Mijn Kifid

Uitspraak 2011-183

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 183
d.d. 3 augustus 2011
(mr B.F. Keulen, voorzitter, prof. mr E.H. Hondius en mr P.A. Offers, leden,
en mr S.N.W. Karreman, secretaris)

Samenvatting

De rechtsbijstandverzekering van Consument vermeldt als adres huisnummer 2. Volgens Aangeslotene kan verzekering van huisnummers 1(A) en 2 slechts na speciale acceptatie en tegen meerpremie geschieden. Dit acceptatiebeleid kan door de Commissie niet worden getoetst. Consument heeft niet om verzekering van 1(A) gevraagd en Aangeslotene heeft 1(A) daarom niet verzekerd. Geen sprake is van een door Consument voor directe eigen bewoning aangekochte, maar nog niet betrokken woning.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
– de door partijen met de Ombudsman Financiële Dienstverlening gevoerde
correspondentie;
– het door Consument ingevulde en ondertekende vragenformulier met bijlagen, ontvangen op 8 oktober 2009;
– het antwoord van Aangeslotene van 4 mei 2010 met bijlagen;
– de repliek van Consument van 25 mei 2010 met bijlagen;
– de dupliek van Aangeslotene van 11 juni 2010;
– de brieven van de secretaris van 1 december 2010 aan partijen;
– de brief van Aangeslotene van 17 december 2010 met bijlagen;
– de brief van Consument van 6 januari 2011 met bijlagen;
– de brieven van de secretaris van 10 februari 2011 aan partijen;
– de brief van Consument van 25 februari 2011 met bijlagen;
– de brief van Aangeslotene van 28 februari 2011;
– de brief van Consument van 18 mei 2011 met bijlagen;
– blz 6, respectievelijk blz. 7 van de koopaktes van beide hierna te noemen woningen,
door Consument overgelegd tijdens de hierna te noemen mondelinge behandeling op
6 juni 2011;
– een foto van de woningen, door Consument getoond tijdens deze mondelinge behandeling;
– de brief van Aangeslotene van 14 juni 2011 met bijlage;
– de brief van Consument van 16 juni 2011 met bijlage.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.

Nadat de zaak eerder mondeling was behandeld op 22 november 2010 heeft de Commissie partijen opgeroepen voor de voortzetting van de mondelinge behandeling op maandag 6 juni 2011 te Den Haag.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

– Consument heeft bij Aangeslotene een rechtsbijstandverzekering afgesloten. Aangeslotene heeft het verlenen van de rechtsbijstand krachtens deze verzekering opgedragen aan een stichting. Waar in het hierna volgende wordt gesproken over Aangeslotene wordt daar-onder ook deze stichting verstaan.
– In artikel 2.1 onder m van de op de verzekering van toepassing zijnde verzekerings-voorwaarden is bepaald:
‘de verzekering biedt voor kwesties, verband houdend met het eigendom, bezit, het houden of gebruiken van onroerend goed uitsluitend dekking voor de in Nederland gelegen:
– door verzekeringnemer bewoonde woning op het in de polis genoemde adres. (…)
– door verzekeringnemer voor directe eigen bewoning aangekochte of gehuurde, maar nog niet door hem betrokken woning of bouwgrond.
(…)’
– Consument heeft nagenoeg gelijktijdig in 2005 twee naast elkaar gelegen woningen gekocht, met aanvankelijk de huisnummers 1 en 2. In 2008 is het huisnummer 1 gewijzigd in 1A.
– In verband met enkele ten aanzien van de woningen gerezen problemen heeft Aangeslotene aan Consument rechtsbijstand verleend. Nadien heeft Consument aan Aangeslotene om rechtsbijstand gevraagd in verband met de door de Gemeente toen voorgenomen wijziging van huisnummer 1 naar 1A en met een verbouwing van het naast huisnummer 1(A) gelegen pand dat volgens Consument het woongenot van huisnummer 1(A) verminderde. Vervolgens heeft Aangeslotene in een brief van 20 mei 2008 aan Consument met een beroep op artikel 2.1 onder m van de verzekeringsvoorwaarden de gevraagde rechtsbijstand ontzegd op de grond dat in de polis alleen huisnummer 2 vermeld staat als door de verzekeringnemer bewoonde woning, en voorts de met het verlenen van de rechtsbijstand belaste jurist ter plekke had geconstateerd dat Consument in de woning met huisnummer 2 woonachtig was en dat huisnummer 1 verbouwd werd om er een bed and breakfast te beginnen.

3. Geschil

3.1 Consument vordert hervatting van de rechtsbijstandverlening door Aangeslotene en voorts vergoeding door Aangeslotene van de kosten van rechtsbijstand die Consument in verband met de woning met nummer 1A door het staken van de rechtsbijstandverlening heeft moeten maken, door Consument tijdens de mondelinge behandeling begroot op circa € 3.000,- tot dan toe.

3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
Aangeslotene heeft de rechtsbijstandverlening ten aanzien van de woning met huisnummer 1A ten onrechte gestaakt wegens het onjuiste adres op de polis. Op de polis stond abusievelijk huisnummer 2 vermeld, hetgeen Consument niet heeft opgemerkt, met name omdat Aangeslotene haar brieven aan de huisnummers ‘1 en 2’ richtte. Vanaf 2006 tot 2008 bewoonde Consument huisnummer 1A en werd huisnummer 2 verbouwd. In het voorjaar van 2008 is huisnummer 1A ingrijpend verbouwd waartoe de woning tijdelijk ontruimd was; Consument verbleef toen tijdelijk op huisnummer 2. Consument meent dat hier sprake is van een door hem voor directe eigen bewoning aangekochte, maar (op het moment van de verbouwing) nog niet (opnieuw) door hem betrokken woning als bedoeld in artikel 2.1 onder m van de verzekeringsvoorwaarden.
Daarna heeft Consument huisnummer 1A weer als woning in gebruik genomen en wordt huisnummer 2 gebruikt als extra woonruimte en werkruimte voor zijn echtgenote en extra ruimte voor zijn dochter.
Bovendien heeft Aangeslotene de klacht van Consument traag en onbevredigend behandeld. Consument voelt zich door Aangeslotene onheus behandeld.

3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd.
In eerdere correspondentie van en aan Consument was steeds ‘1 en 2’ vermeld, hoewel op de polis huisnummer 2 vermeld stond. Aangeslotene heeft dit niet eerder opgemerkt. Voor de dekking in de aangemelde kwesties, die steeds huisnummer 2 betroffen, was dit overigens niet van belang.
Op 2 maart 2007 bezocht de met het verlenen van de rechtsbijstand belaste jurist Consument om in detail met de situatie ter plekke bekend te geraken. Huisnummer 2 diende als woning voor Consument. Daarbij werd niet heel duidelijk welke plannen Consument met huisnummer 1 had. Gesproken werd over het daar vestigen van een bed and breakfast.
In of omstreeks februari 2008 berichtte Consument:
‘Ons huis (..) nr. 1 blijft een woonhuis voor ons. De ruimte op de begane grond blijft, naast een woonfunctie, als werk en praktijk-aan-huis-ruimte bestaan waarvoor ook na de verbouwing de ruimte (opnieuw) wordt ingericht. De adresgegevens die nu op (…) nr. 1 voor ons zijn opgegeven voor al onze werk- en beroepszaken (omdat nr. 1 voor ons als privé-werk-adres wordt gebruikt) zijn voor ons niet zondermeer te wijzigen. (…)
Er blijven op nr. 1 op de verdieping twee slaapkamers gehandhaafd, eerst nog voor eigen gebruik, maar in de toekomst zijn wij voornemens de twee slaapkamers voor een Bed & Breakfast te gaan gebruiken (…).’

In haar brief van 20 mei 2008 heeft Aangeslotene met een beroep op artikel 2.1 onder m van de verzekeringsvoorwaarden aan Consument rechtsbijstand ontzegd op de grond dat op de polis huisnummer 2 verzekerd was. De administratie van Aangeslotene is leidend voor de vraag of er dekking is. Consument heeft nog een uittreksel uit de gemeentelijke basis-administratie overgelegd dat afgegeven is op 7 januari 2009, maar daaruit blijkt slechts dat hij op die datum op huisnummer 1A stond ingeschreven. Het door Consument aangeduide gebruik van 1A blijft schuiven: thans dient huisnummer 1A voor privégebruik, wellicht omdat Consument geen vergunning had om woonruimte te onttrekken.
Tijdens de interne klachtprocedure is Consument nog gevraagd aan te tonen dat huis¬nummer 1A ten tijde van het door hem gedane verzoek om rechtsbijstand zijn hoofdverblijf was, maar dat heeft Consument tot op heden niet gedaan. Ook is hem een aanvullende dekking voor toekomstige niet te voorziene gevallen aangeboden voor huisnummer 1A, maar van dat aanbod heeft hij geen gebruik gemaakt. Aangeslotene is van mening dat de klacht op correcte wijze is afgewikkeld.

4. Zitting

Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht.
– Consument heeft aangevoerd dat hij reeds lang bij Aangeslotene is verzekerd. Beide woningen waren door een poort gescheiden, maar zijn nu door een overdekking aan elkaar verbonden. Huisnummer 1A dient thans voor wonen/slapen en koken, huisnummer 2 bevat een tuinkamer en een garage. Consument heeft zich destijds voor de GBA laten inschrijven op huisnummer 1A, sinds 2008 staat zijn echtgenote ingeschreven op huisnummer 2. Beide woningen hebben één gezamenlijke brievenbus. Dat de polis als adres alleen huisnummer 2 vermeldt, kan berusten op een eigen opgave door Consument.
– Aangeslotene heeft aangevoerd dat als destijds beide woningen waren genoemd als adres, geantwoord zou zijn dat slechts één woning te verzekeren zou zijn, tenzij na een speciale acceptatie en tegen een meerpremie van € 100,-. De premie voor de rechtsbijstand-verzekering wordt vastgesteld per perceel. Aangeslotene verklaart zich bereid intern te overwegen of, en zo ja, in hoeverre alsnog aan het verlangen van Consument om beide woningen onder de verzekering te laten vallen, tegemoet kan worden gekomen.

5. Het verdere verloop van de procedure

In een brief van 14 juni 2011, met kopie daarvan aan de Commissie, heeft Aangeslotene aan Consument bericht dat intern beraad haar standpunt niet heeft doen wijzigen.

6. Beoordeling

6.1 Uit de dossierstukken blijkt dat Consument op 17 oktober 2005 per e-mailbericht aan Aangeslotene zijn verhuizing naar huisnummer 2 heeft doorgegeven. Dit stemt overeen met de mededeling van Consument ter zitting dat de vermelding op de polis van alleen huisnummer 2 kan berusten op zijn eigen opgave. Een op 20 juli 2006 gedateerd polisblad vermeldt dit huisnummer.

6.2 Aangeslotene heeft ter zitting meegedeeld dat de premie voor de rechtsbijstand-verzekering wordt vastgesteld per perceel en dat verzekering van de beide huisnummers slechts na speciale acceptatie en tegen een meerpremie van € 100,- per jaar zou kunnen geschieden. Deze mededeling van Aangeslotene vindt bevestiging in haar e-mailbericht van
8 december 2008 aan Consument, waarin hem de mogelijkheid werd geboden om de woning met huisnummer 1A mee te verzekeren voor € 100,- per jaar. Dit acceptatiebeleid kan door de Commissie op grond van artikel 9 f van haar Reglement niet worden getoetst. De Commissie moet volstaan met de constatering dat Consument niet om verzekering van huisnummer 1(A) heeft gevraagd en Aangeslotene huisnummer 1(A) daarom niet heeft verzekerd.

6.3 Onder de hierboven onder 6.1 en 6.2 vermelde omstandigheden heeft Aangeslotene op goede gronden het standpunt ingenomen dat op grond van het hierboven onder ‘Feiten’ geciteerde artikel 2.1 onder m van de op de verzekering van toepassing zijnde verzekerings-voorwaarden geen dekking bestaat voor de door Consument aangemelde problemen ten aanzien van huisnummer 1(A). Consument heeft wel aangevoerd dat hier sprake is van een door hem voor directe eigen bewoning aangekochte, maar nog niet door hem betrokken woning als bedoeld in artikel 2.1 onder m, maar de Commissie is van oordeel dat van dit laatste geen sprake is omdat Consument de woning met huisnummer 1(A) eerst geruime tijd heeft bewoond alvorens deze woning te verlaten om deze te verbouwen: Consument had de woning dus al betrokken. Dit leidt ertoe dat de Commissie de vordering van Consument zal afwijzen.

7. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak