Mijn Kifid

Uitspraak 2011-16

Klachteninstituut Financiële Dienstverlening – Postbus 93257 – 2509 AG – Den Haag –
Tel. 070 333 89 60 – Fax 070-3338969 – www.kifid.nl
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 16
d.d. 24 januari 2011
(mr. R.J. Verschoof, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse, mr. B.F. Keulen,
drs. A.I. Kool, drs. L.B. Lauwaars)
Samenvatting
Beleggingsverzekering. Consument verwijt assurantietussenpersoon onjuist en onvolledig
advies en onvoldoende informatieverstrekking over de kosten. Commissie:
assurantietussenpersoon heeft zelfstandige verplichting tot het verschaffen van volledige en
begrijpelijke informatie omtrent eigenschappen verzekering en kosten. Toetsing aan
maatstaven ten tijde van totstandkoming verzekering. In onderhavige geval heeft
assurantietussenpersoon aan zorgplicht voldaan.
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende
stukken:
– het door de Ombudsman Financiële Dienstverlening overgelegde dossier;
– de brief van Consument van 22 december 2009 met bijlagen;
– het ingevulde en op 12 april 2010 door Consument ondertekende vragenformulier;
– het antwoord van Aangeslotene van 6 juli 2010;
– de brief van Consument van 23 augustus 2010.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen
aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op
maandag 29 november 2010.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Consument heeft in december 2000 door advisering en bemiddeling van
Aangeslotene een beleggingsverzekering (hierna: “Verzekering”) gesloten bij een
verzekeraar welke Verzekering bedoeld was als pensioenvoorziening.
2/6
2.2 Aangeslotene heeft voor de advisering en bemiddeling afsluitprovisie, incassoprovisie
en doorlopende provisie ontvangen van de verzekeraar. De verzekeraar heeft de
provisie verdisconteerd in de door Consument voor de Verzekering te betalen
premie.
2.3 De Verzekering valt onder de door de verzekeraar met een aantal
belangenorganisaties gemaakte afspraken over de jaarlijkse maximale kosten van
beleggingsverzekeringen.
2.4 Bij brief van 21 september 2010 heeft de verzekeraar Consument geschreven te
verwachten dat de Verzekering op de einddatum niet in aanmerking komt voor een
vergoeding.
3. Geschil
3.1 Consument vordert dat Aangeslotene haar compenseert voor de afsluit– en
incassoprovisie die Aangeslotene van de verzekeraar in het kader van de
totstandkoming van de Verzekering heeft ontvangen. Dit betreft een bedrag van
€ 2595,62 (f 5720,-). Verder heeft Consument ter zitting haar eis aangevuld. Zij
vordert subsidiair de schade die bestaat uit de (lagere) opbrengst van de Verzekering,
althans van de fondsen waarin onder die polis is belegd en de (hogere) opbrengst van
defensievere fondsen waarin ook had kunnen worden belegd.
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
Aangeslotene is jegens Consument tekortgeschoten. Consument is in het kader van
het sluiten van de Verzekering door Aangeslotene onjuist en onvolledig geadviseerd.
Consument is door Aangeslotene niet geïnformeerd over de kosten van de
Verzekering in het algemeen en de provisie van Aangeslotene in het bijzonder.
Daarop is haar oorspronkelijke, thans haar primaire vordering gebaseerd.
Daarbij is Consument geadviseerd om te beleggen in een gemengd fonds met een
neutraal risicoprofiel. Over defensievere alternatieven is niet gesproken, terwijl
Consument daarvoor zou hebben gekozen indien haar de alternatieven duidelijk
zouden zijn voorgelegd. Daarop is haar subsidiaire eis gebaseerd.
Consument voert nog aan dat Aangeslotene in verhouding tot de door haar thans als
compensatie gevorderde provisies onder de maat heeft geadviseerd. Aangeslotene
heeft Consument destijds slechts één offerte van een andere verzekeraar verstrekt.
En na het sluiten van de Verzekering is Consument helemaal niet meer geadviseerd
door Aangeslotene en is haar persoonlijke situatie niet meer onderwerp van gesprek
geweest. Ten slotte is Consument nooit door Aangeslotene gewaarschuwd voor de
3/6
gevolgen van de kosten van de Verzekering en de negatieve ontwikkeling van de
beurskoersen voor de waarde van de Verzekering.
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
Aangeslotene bestrijdt dat in 2000 een onjuist en onvolledig advies is gegeven en
verwijst in dit verband naar het eerder door haar aan de Ombudsman Financiële
Dienstverlening gezonden dossier. Ten tijde van de totstandkoming van de
Verzekering was de kostenstructuur van de Verzekering niet gespecificeerd en ook
voor de Aangeslotene niet transparant, hierdoor kon zij Consument daarover
derhalve niet informeren. Hiernaast bestond in 2000 geen wettelijke verplichting tot
openheid over de door de assurantietussenpersoon te ontvangen provisie. Voor wat
betreft de advisering na de totstandkoming van de Verzekering wijst Aangeslotene
erop dat zij in 2005 offertes aan Consument heeft verstrekt in verband met het
mogelijk sluiten van een (aanvullende) lijfrenteverzekering met een gegarandeerd
verzekerd kapitaal.
4. Zitting
4.1 Ter zitting hebben Consument en Aangeslotene hun standpunten nader toegelicht.
5. Beoordeling
5.1 Vooropgesteld dient te worden dat Aangeslotene als assurantietussenpersoon op
grond van artikel 7:401 BW tegenover haar opdrachtgever (Consument) verplicht is
om bij haar werkzaamheden de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en
redelijk handelend assurantietussenpersoon verwacht mag worden. Het is haar taak
te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot haar portefeuille
behorende verzekeringen (o.a. HR 10 januari 2003, NJ 2003, 375, rechtsoverweging
3.4.1).
5.2 Het aan de Commissie voorgelegde geschil betreft in de kern de vraag of
Aangeslotene bij de advisering en informatieverstrekking door Aangeslotene in het
kader van de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst de zorg heeft
betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon
verwacht mag worden.
5.3 Bij de beantwoording van deze vraag heeft de Commissie de klacht van Consument
te beoordelen op basis van de wet- en regelgeving, alsmede de binnen de branche
algemeen gehuldigde inzichten, ten tijde van het totstandkomen van de onderhavige
verzekeringsovereenkomst eind 2000.
4/6
5.4 De eind 2000 geldende regels uit hoofde van relevante wet– en regelgeving alsmede
de binnen de branche algemeen gehuldigde inzichten (Regeling informatieverstrekking
aan verzekeringnemers 1998 (Riav 1998), Beleidsregels van de Verzekeringskamer
inzake de Riav 1998 en de Code Rendement en Risico 1998 (CRR 1998)) waren alle
gericht tot de verzekeraar en niet tot de assurantietussenpersoon. De Commissie is
echter van oordeel dat ingeval een verzekering (met een beleggingsrisico) door
toedoen van een assurantietussenpersoon wordt gesloten, ook op die
assurantietussenpersoon een zelfstandige verplichting rust tot het verschaffen van
volledige en begrijpelijke informatie omtrent de eigenschappen van de verzekering en
de aan die verzekering verbonden kosten. Het behoort immers tot diens taken als
professionele, ter zake kundige dienstverlener alle relevante informatie te
verstrekken aan degene die zijn deskundig advies of deskundige bijstand inroept
(Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 2009/70). De Commissie merkt in
dit verband op dat onder de verplichting van de assurantietussenpersoon om
volledige en begrijpelijke informatie omtrent de eigenschappen van de verzekering en
de aan die verzekering verbonden kosten te verschaffen, eind 2000 niet de
verplichting viel om de (potentiële) verzekeringnemer te informeren over de hoogte
van de door de assurantietussenpersoon van de verzekeraar te ontvangen afsluit-,
incasso- en doorlopende provisie, als specifiek onderdeel van de totale kosten.
5.5 Of Aangeslotene in het onderhavige geval aan haar verplichting heeft voldaan om
volledige en begrijpelijke informatie omtrent de eigenschappen en van de verzekering
en de aan die verzekering verbonden kosten aan Consument te verschaffen heeft de
Commissie getoetst aan de door Consument en Aangeslotene aan de Commissie
verstrekte stukken.
5.6 Aan de hand hiervan stelt de Commissie in het onderhavige geval vast dat
Consument de volgende informatie heeft ontvangen:
– de offerte voor de Verzekering met daarin de op grond van de Riav 1998, de
Beleidsregels Riav 1998 en CRR 1998 door de verzekeraar te verschaffen
informatie, o.a. voorbeeldkapitalen en beheerkosten beleggingsfondsen;
– ‘LET OP-teksten”, verplicht op grond van de CRR 1998;
– Productleeswijzer, verplicht op grond van de Beleidsregels Riav 1998;
– Tekst brochure Verbond van Verzekeraars “Levensverzekeringen met
beleggingsrisico”, verplicht op grond van de CRR 1998;
– Brief gedateerd 28 september 2000 van Aangeslotene aan Consument met een
verslag van een gesprek dat op 18 september 2000 ten kantore van Aangeslotene
heeft plaatsgevonden waaruit blijkt dat Aangeslotene zich op de hoogte heeft
gesteld van de pensioensituatie van Consument en haar partner en waarbij tevens
5/6
de offerte voor de Verzekering alsmede een offerte voor een verzekering bij een
andere verzekeraar zijn meegezonden.
De Commissie acht het aannemelijk dat deze informatie door Aangeslotene met
Consument is doorgesproken.
5.7 Het in 5.6 genoemde in aanmerking genomen is de Commissie van mening dat
Aangeslotene in voldoende mate aan de in overweging 5.5 omschreven verplichting
en daarmee aan haar zorgplicht jegens Consument heeft voldaan. De primaire
vordering stuit hierop af.
5.8 Met betrekking tot het adviestraject als zodanig merkt de Commissie op dat
Aangeslotene zich naar de destijds geldende maatstaven afdoende heeft verdiept in de
persoonlijke situatie van Consument en haar partner en dat het in het onderhavige
geval gegeven advies tot het sluiten van de onderhavige verzekeringsovereenkomst de
Commissie niet als niet-passend voorkomt. De stellingen van Consument dat over
alternatieve fondsen met een defensiever risicoprofiel niet is gesproken en dat zij
daarvoor zou hebben gekozen, zijn bij betwisting door Aangeslotene onvoldoende
aannemelijk geworden.
Indien Consument van mening was dat er op basis van twee offertes onvoldoende
keuze voor haar bestond had zij Aangeslotene om offertes van meer verzekeraars
kunnen verzoeken dan wel deze zelfstandig kunnen opvragen. Hierop stuit ook de
subsidiaire vordering af.
5.9 Het argument van Consument ten slotte dat Aangeslotene onder de maat heeft
gepresteerd na het sluiten van de onderhavige verzekeringsovereenkomst in
verhouding tot diens afsluit- en incassoprovisie ziet eraan voorbij dat deze provisies
en de dienstverlening tijdens de looptijd van de verzekering niet aan elkaar zijn
gerelateerd.
5.10 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vordering van Consument zal worden
afgewezen. Alle overige door partijen aangevoerde stellingen en argumenten kunnen
niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.
6. Beslissing
De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering af.
6/6
In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke
gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de
Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van
deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak