Mijn Kifid

Uitspraak 2011-2

Klachteninstituut Financiële Dienstverlening – Postbus 93257 – 2509 AG – Den Haag –
Tel. 070 333 89 60 – Fax 070-3338969 – www.kifid.nl
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2
d.d. 3 januari 2011
(mevrouw mr. E.M. Dil-Stork, voorzitter, mevrouw mr. A.M.T. Wigger en
mr. J.Th de Wit)
Samenvatting
Het opstellen van beleningscontracten door Aangeslotene respectievelijk fondsbeheerder in
het kader van aan- en verkoop van aandelen en switch van verpande participatiefondsen tot
zekerheid van bij Aangeslotene afgesloten krediet. Aankoop van participatiefondsen
uitgesteld als gevolg van vertraging fondsbeheerder bij opstellen beleningscontracten.
Interpretatie door Aangeslotene van visie Fondsbeheerder niet onjuist. Vordering afgewezen.
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende
stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het ingevulde en door Consument ondertekende vragenformulier met bijlagen zoals
ontvangen op 7 oktober 2008;
– de brief van 23 juni 2009 van de secretaris van de Commissie, houdende het oordeel
van de voorzitter en de secretaris dat de klacht niet in behandeling kan worden
genomen op grond van het bepaalde in artikel 10.1 sub e van het Reglement;
– de brief van Consument van 25 juli 2009 waarin deze bezwaar maakt tegen het
besluit van de voorzitter en de secretaris om het door hem voorgelegde geschil niet
in behandeling te nemen.
– de beslissing op bezwaar van de Commissie de dato 16 maart 2010;
– de brieven met bijlagen van Consument van respectievelijk 6 en 7 september en
6 oktober 2008 houdende een omschrijving van zijn klacht;
– het verweer van Aangeslotene van 3 mei 2010;
– de repliek van Consument van 19 mei 2010;
– de dupliek van Aangeslotene van 14 juni 2010;
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening niet tot een oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft tevens vastgesteld dat beide partijen haar advies als bindend zullen
aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op
vrijdag 10 september 2010. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
2. Feiten
2/5
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
Consument houdt bij Aangeslotene een beleggingsrekening aan. Daarnaast is met
hem medio 2000 een kredietovereenkomst gesloten. Aan het krediet waren tot
zekerheid van Aangeslotene een tweetal bij een bepaalde fondsbeheerder
ondergebrachte participatiefondsen verbonden.
Het opstellen van de beleningscontracten in de vorm van een tripartiete
overeenkomst tot betalingsgarantie, geschiedde door Aangeslotene.
In oktober 2002 besloot Aangeslotene een aanvulling van het onderpand te vragen
tot 50% van de onderliggende waarde aan welk verzoek Consument heeft voldaan
door het verkopen van participaties. Consument heeft hierna contact met
Aangeslotene gezocht en deze verzocht te bevestigen dat hij “onder het bestaande
contract” mocht switchen naar een ander fonds dat in dalende markten meer
bescherming zou bieden. Aangeslotene heeft Consument vervolgens bij brief van
9 januari 2003 bericht dat aan het omzetten van participaties van het ene naar het
andere fonds de voorwaarde gekoppeld is dat de bestaande contracten niet gewijzigd
hoeven te worden en de fondsbeheerder zal bevestigen dat de omruil tegen dezelfde
beleende waarde zal plaatsvinden als op dat moment beleend is.
Op 14 februari 2006 heeft Consument contact met Aangeslotene opgenomen om te
melden dat hij wilde switchen van fonds. Consument wilde voor een bedrag van
€ 50.000,- participaties in het ene fonds verkopen en voor datzelfde bedrag
participaties in een ander fonds aankopen. Aangeslotene heeft vervolgens contact
opgenomen met de beheerder van het fonds met het verzoek zo spoedig mogelijk
een nieuwe overeenkomst op te maken. Laatstgenoemde heeft daarop Aangeslotene
op 27 februari 2006 laten weten dat men bezig was met het opstellen van een nieuwe
overeenkomst. Aangeslotene werd daarbij tevens verzocht aanvullende informatie te
verstrekken. Op 14 maart 2006 werden de nieuwe overeenkomsten ter
ondertekening aan Aangeslotene voorgelegd waarna deze direct voor retournering
zorg heeft gedragen. Op 30 maart 2006 werd de switch door de fondsbeheerder
uitgevoerd.
Consument heeft zich vervolgens bij Aangeslotene beklaagd over de tijd die
verstreken is tussen het moment dat Consument zijn verzoek tot switchen heeft
ingediend en de switch daadwerkelijk is uitgevoerd. De koersen waren in de
tussenliggende periode gestegen als gevolg waarvan Consument minder participaties
heeft kunnen verwerven dan het geval geweest zou zijn bij een sneller uitgevoerde
switch. Consument heeft zich daarbij tevens beklaagd over het uitblijven van hem in
het verleden periodiek toegezonden overzichten van Euribor-tarieven.
3. Geschil
3/5
3.1. Consument vordert vergoeding van een bedrag van € 3.190,24 zijnde de schade als
gevolg van de opgetreden vertraging bij de omruil van de participaties in maart 2006.
Consument vordert tevens dat Aangeslotene hem periodiek in het bezit stelt van een
overzicht van Euribor-tarieven.
Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende
grondslagen.
– Aangeslotene heeft in 2000 de oorspronkelijke overeenkomst zelf opgemaakt.
Dat had zij nu ook moeten doen. Aangeslotene had dan de bewering waar kunnen
maken dat men “bij haar een en ander binnen een dag kan rondmaken en dit alles
geen enkele vertraging hoeft op te lopen”.
– Van Aangeslotene had mogen worden verwacht dat zij eerst de opdracht van
Consument had uitgevoerd en zich daarna tot Consument had gewend voor
het aanpassen van de overeenkomsten.
– Aangeslotene moet worden aangemerkt als de veroorzaker van de opgelopen
vertraging en de daaruit voortvloeiende schade en niet de fondsbeheerder. Zij is
het die de brief van 9 januari 2003 onjuist heeft geïnterpreteerd als gevolg
waarvan nieuwe contracten moesten worden opgemaakt.
– Van 2000 tot en met 2006 werd Consument door Aangeslotene aanvankelijk per
brief en in latere instantie per email op de hoogte gebracht van de ontwikkeling
van de Euribor-tarieven. Een en ander conform de daarover
gemaakte afspraak met Aangeslotene.
– Consument betwist dat op de rekeningafschriften de rentepercentages zijn
vermeld. Zo dat het geval zou zijn, zou hij ook geen behoefte hebben aan een
extra overzicht van de Euribor-tarieven.
3.2 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, het volgende als verweer
aangevoerd.
– Aangeslotene betwist dat zij in 2000 de oorspronkelijke overeenkomst zelf
heeft opgesteld. Ook destijds heeft de fondsbeheerder dat gedaan. Dat bij
het omzetten van de overeenkomsten door de Fondsbeheerder enige vertraging is
opgelopen, kan Aangeslotene niet worden verweten.
– In de oorspronkelijke overeenkomst stond specifiek vermeld om welk fonds
het ging en hoeveel de participaties waard waren. Waar Consument had
aangegeven te willen switchen van participatiefonds diende de fondsbeheerder
mitsdien nieuwe contracten op te stellen. De zekerheid voor Aangeslotene zou
anders immers vervallen.
– Er is geen sprake van dat Aangeslotene met Consument is overeengekomen hem
periodiek, op eigen initiatief of op verzoek van Consument, in het bezit te stellen
van een lijst met Euribor-tarieven. Aangeslotene kan mitsdien niet gehouden
worden de Euribor-tarieven periodiek aan Consument te verstrekken.
4/5
4. Zitting
Ter zitting hebben beide partijen de door hen ingenomen standpunten nader
toegelicht. Aangeslotene heeft in dit kader te kennen gegeven dat haar streven er in
ieder geval op gericht is het overzicht van de Euribor-tarieven maandelijks aan
Consument te verstrekken. Aangeslotene zegt in dit kader toe alsnog de overzichten
over 2006 aan Consument te verstrekken en na de zitting contact met hem op te
nemen om te bezien hoe de verstandhouding verbeterd kan worden.
5. Beoordeling
5.1. Volgens de aan Consument en zijn echtgenote gerichte brief van Aangeslotene van
9 januari 2003 zou omzetting van participaties slechts mogelijk zijn als daarvoor
geen wijziging van de bestaande contracten nodig was.
Volgens Aangeslotene was in dit geval wel wijziging van de bestaande
overeenkomsten noodzakelijk, wilde zij haar zekerheid behouden.
Dit standpunt vindt bevestiging in de door Consument overgelegde verklaring van de
fondsbeheerder van 6 februari 2008 over de gang van zaken bij de omruil in maart
2006. Daarin verklaart de fondsbeheerder dat het juridisch noodzakelijk was dat er
een aanvulling kwam op de bestaande overeenkomst, omdat het nieuwe fonds in die
overeenkomst niet genoemd werd.
Van een onjuiste interpretatie van voormelde brief door Aangeslotene is dan ook
geen sprake.
5.2. De Commissie acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de oorspronkelijke
overeenkomst door de fondsbeheerder is opgemaakt en dat die ook de gewijzigde
tekst diende op te stellen.
5.3. Dat daarbij — o.a door ziekte van een betrokken medewerkster van de
fondsbeheerder — enige vertraging is ontstaan kan niet aan Aangeslotene
worden toegerekend.
Anders dan Consument meent, kon van Aangeslotene niet gevergd worden dat zij
medewerking verleende aan de omruil voordat het behoud van haar zekerheid door
aanvulling van het bestaande contract geregeld was.
5.4. Het vorenstaande betekent dat de vordering tot schadevergoeding van Consument
moet worden afgewezen. De Commissie stelt vast dat ten aanzien
van het verstrekken van de Euribor-tarieven ter zitting overeenstemming is bereikt.
6. Beslissing
De Commissie beslist, bij wijze van bindend advies dat de vordering van Consument
wordt afgewezen.
5/5
In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële
Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de
Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep
Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van
deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak