Mijn Kifid

Uitspraak 2010-41

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 41 d.d. 23 februari 2010
(mr. R.J. Paris, voorzitter, drs. A. Adriaansen en mr. J.W.H. Offerhaus)
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument van 2 juli 2008;
– het antwoord van Aangeslotene van 20 augustus 2009;
– de repliek van Consument van 1 september 2009;
– de dupliek van Aangeslotene van 24 september 2009.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 15 januari 2010. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2. Aangeslotene heeft over het eerste en tweede kwartaal van 2008 een debetrente ten bedrage van € 168,27 en € 151,15 in mindering gebracht op de bankrekening van Consument bij Aangeslotene.
3. Geschil
3.1. Consument vordert vergoeding van de hem door Aangeslotene in rekening gebrachte debetrente voor een totaalbedrag van € 319,42.
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
3.2.1 Consument stelt dat er op de dagen waarover debetrente berekend is geen sprake
was van een daadwerkelijke debetstand.
3.2.2 Voorts acht Consument de algemene voorwaarden omtrent de valuteringregels van
Aangeslotene onredelijk en onlogisch. Ter zitting heeft Consument daaraan nog toegevoegd dat op Aangeslotene een actieve plicht rust om er voor zorg te dragen dat algemene voorwaarden niet evident onredelijk en onbillijk zijn.
3.2.3 Aangeslotene is tevens tekortgeschoten in haar voorlichting omtrent valutering. Van een consument mag niet verwacht worden dat hij het verschil tussen boekdatum en valutadatum kent.
3.2.4 Consument betwist dat de valuteringsregels maatschappelijk aanvaard zijn. Het feit dat iets al lang bestaat, betekent niet dat het maatschappelijk aanvaard is.
3.2.5 Aangeslotene had een voorschot kunnen en moeten nemen op de toekomstige wetgeving gebaseerd op een Europese richtlijn omtrent valutering.
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren aangevoerd.
3.3.1 Aangeslotene is overeenkomstig haar valuteringregels gerechtigd debetrente in rekening te brengen op grond van artikel 16 van haar algemene voorwaarden. Hierin wordt bepaald dat de bank bevoegd is ter zake van haar dienstverlening provisies en vergoedingen aan de cliënt in rekening te brengen. Aangezien de algemene voorwaarden onderdeel uitmaken van de tussen partijen ter zake de bankrekening gesloten overeenkomst wordt Consument geacht kennis te hebben genomen van die algemene voorwaarden. Vervolgens worden de valuteringregels in een brochure toegelicht. Deze is zeer makkelijk verkrijgbaar en zeer toegankelijk. Aangeslotene
betwist dat de valuteringsregels in strijd zijn met de vertrouwensrelatie tussen Consument en Aangeslotene.
3.3.2 De gehanteerde valutering is volledig transparant, aangezien van iedere boeking op
het rekeningafschrift of via internetbankieren de gehanteerde valutadatum wordt gerapporteerd.
3.3.3 Voorts wijst Aangeslotene op een vonnis gewezen door de Rechtbank Amsterdam op
18 maart 2009 (zaaknummer 394614), waarin onder meer werd geoordeeld dat valutering maatschappelijk is aanvaard, de grondslag voor valutering is gelegen in artikel 16 van de algemene voorwaarden van Aangeslotene en de informatieverstrekking inzake valutering voldoende transparant, duidelijk, correct en niet misleidend is.
4. Beoordeling
4.1 Vaststaat dat Consument een overeenkomst met Aangeslotene heeft gesloten om een bankrekening te voeren. De Commissie overweegt dat Aangeslotene met Consument in de Algemene Voorwaarden behorende bij deze rekening is
overeengekomen dat Aangeslotene de vrijheid heeft op basis van haar beleidsuitgangspunten rente en provisies te berekenen op de bij de bank gebruikelijke wijze. Niet is gebleken dat de Aangeslotene van deze vrijheid een kennelijk onredelijk gebruik heeft gemaakt of dat de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn.
4.2 De Commissie constateert dat de voorlichting omtrent valutering die Consument voorafgaand aan het openen van zijn rekening van Aangeslotene verstrekt heeft gekregen, hem in staat diende te stellen om zich bewust te zijn van het verschil tussen de boekdatum en valutadatum. Aangeslotene heeft nadrukkelijk op dit verschil
gewezen in de beschikbare brochure. Indien Consument niet de tijd wil nemen om het overeengekomene te lezen, komt dat voor zijn rekening. Tevens stond zowel de boekdatum als de valutadatum op de bankafschriften van Consument vermeld.
Consument heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat Aangeslotene omtrent haar informatieplicht en haar zorgplicht tekort is geschoten. Evenmin kan gezegd worden dat Aangeslotene gehandeld heeft in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. Nu Consument zich bij zijn transacties enkel op de boekdatum heeft gericht en er een debetstand is ontstaan omdat Aangeslotene uit is gegaan van de valutadatum, betreft dit naar het oordeel van de Commissie geen omstandigheid die aan Aangeslotene kan worden tegengeworpen.
4.3 De Commissie concludeert dat de vordering van Consument moet worden afgewezen.
5. Beslissing
De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

Bekijk de volledige uitspraak