenwel niet leiden tot toewijzing van de vordering van Consument.

4.5 Dat Aangeslotene blijkens haar brief van 10 juli 2009 heeft getracht het standpunt van Consument ingang te doen vinden bij de verzekeraar leidt evenmin tot een ander oordeel.

5. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering af.

Bekijk de volledige uitspraak