Mijn Kifid

Uitspraak 2011-106

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 106
d.d. 26 april 2011
(mr. J. Wortel, voorzitter en de heren H. Mik RA en J.C. Buiter)

Samenvatting

In een adviesrelatie ligt de verantwoordelijkheid voor de samenstelling van de portefeuille bij de Consument. De vraag of het door Aangeslotene gegeven advies een advies is dat, alle omstandigheden in aanmerking nemend, door een redelijk bekwaam en redelijk handelend beleggingsadviseur destijds gegeven had mogen worden beantwoordt de Commissie bevestigend.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het door Consument ingevulde vragenformulier met bijlage en de door hem ingevulde
verklaring ontvangen 5 januari 2010;
– het verweer van Aangeslotene van 22 juni 2010;
– de repliek van Consument van 5 juli 2010;
– de dupliek van Aangeslotene van 21 juli 2010.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op
15 december 2010. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Tussen Consument en Aangeslotene bestaat reeds geruime tijd een bancaire relatie
waarbij Consument belegt op basis van advies. Consument is gepensioneerd en zijn beleggingsprofiel is vastgesteld op matig offensief.
2.2 Consument schaft begin 2005 na advies van Aangeslotene de 6% Lehman Brothers
Treasury 35 obligatie aan voor een bedrag van € 25.000,– Dit betreft een zogenaamde
“steepener” obligatie, een gestructureerd product. Kenmerkend voor dit product is dat voor een periode van vier jaren, dus tot februari 2009 een vaste couponrente van 6% per jaarwordt uitgekeerd, waarna er een variabele couponrente geldt, gebaseerd op het verschil tussen de 10-jaars rente en de 2-jaars rente, een en ander met een minimum van 3% en een maximum van 10% per jaar. De looptijd ervan is 30 jaar, derhalve tot 15 februari 2035.
2.3 Na het faillissement van Lehman Brothers in september 2008 is de waarde van de
belegging in het door deze instelling uitgeven product zo goed als nihil.

3. Geschil

3.1 Consument vordert vergoeding van de door hem geleden schade, door hem begroot
op een bedrag van € 25.000,– welke bestaat uit het de aanschafwaarde van de verloren
gegane belegging.
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
Aangeslotene had het gewraakte product niet mogen adviseren.
Consument had met zijn beleggingen als doelstelling het verkrijgen van een aanvulling op zijn pensioen. Deze omstandigheid was Aangeslotene bekend. Het product was te ingewikkeld voor Consument. Elke visie op de ontwikkeling van de korte en lange rente ontbrak bij hem.
Aangeslotene heeft onvoldoende op de risico’s gewezen. Zo is de term Steepener nooit
gevallen. Dit maakt het ongeschikt voor de onervaren belegger die Consument is.
Ook tijdens de looptijd van het product heeft Aangeslotene nagelaten Consument regelmatig te benaderen en hem te waarschuwen voor de koersrisico’s.,
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd.
Aangeslotene heeft Consument toereikend voorgelicht, zowel over de rentestructuur als over de overige kenmerken en risico’s van het product. Aangeslotene verwijst in dit ver¬band onder meer naar het adviesgesprek van 4 januari 2005. Het product past binnen de portefeuille van een particuliere belegger in het algemeen. Voorts zeker ook in Consuments portefeuille. Het maakte maar een klein onderdeel uit van de portefeuille, die overigens geen pensioendoelstelling had. Dit blijkt uit deel A van Consument’s profiel uit 2007 waarin
staat dat aanvulling op het pensioen niet noodzakelijk is. Gezien het matig offensieve profiel van Consument was het product geschikt.
Ten tijde van de uitgifte van het product had de uitgevende instelling een A-rating, hetgeen wijst op een minimaal kredietrisico.
De onvoorzienbare omstandigheid van het faillissement van Lehman Brothers kan Aangeslotene niet worden tegengeworpen.
Aangeslotene heeft Consument gewezen op de noodzaak tot schadebeperking. Hij wijst in dit verband op een door hem gegeven verkoopadvies van 13 december 2007. Toen was de koers nog 65% en was er al twee maal rente uitgekeerd. Bij verkoop op dat moment had het verlies beperkt kunnen blijven tot 22%
Bij de door Consument gevorderde schadevergoeding is de ontvangen couponrente alsmede de huidige waarde van het product niet in aanmerking genomen.

4. Beoordeling

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de Commissie als volgt.
4.1 In de onderhavige situatie is sprake van een adviesrelatie. Daarbij ligt de verantwoordelijkheid voor de samenstelling van de portefeuille bij de Consument. De vraag die aan de Commissie ter beoordeling voorligt is die, of het door Aangeslotene gegeven advies een advies is dat, alle omstandigheden in aanmerking nemend, door een redelijk bekwaam en redelijk handelend beleggingsadviseur destijds gegeven had mogen worden.
4.2 Het risicoprofiel van Consument is gematigd offensief. Aangeslotene heeft aannemelijk gemaakt dat in het adviesgesprek van 4 januari 2005 toereikende informatie is verstrekt omtrent de kenmerken, waaronder de specifieke risico’s van het product. De belegging droeg gedurende de eerste vier jaren een vaste couponrente van 6%. Vanaf 2009 was de rente variabel, echter met een minimum van 3% (en een maximum van 10%).
4.3 Desgevraagd stelt Consument uitdrukkelijk dat zijn klacht niet is ingegeven door het faillissement van Lehman Brothers. De klacht is uitsluitend gebaseerd op het onzorgvuldige advies en het tekort aan goede voorlichting.
4.4 De belegging in het gewraakte product maakte ten tijde van de aanschaffing in januari 2005 ongeveer 12% van Consument’s portefeuille uit. De portefeuille bestond toen voor 23% uit aandelen, 32% uit obligaties (waaronder de gewraakte steepeners), 8% in onroerend goed producten en 37% uit liquiditeiten. Al met al een samenstelling die gezien het risicopro¬fiel van Consument de toets der kritiek kan doorstaan.
4.5 Indien het destijds door Aangeslotene gegeven advies voor Consument onvoldoende duidelijk was, had het op Consument’s weg gelegen om daarover nadere vragen te stellen. Uit het dossier, alsmede ter zitting is de Commissie gebleken dat Consument heeft nagelaten om over het advies door te vragen.
4.6 Alles samenvattend komt de Commissie tot het oordeel dat ten aanzien van het door Aangeslotene gegeven advies geen sprake is van een advies dat door een redelijk bekwaam en redelijk handelend beleggingsadviseur niet had mogen worden gegeven.
4.7 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Consument dient te
worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak