Mijn Kifid

Uitspraak 2011-19

Klachteninstituut Financiële Dienstverlening – Postbus 93257 – 2509 AG – Den Haag –
Tel. 070 333 89 60 – Fax 070-3338969 – www.kifid.nl
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 19
d.d. 24 januari 2011
(mr. C.E. du Perron, voorzitter, mr. B.F. Keulen, drs. A.I. Kool,
drs. L.B. Lauwaars en mr. P.A. Offers)
Samenvatting
Consument heeft levensverzekering gesloten ter aflossing hypotheek. In 1992 vraagt hij
Aangeslotene afkoopwaarde en rendementsberekening van de uitkering bij leven op
einddatum. Op grond van winstprognose handhaaft Consument verzekering. Op einddatum
blijkt winstdeling lager dan prognose. Consument vordert nakoming winstprognose.
Commissie: onzekere en voorwaardelijke karakter winstdeling blijkt duidelijk uit
verzekeringsvoorwaarden.
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende
stukken:
– het door de Ombudsman Financiële Dienstverlening overgelegde dossier;
– het ingevulde en op 19 januari 2010 door Consument ondertekende vragenformulier;
– het antwoord van Aangeslotene van 30 juni 2010;
– de repliek van Consument van 12 juli 2010;
– de dupliek van Aangeslotene van 11 augustus 2010.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft voorts vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen
aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op
maandag 25 oktober 2010. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
– Consument heeft tezamen met zijn echtgenote in 1979 een om fiscale redenen in
twee verzekeringen gesplitste gemengde levensverzekering (de “Verzekering”)
gesloten ter aflossing van een hypothecaire geldlening. De einddatum van de
Verzekering was gelegen in 2009. Verzekerd was een kapitaal van ƒ 224.000,-
(€ 101.646,77), dit bedrag zou nog worden verhoogd met een bedrag uit hoofde van
de deling in de door Aangeslotene jaarlijks behaalde winst;
2/4
– in 1992 heeft Consument zich naar zijn zeggen georiënteerd op een eventuele
omzetting van de Verzekering in een zogenoemde spaarhypotheek. In dit kader heeft
hij Aangeslotene verzocht om een opgave van de afkoopwaarde van de Verzekering
alsmede een rendementsberekening van de uitkering bij leven op de einddatum;
– bij brief d.d. 3 augustus 1992 heeft Aangeslotene de gevraagde informatie aan
Consument verschaft. Ten aanzien van de uitkering bij leven op de einddatum bevat
deze brief de volgende passage:
“De uitkering op de einddatum bestaat uit de uitkering uit hoofde van de verzekering
(de verzekerde som) en uit de winstuitkering. Omdat nu nog niet vaststaat wat de
winstuitkering op de einddatum zal zijn, gaan we uit van een winstprognose.
Wanneer we uitgaan van de huidige winstcapaciteit van onze maatschappij en
veronderstellen dat deze in de toekomst niet zal wijzigen, bedraagt de voor deze
polis specifiek doorgerekende winstprognose bij leven op de einddatum
ƒ 214.000,-. Deze winstprognose blijft niettemin een indicatie waar geen enkel recht
aan ontleend kan worden. Uiteindelijk is de winstcapaciteit van onze maatschappij
onderhevig aan zeer veel, ongewisse factoren.”
– Consument heeft op basis van deze brief besloten de Verzekering te handhaven;
– Aangeslotene heeft Consument jaarlijks een brief (“Winstbrieven”) doen toekomen
waarin het per 1 juni van het betreffende jaar opgebouwde winstrecht werd vermeld
alsmede voorbeeldberekeningen werden gegeven van het op de einddatum
uiteindelijk te bereiken bedrag uit hoofde van de winstdeling. Tot 2000 werden deze
voorbeeldberekeningen gegeven op basis van een voorbeeldpercentage, vanaf 2000
geschiedde de berekening van de voorbeelden op basis van het gemiddelde historisch
winstdelingspercentage. In de Winstbrieven stond vermeld dat aan de
voorbeeldberekeningen geen rechten konden worden ontleend;
– per de einddatum van de Verzekering heeft Aangeslotene uit hoofde van de
Verzekering een bedrag van € 167.093,94 uitgekeerd.
3. Geschil
3.1 Consument vordert dat Aangeslotene aan hem nog een bedrag van € 30.000,- betaalt.
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
In haar brief d.d. 3 augustus 1992 heeft Aangeslotene geprognosticeerd dat de
uitkering uit hoofde van de Verzekering op de einddatum ƒ 438.000,-
(€ 198.755,73) zou bedragen. De uiteindelijke uitkering bedroeg € 167.093,94.
In de periode vanaf 1992 tot aan de einddatum heeft Aangeslotene Consument op
geen enkele wijze erover geïnformeerd dat het bedrag van de uiteindelijke
winstuitkering lager zou kunnen zijn dan in 1992 voorspeld en is daarmee
tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens Consument. Consument heeft daardoor
geen aanvullende maatregelen kunnen treffen om het tekort alsnog bij te verzekeren.
3/4
Consument bestrijdt ook de zienswijze van Aangeslotene dat de destijds betrokken
tussenpersoon als hulppersoon van de Consument dient te worden beschouwd. In
1979 werd de tussenpersoon in feite door Aangeslotene op basis van woonadres
aangewezen.
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
In de brief van 3 augustus 1992 heeft Aangeslotene duidelijk aangegeven dat nog niet
vaststond wat de winstuitkering op de einddatum zou zijn en dat daarom werd
uitgegaan van een winstprognose die een indicatie was waaraan geen enkel recht kon
worden ontleend. Verder werd geschreven dat de winstcapaciteit van Aangeslotene
onderhevig was aan zeer veel ongewisse factoren. Hiernaast was uit de jaarlijkse brief
inzake winstbijschrijvingen en geactualiseerde voorbeeldwinstkapitalen afdoende
kenbaar dat het slechts ging om prognoses en niet om gegarandeerde bedragen.
Zowel bij het aangaan van de Verzekering als tijdens de looptijd heeft Aangeslotene
Consument er voldoende op gewezen dat de winstdeling geen gegarandeerd bedrag
betreft. Aangeslotene is van mening dat Consument hierin, mede omdat hij een
verzekeringsadviseur als hulppersoon heeft ingeschakeld, een eigen
verantwoordelijkheid en zorgplicht heeft.
4. Zitting
4.1 Ter zitting hebben Consument en Aangeslotene hun standpunten nader toegelicht.
Aangeslotene heeft de Commissie en Consument de tekst van door Aangeslotene
aan Consument in de periode 1997 tot en met 2009 gezonden jaarlijkse winstbrieven
overhandigd.
5. Beoordeling
5.1 De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of Aangeslotene in het onderhavige
geval ertoe gehouden was om Consument te waarschuwen dat de uiteindelijke
uitkering uit hoofde van de winstdeling lager zou uitvallen dan in 1992 door
Aangeslotene geprognosticeerd.
5.2 Als omstandigheden bij de beantwoording van deze vraag neemt de Commissie de bij
de feiten genoemde elementen in aanmerking. Kort gezegd: het feit dat de
Verzekering voorzag in een gegarandeerde uitkering welke nog zou kunnen worden
verhoogd met een bedrag uit hoofde van winstdeling, de brief van Aangeslotene van 3
augustus 1992 en de Winstbrieven die Aangeslotene in de loop der jaren aan
Consument heeft doen toekomen.
5.3 Uit artikel 27 van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden blijkt het onzekere en
voorwaardelijke karakter van de genoemde winstdeling: er moest sprake zijn van
door Aangeslotene behaalde winst en er moest uit de behaalde winst een bedrag
4/4
worden bestemd voor de verzekeringnemers met een recht op een aandeel in de
winst.
In haar brief van 3 augustus 1992 aan Consument benadrukte Aangeslotene het
onzekere en voorwaardelijke karaker van de door haar afgegeven prognose van de
winstuitkering op de einddatum. Deze bewoordingen zijn naar de mening van de
Commissie duidelijk en niet voor meer dan één uitleg vatbaar zodat Consument er
niet op mocht vertrouwen dat het in de brief vermelde rendement ook daadwerkelijk
zou worden gerealiseerd.
Ten slotte constateert de Commissie dat Aangeslotene ook in haar Winstbrieven
duidelijk heeft aangegeven dat aan de door haar vermelde voorbeeldberekeningen
geen rechten konden worden ontleend. Bovendien blijkt uit de Winstbrieven die
vanaf 1997 zijn verstrekt (i) dat op geen enkel tijdstip de voorbeeldberekening van de
winstuitkering op de einddatum hoger uitviel dan de in 1992 geprognosticeerde winst
en (ii) dat het gehanteerde gemiddelde historisch winstdelingspercentage vanaf 2002
langzaam maar zeker daalde hetgeen resulteerde in een steeds lager
voorbeeldbedrag.
5.4 Het voorgaande leidt de Commissie tot de conclusie dat Aangeslotene Consument
jaarlijks afdoende heeft gewezen op het onzekere en voorwaardelijke karakter van de
winstdeling en dat Aangeslotene hiernaast niet gehouden was om Consument te
waarschuwen dat de uiteindelijke uitkering van de winstdeling lager zou kunnen
uitvallen dan in 1992 door Aangeslotene geprognosticeerd. Consument had vanaf
2002 zelf kunnen constateren dat er sprake was van een dalende tendens in de
verstrekte voorbeeldberekeningen en in samenspraak met zijn
assurantietussenpersoon eventueel maatregelen kunnen nemen.
5.5 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vordering van Consument zal worden
afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen
niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.
6. Beslissing
De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering af.
In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke
gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de
Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van
deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak