Mijn Kifid

Uitspraak 2011-212

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 212
d.d. 5 september 2011
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. W.F.C. Baars en mevrouw mr. J.W.M. Lenting, leden)

Samenvatting

Aangeslotene heeft in haar berekening van de maximale leencapaciteit enkel rekening gehouden met de eerste hypothecaire geldlening van consument. De gedragscode van de Vereniging van Financieringsondernemingen Nederland bepaalt dat een tweede hypothecaire geldlening ook in voornoemde berekening meegenomen dient te worden. De Commissie concludeert dat Aangeslotene in strijd heeft gehandeld met de gedragscode. Er is in casu sprake geweest van overkreditering en de vordering wordt toegewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het ingevulde en door Consument ondertekende vragenformulier;
– de brief met bijlagen van Consument inhoudende een omschrijving van zijn klacht;
– het verweer;
– de repliek;
– de dupliek;
– de na de hoorzitting op verzoek van de Commissie door Aangeslotene ingediende toelichting met berekening maximale leencapaciteit;
– de reactie daarop van Consument;
– de nadere visie van Aangeslotene;
– de reactie van Consument.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
– Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid.
– Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op vrijdag 14 januari 2011. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
3.1. In oktober 2005 heeft Consument bij een aanbieder een overeenkomst van geldlening ten bedrage van € 49.000,- afgesloten.
3.2. In november van datzelfde jaar heeft een rechtsvoorganger van Aangeslotene deze geldlening overgesloten en verhoogd tot een bedrag van € 54.100,-, alsmede aflossingsvrij gemaakt. Op dat moment had Consument reeds twee hypotheken lopen ten bedrage van € 40.169,- en € 30.964,-.
3.3. In de loop van 2009 is Consument geruime tijd niet meer in staat geweest om aan de financiële verplichtingen van de geldlening te voldoen. Als gevolg daarvan is Aangeslotene overgegaan tot opzegging van de lening en heeft zij betaling gevorderd van de volledig openstaande hoofdsom van in totaal € 68.977,08.

4. De vordering en grondslagen

4.1. De Commissie verstaat (nu Consument geen duidelijke vordering formuleert) dat Consument vordert te bepalen dat de onderhavige lening niet verstrekt had mogen worden.
4.2. Deze vordering steunt zakelijk op de volgende grondslagen:
– Aangeslotene heeft zich schuldig gemaakt aan overkreditering omdat de financiële lasten van Consument zijn draagkracht te boven gaan;
– Aangeslotene onderbouwt haar standpunt thans met andere inkomensgegevens dan zij in eerdere instantie bij de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft gebruikt. Deze wijken bovendien af van de gegevens die Consument destijds bij het aanvragen van de lening heeft verstrekt.
4.3. Op de stellingen die Aangeslotene aan haar verweer ten grondslag legt wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. Beoordeling

5.1. Niet ter discussie staat dat de gedragscode van de Vereniging van Financieringsondernemingen Nederland 2004 van toepassing is op de onderhavige overeenkomst van geldlening. Artikel 4 lid 2 van de gedragscode bepaalt: “Voor de beoordeling van de aflossings¬capa¬citeit van de kredietnemer gaat de financier uit van een maandelijkse betaling door de kredietnemer van tenminste 2% van de kredietlimiet (bij doorlopend krediet) of het kredietbedrag (bij aflopend krediet), ook als de werkelijke periodieke betaling door de kredietnemer kleiner is. Eventueel reeds lopende kredieten herberekent financier volgens dezelfde norm om de reeds bestaande verplichtingen van de kredietnemer vast te stellen.”
5.2 Aangeslotene heeft in haar berekening van de maximale leencapaciteit enkel rekening gehouden met de eerste hypothecaire geldlening van Consument. Overeenkomstig artikel 4 lid 2 van de gedragscode had zij ook de tweede hypothecaire geldlening van Consument in haar berekening behoren mee te nemen.
5.3 Het betoog van Aangeslotene dat in geval van een tweede hypotheek het bestedingsdoel veelal niet van consumptieve aard is, waardoor het normbedrag van 2% een onjuist beeld zou geven van de maandelijkse lasten van de kredietnemer, aanvaardt de Commissie niet. Zij acht dit niet in overeenstemming met de gedragscode en de daarbij behorende toelich¬ting. Juist om discussies als door Aangeslotene opgeworpen te vermijden is in de gedragscode – naar de Commissie begrijpt – terzake een uniforme norm bepaald. Aangeslotene dient zich daaraan te houden. Een en ander leidt ertoe dat 2% van de som van de hypothecaire leningen (€ 40.169 en € 30.964) in aanmerking genomen moet worden in plaats van het door Aangeslotene ter zake in aanmerking genomen bedrag ad € 412,-.
5.4. De Commissie neemt veronderstellenderwijs als uitgangspunt de maximale leencapaciteit van Consument zoals door Aangeslotene in haar brief van 21 januari 2011 vermeld. Weliswaar heeft Consument een aantal van de in die berekening vermelde posten weersproken, maar naar uit het volgende zal blijken is dat voor het te geven oordeel niet rele¬vant.
Indien op de door Aangeslotene gemaakte berekening van de maximale leencapaciteit de correctie aangebracht wordt als bedoeld in rechtsoverweging 5.3 resteert er een zodanige bestedingsruimte dat er geen andere conclusie kan zijn dan dat onderhavige lening niet verstrekt had mogen worden. Nu Consument reeds eerder een lening van € 49.000,- bij een andere aanbieder had afgesloten,- welke door Aangeslotene is overgenomen -, kan de overkreditering in zoverre niet aan haar worden toegerekend. De verhoging van € 5.100,- had zij echter niet mogen verstrekken. Bepaald zal dan ook worden dat laatstge¬noemd bedrag in hoofdsom aan Consument gecrediteerd moet worden.
5.5. De Commissie zal tevens bepalen dat de door Aangeslotene aan Consument in rekening gebrachte rente en kosten betrekking hebbend op genoemde € 5.100,- eveneens aan Consument gecrediteerd dienen te worden.
5.6 Nu Consument in het gelijk wordt gesteld, dient Aangeslotene de door Consument in verband met het aanhangig maken en de behandeling van het geschil gemaakte kosten ad € 50,- te vergoeden.

6. Beslissing

De Commissie:
– bepaalt bij bindend advies dat Aangeslotene Consument dient te crediteren voor € 5.100,-, te vermeerderen met de op dat bedrag betrekking hebbende en door haar in rekening gebrachte rente en kosten; veroordeelt Aangeslotene aan Consument de door hem betaalde eigen bijdrage voor de behandeling van het onderhavig geschil
van € 50,- binnen een termijn van vier weken na de verzenddatum van dit advies te vergoeden.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak