Mijn Kifid

Uitspraak 2011-1

Klachteninstituut Financiële Dienstverlening – Postbus 93257 – 2509 AG – Den Haag –
Tel. 070 333 89 60 – Fax 070-3338969 – www.kifid.nl
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 1 d.d.
3 januari 2011
(mr. B.F. Keulen, voorzitter, prof. mr. E.H. Hondius en mr. P.A. Offers)
Samenvatting
Verduistering motorjacht door ingeschakelde bemiddelaar. Lacune in
verzekeringsvoorwaarden. Haviltex-formule en artikel 6:238 BW. Verzekerde moet
verduistering voldoende aannemelijk maken en slaagt in casu daarin. Geen schending plicht
verzekerde tot vermijding verduistering door verschaffing reservesleutels aan bemiddelaar
omdat verzekerde betrouwbaarheid bemiddelaar van te voren had getest.
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende
stukken:
– het door de Ombudsman Financiële Dienstverlening overgelegde dossier;
– de brief namens Consument van 13 april 2010 met bijlagen;
– het ingevulde en op 3 april 2010 door Consument ondertekende vragenformulier;
– het antwoord van Aangeslotene van 8 juli 2010;
– de repliek van Consument van 26 juli 2010;
– de dupliek van Aangeslotene van 3 augustus 2010.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft voorts vastgesteld dat Aangeslotene heeft verklaard het advies niet als
bindend te aanvaarden. Op grond van artikel 19 lid 3 van haar Reglement betekent dit dat de
Commissie een niet-bindende uitspraak zal doen.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op
maandag 22 november 2010.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
– Consument is eigenaar van een motorjacht. In verband met een door Consument
afgesloten hypotheek staat het vaartuig ingeschreven in het scheepskadaster;
– Consument heeft het jacht in 2002 verzekerd door een pleziervaartuigenverzekering
(“Verzekering”) te sluiten bij Aangeslotene;
2/6
– in artikel 3 aanhef en sub d van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden wordt het
volgende bepaald:
“Schade aan het vaartuig:
Verzekerde heeft aanspraak op vergoeding van door hem in zijn vermogen geleden
schade door verlies van het geheel of een gedeelte, alsmede de kosten van herstel
wegens beschadiging van het vaartuig door:
(…)
d. diefstal of een poging daartoe, zowel van het gehele vaartuig als van de tot
de standaarduitrusting daarvan behorende voorwerpen en onderdelen;”;
– artikel 14, paragraaf 5 van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden bepaalt het
volgende:
“Verplichtingen in geval van schade
(….)
Par. 5. Bij diefstal en verduistering van het vaartuig is verzekerde verplicht
onmiddellijk na de ontdekking van de diefstal of verduistering hiervan aangifte
te doen bij de politie of een andere tot opsporing bevoegde overheidsinstantie.
De maatschappij heeft het recht gedurende een termijn van 45 dagen
na het ogenblik van diefstal resp. verduistering, het resultaat van de
opsporingswerkzaamheden af te wachten. Daarna volgt met inachtneming van
het bepaalde in Artikel 18, betaling der vastgestelde schadevergoeding, echter
na voorafgaande overdracht door verzekerde van al zijn eigendomsrechten
terzake van het gestolen of verduisterde object.”;
– Consument wilde het jacht op een gegeven moment verkopen. Toen dat geruime tijd
niet lukte heeft zij daartoe de bemiddeling ingeroepen van zekere H;
– in 2008 heeft H het initiatief genomen om te komen tot een transactie waarbij het
jacht met bijbetaling van een zeker bedrag zou worden geruild tegen een partij
meubelen;
– Consument heeft op 2 november 2008 aangifte bij de politie gedaan van verduistering
van het jacht door H. Bij brief van 19 augustus 2009 heeft het openbaar ministerie
aan Consument laten weten dat niet tot vervolging zou worden overgegaan;
– Consument heeft van Aangeslotene uitkering wegens diefstel of verduistering
gevorderd;
– op grond van een door Aangeslotene ingeschakeld onderzoeksbureau opgesteld
rapport heeft Aangeslotene de schadeclaim van Consument afgewezen.
3. Geschil
3.1 Consument vordert dat Aangeslotene haar uit hoofde van de Verzekering een bedrag
van € 45.350,- uitkeert wegens diefstal of verduistering van het jacht.
3/6
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
Consument stelt dat geen sprake is van een ruilovereenkomst zoals door
Aangeslotene gesteld. Daaromtrent is niets op schrift gesteld. Consument heeft de
eigendom van het jacht ook niet aan H overgedragen. Er is sprake van diefstal of
verduistering van het jacht door H. Consument wijst erop dat uit de jurisprudentie
blijkt dat aan het bewijs van gestelde diefstal geen al te zware eisen mogen worden
gesteld. Door de aangifte door Consument is de diefstal of verduistering voldoende
aannemelijk gemaakt. De bewijslast om aan te tonen dat geen sprake is van een
gedekt evenement rust op Aangeslotene.
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
Consument dient te bewijzen dat sprake is van een gedekt evenement maar heeft niet
kunnen bewijzen dat het jacht is gestolen of verduisterd. Volgens Aangeslotene is
sprake van een privaatrechtelijk geschil tussen Consument en H en is er geen
onvrijwillig bezitsverlies bij Consument. Consument dient H aan te spreken. Voor het
geval wel sprake zou zijn van diefstal of verduistering stelt Aangeslotene dat
Consument niet voldaan heeft aan haar zorgplicht ter vermijding en voorkoming
daarvan. Dit betekent dat in dat geval de gestelde schade voor rekening van
Consument moet blijven omdat de belangen van Aangeslotene door Consument zijn
geschaad. Tenslotte is Aangeslotene van mening dat Consument niet heeft voldaan
aan haar verplichting om de schade zoveel mogelijk te beperken en in dat kader alles
in het werk te stellen om de locatie van het jacht te achterhalen.
4. Zitting
4.1 Ter zitting hebben Consument en Aangeslotene hun standpunten nader toegelicht.
5. Beoordeling
5.1 De vraag waarvoor de Commissie zich in het onderhavige geval gesteld ziet is of
sprake is van diefstal of verduistering in de zin van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden.
5.2 De Commissie stelt in dit verband vast dat de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden
in artikel 3, onderdeel d uitsluitend spreken over “diefstal of een poging
daartoe” en anderzijds in artikel 14, paragraaf 5 de uitdrukking “diefstal en
verduistering” bezigen. Dit verschil in terminologie doet de vraag rijzen welke
bepaling in het onderhavige geval dient te prevaleren. Indien artikel 3 onder d zou
prevaleren zou dat betekenen dat de Commissie uitsluitend zou moeten vaststellen
of er sprake is van diefstal, verduistering zou dan niet gedekt zijn. Indien artikel 14
4/6
paragraaf 5 prevaleert dient de Commissie na te gaan of sprake is van diefstal of
verduistering.
5.3 De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of
dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden
beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen
van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die
partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze
bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van
elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635).
5.4 De Commissie is van oordeel dat Consument in het onderhavige geval er redelijkerwijs
vanuit mocht gaan dat (ook) schade door verduistering van het vaartuig gedekt
zou zijn onder de toepasselijke voorwaarden. Artikel 14, paragraaf 5 zou voor zover
daar over “verduistering” wordt gesproken bij een andere uitleg immers zinledig zijn.
Tevens wijst de Commissie erop dat in de email van 30 oktober 2008 van
Aangeslotene aan het door haar ingeschakelde onderzoeksbureau de opdracht
uitdrukkelijk wordt omschreven als schade als gevolg van diefstal en of verduistering
hetgeen er op duidt dat Aangeslotene er zelf ook vanuit gaat dat verduistering als
gedekt evenement onder de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden valt. Tenslotte
acht de Commissie relevant dat Aangeslotene tijdens de procedure, ook na inschakeling
van een advocaat, nooit heeft aangevoerd dat verduistering niet gedekt zou
zijn.
5.5 Los van het in onderdeel 5.4 overwogene wijst de Commissie op artikel 6:238, lid 2
BW waarin is bepaald dat bij een overeenkomst tussen een gebruiker van algemene
voorwaarden en een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een
beroep of bedrijf de bedingen duidelijk en begrijpelijk moeten zijn opgesteld en dat bij
twijfel over de betekenis van een beding de voor de wederpartij gunstigste uitleg
prevaleert.
5.6 Uitgaande van het bovenstaande zal de Commissie thans onderzoeken of er sprake is
van diefstal of verduistering in de zin van de toepasselijke voorwaarden. Aangezien
deze begrippen in de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden niet zijn gedefinieerd
gaat de Commissie hierbij uit van de in het Wetboek van Strafrecht gegeven
definities. Tevens zal de Commissie aansluiten bij eerdere uitspraken van de
(voorgangster van de) Commissie (RvT 23 juli 2001, 2001/42) en de burgerlijke
rechter (HR 28 oktober 1994, NJ 1995, 141 en HR 11 april 2003, NJ 2004, 568)
waaruit blijkt dat de bewijslast ten aanzien van het gedekte evenement op de
verzekerde rust maar dat aan dat bewijs niet al te zware eisen mogen worden gesteld
5/6
en dat verzekerde voldoende aannemelijk moet maken dat het gedekte evenement
(in casu diefstal of verduistering) heeft plaatsgevonden.
5.7 De Commissie neemt hierbij de bij de feiten genoemde elementen in aanmerking.
Kort gezegd: dat Consument eigenaar is van het motorjacht, dat het motorjacht staat
ingeschreven in het scheepskadaster als gevolg van een door Consument afgesloten
hypotheek en dat de eigendom daardoor niet zonder medewerking van Consument
aan een derde kan worden overgedragen, dat Consument het jacht tevergeefs
probeerde te verkopen, dat Consument vervolgens de bemiddeling heeft ingeroepen
van H, dat H het initiatief heeft genomen om te komen tot een ruil van het jacht met
bijbetaling van een zeker bedrag tegen een partij meubelen en deze ruil mogelijk heeft
uitgevoerd en dat Consument na de verdwijning van het jacht aangifte van
verduistering heeft gedaan tegen H. Hiernaast acht de Commissie de volgende
omstandigheden in het onderhavige geval relevant: dat H in het kader van de
voorgenomen verkoop over de feitelijke macht over het jacht beschikte, dat H het
jacht in eerste instantie met instemming van Consument naar een andere ligplaats
heeft gebracht en het daar vervolgens zonder instemming van Consument weer heeft
weggehaald met onbekende bestemming en tenslotte dat uit het door Aangeslotene
ingeschakelde onderzoeksbureau gemaakte verslag blijkt dat H zich vreemd gedroeg,
zo wilde hij het kenteken van zijn auto niet bekend maken aan de onderzoeker en
wilde hij de onderzoeker niet laten weten waar het jacht zich op dat moment
bevond.
5.8 Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden stelt de Commisie vast dat
door Consument onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat sprake is van diefstal van
het jacht. De Commissie is daarentegen van oordeel dat door Consument wel
voldoende aannemelijk is gemaakt dat H het jacht heeft verduisterd. De Commissie
komt tot dit oordeel omdat H het jacht (kennelijk) zonder instemming van
Consument heeft verplaatst van de laatst aan Consument bekende ligplaats naar een
voor Consument onbekende ligplaats en het gegeven dat H weigert de huidige
ligplaats van het jacht bekend te maken. Verder hecht de Commissie betekenis aan de
mededeling van H zoals blijkt uit het onderzoeks- rapport dat hij het jacht heeft
geruild tegen een partij meubelen. Consument heeft gemotiveerd aangegeven niet te
hebben ingestemd met de door H voorgestelde ruil en heeft actie ondernomen door
aangifte tegen H te doen wegens verduistering. Tenslotte is niet gebleken dat door
Consument is meegewerkt aan overdracht van de eigendom van het aan een derde al
dan niet in het kader van een ruilovereenkomst.
5.9 Aangeslotene heeft voor het geval de Commissie zou oordelen dat wel sprake is van
diefstal of verduistering, gesteld dat Consument niet voldaan heeft aan haar zorgplicht
6/6
ter vermijding en voorkoming daarvan. De Commissie wijst dit van de hand.
Consument heeft in het proces-verbaal van aangifte van verduistering verklaard dat zij
drie maal na een bezichtiging heeft gecontroleerd of H de sleutels weer had ingeleverd
bij de beheerder van de oorspronkelijke ligplaats van het jacht en dat zulks
ook was gebeurd. Tevens was zij in eerste instantie door H op de hoogte gesteld van
de door hem gekozen ligplaats van het jacht. Bij Consument heeft aldus het
vertrouwen kunnen ontstaan dat H op een zorgvuldige wijze invulling wilde geven aan
zijn bemiddelende taak bij de verkoop van het jacht. Uit het feit dat Consument in dit
kader H op gegeven moment de reservesleutels van het jacht ter beschikking heeft
gesteld teneinde hem in de gelegenheid te stellen eventuele potentiële kopers op het
jacht rond te leiden kan naar het oordeel van de Commissie in de gegeven
omstandigheden in redelijkheid niet worden afgeleid dat zij niet aan haar zorgplicht
ter vermijding of voorkoming van diefstal of verduistering heeft voldaan.
5.10 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Consument moet worden
toegewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen
niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.
6. Beslissing
De Commissie beslist, als niet-bindend advies, dat Aangeslotene gehouden is om binnen een
termijn van drie weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is
gezonden, aan Consument een bedrag van € 45.350,- uit te keren wegens verduistering van
het jacht, vermeerderd met de door Consument betaalde eigen bijdrage van € 50,- voor de
behandeling van dit geschil.
In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke
gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de
Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van
deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak