Mijn Kifid

Uitspraak 2010-82

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 82 d.d. 21 april 2010
(prof. mr. E.H. Hondius, voorzitter, mevrouw mr. A.M.T. Wigger en mr. W.F.C. Baars)
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van
19 december 2008;
– het verweerschrift van Aangeslotene van 17 juli 2008;
– de conclusie van repliek van Consument van 14 augustus 2009;
– de conclusie van dupliek van Aangeslotene van 23 september 2009.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op vrijdag 8 januari 2010. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
Consument heeft op 8 februari 1999 een doorlopend krediet bij een van de rechtsvoorgangers van Aangeslotene afgesloten met een kredietlimiet van € 18.002,83 in het kader waarvan Consument maandelijks een bedrag van
€ 180,- aan rente en aflossing betaalde. Nadat Consument op 25 juli 2006 vijfenzestig jaar was
geworden, werd de maandtermijn verhoogd teneinde het krediet in vijf jaar tijd in zijn
geheel af te lossen. Vanaf dat moment werd door Aangeslotene conform het daarover in de algemene voorwaarden bepaalde aan Consument een bedrag van € 425,- per maand in rekening gebracht. Consument heeft daarover op 27 april 2007 een klacht bij Aangeslotene ingediend.
3. Geschil
3.1 Consument vordert dat Aangeslotene hem maandelijks een bedrag € 200,- vergoedt over een maximale periode van 36 maanden.
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
3.2.1. Aangeslotene heeft Consument niet dan wel onjuist geïnformeerd over de stand van zaken aangaande de lening. Consument heeft jarenlang maandelijks een bedrag van €180,- betaald en daarbij is nimmer enige betalingsachterstand ontstaan hetgeen Aangeslotene hem heeft bevestigd.
3.2.2. Aangeslotene wist dat het naderen van de leeftijdsgrens van 65 jaar verregaande consequenties zou hebben voor de aflossing van de lening. Het had op de weg van Aangeslotene gelegen om Consument in elk geval tijdig en correct te informeren over deze consequenties. Het was de verantwoordelijkheid van Aangeslotene om
Consument op de bijzondere omstandigheden met de daarbij behorende gevolgen voor de aflossing van de lening te wijzen.
3.2.3. De vastgestelde aflossingsbedragen gaan de financiële draagkracht van Consument te boven. Ter zitting stelt Consument de incassoprocedure van Aangeslotene als zeer dreigend te ervaren.
3.3. Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren aangevoerd.
3.3.1. Aangeslotene heeft niet bemiddeld bij de totstandkoming van het krediet maar was slechts de aanbieder van het krediet. Aangeslotene heeft dus geen advies gegeven in deze.
3.3.2. Consument is bij het aangaan van de kredietovereenkomst akkoord gegaan met de
toepasselijke Algemene Voorwaarden. In deze voorwaarden is onder punt 5 een duidelijke bepaling opgenomen over de afbouw van de kredietlimiet bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd. Aangeslotene is bij het bereiken van de
60-jarige leeftijd van de eerste kredietnemer gerechtigd de kredietlimiet af te bouwen door middel van een aflossing bovenop de rentelast ter grootte van 1/60 deel van de kredietlimiet.
Deze maatregel is er op gericht dat het krediet bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd geheel is ingelost.
3.3.3. Nadat Aangeslotene had vastgesteld dat Consument bij het bereiken van de 65-jarige
leeftijd het krediet nog niet had afgelost is Consument coulancehalve in de gelegenheid gesteld om het krediet alsnog in vijf jaar af te lossen middels een maandtermijn van € 425,-.
3.3.4. Aangeslotene verstuurt iedere maand een overzicht naar het adres van Consument waarop vermeld staat welk bedrag in een bepaalde periode is geïncasseerd en welk bedrag aan rente is geboekt.
3.3.5. Ter zitting heeft Aangeslotene toegelicht dat zij pas later heeft geconstateerd dat Consument de 60-jarige leeftijd reeds had bereikt en dat door deze omissie het krediet van Consument pas vanaf zijn 65-jarige leeftijd structureel werd afgebouwd
door middel van verhoging van de maandelijkse termijnen. Aangeslotene betwist daarnaast dat zij een informatieverplichting heeft als het gaat om de afbouw van het krediet aangezien deze duidelijk in de vigerende Algemene Voorwaarden staan
omschreven. Dit zijn gebruikelijke bepalingen.
3.3.6. Aangeslotene is, zoals zij reeds eerder heeft toegezegd, nog steeds bereid om aan de hand van de financiële situatie van Consument te kijken naar een oplossing.
Consument is echter niet bereid inzicht te verlenen in zijn financiële positie teneinde tot een aanvaardbare aflossingsregeling te komen. Met de vordering van Consument dat de aflossing dient te worden beperkt tot € 200,- per maand kan zij derhalve niet akkoord gaan.
4. Beoordeling
4.1. De Commissie stelt vast dat Aangeslotene en Consument zijn overeengekomen dat de uitstaande kredietsom vanaf het bereiken van de 60-jarige leeftijd van Consument in een toenemende mate zal worden afgebouwd. Aangeslotene heeft echter nagelaten om bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd nadere invulling te geven aan deze
afbouwverplichting met als gevolg dat Consument de daaropvolgende vijf jaar enkel rentebetalingen heeft verricht en het krediet niet werd afgelost. Pas bij navragen door Consument heeft Aangeslotene een en ander alsnog, verlaat ten uitvoer gelegd. Gelet op het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van Consument acht de Commissie dit tijdsverloop buitengewoon ongelukkig. Van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van onderhavige kredietovereenkomst is – mede gelet op het feit dat Aangeslotene bereid is gebleken om te komen tot een wijziging in de aflossingsregeling als daar gelet op de financiële positie van de Consument aanleiding toe is – naar het oordeel van de Commissie echter geen sprake.
4.2. Ten overvloede stelt de Commissie daarnaast vast dat Consument op grond van de vigerende Algemene Voorwaarden op de hoogte had kunnen zijn van de in deze Voorwaarden opgenomen afbouwverplichting. Dat Aangeslotene pas later een beroep op deze haar toekomende bevoegdheid heeft gedaan doet aan die verplichting echter niet af. Consument had zich bovendien aan de hand van de rekeningoverzichten
kunnen vergewissen van het feit dat hij tot dusver enkel rentebetalingen ten aanzien van zijn openstaande lening had verricht en het krediet daarmee niet werd afgelost. Zo er al sprake geweest zou zijn van een toerekenbare nakoming in de kredietovereenkomst aan de zijde van Aangeslotene, dan is hier naar het oordeel van
de Commissie sprake van omstandigheden die voor rekening van Consument dienen te komen.
4.3 Het voorgaande moet tot de conclusie leiden dat de vordering van Consument dient te worden afgewezen.
5. Beslissing
De Commissie beslist, als bindend advies, dat de vordering van Consument dient te worden
afgewezen.

Bekijk de volledige uitspraak