Mijn Kifid

Uitspraak 2011-46

Klachteninstituut Financiële Dienstverlening – Postbus 93257 – 2509 AG – Den Haag –
Tel. 070 333 89 60 – Fax 070-3338969 – www.kifid.nl
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 46
d.d. 23 februari 2011
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mevrouw mr. J.W.M. Lenting en de heer
mr. J.W.H. Offerhaus)
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende
stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het door Consument ondertekende vragenformulier, ontvangen op 15 december 2009;
– het verweerschrift van Aangeslotene van 23 april 2010;
– de repliek van Consument van 3 juni 2010;
– de dupliek van Aangeslotene van 25 juni 2010;
– de aanvullende producties van Consument van 20 september 2010.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op vrijdag
8 oktober 2010. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
Op of omstreeks 13 december 2005 is Consument met Aangeslotene een
overbruggingskrediet overeengekomen ten bedrage van € 40.000,- ten behoeve van
de financiering van een nieuw aan te kopen M.V.E. (Maatschappelijk Verantwoord
Eigendom)-woning te X. Het overbruggingskrediet, dat een looptijd kende van twee
jaar, vertegenwoordigde de overwaarde van de oude woning van Consument mede
te X. Laatstgenoemde woning was op 8 december 2005 in opdracht van
Aangeslotene getaxeerd. De verkoopwaarde werd geschat op € 77.500, – en de
executiewaarde € 70.000,-. Op dat pand rustte een hypothecaire geldlening
van€ 36.000,-. Over 2008 bedroeg de WOZ-waarde € 117.000,-.
De financiering voor de nieuwe woning van Consument bestond uit een hypothecaire
geldlening van € 34.500,- en het overbruggingskrediet van € 40.000,-. Het transport
van de woning en het passeren van de hypotheekakten vond op
22 december 2005 plaats. Twee jaar later bleek dat het niet mogelijk was geweest om
de oude woning van Consument te verkopen. Consument heeft Aangeslotene daarop
verzocht het overbruggingskrediet om te zetten in een hypothecaire geldlening.
Aangeslotene weigerde dit aangezien de inkomsten van Consument niet toereikend
2/4
waren en de waarde van het onderpand was gedaald. Per juli 2010 is de oude woning
van Consument voor een bedrag van € 41.000,- verkocht en is het voor die woning
hypothecair geleende bedrag deels afgelost
3. Geschil
3.1. Consument vordert omzetting van het overbruggingskrediet in een hypothecaire
geldlening dan wel andere passende hypotheekvorm die aansluit bij de financiële
draagkracht van Consument.
3.2. Deze vordering steunt kort en zakelijk op de volgende grondslagen:
– Aangeslotene heeft haar zorg- en/of informatieplicht jegens Consument
geschonden. De adviseur van Aangeslotene heeft toegezegd dat, mocht de oude
woning van Consument niet binnen twee jaar zijn verkocht, het
overbruggingskrediet automatisch zou worden omgezet in een hypothecaire
geldlening, die past bij de financiële draagkracht van Consument. Nu dit niet zo
blijkt te zijn, zou Consument achteraf bezien de offerte nimmer aanvaard hebben
en is het overbruggingskrediet onder dwaling en bedrog verstrekt.
– Aangeslotene is bij haar berekeningen uitgegaan van een ondeugdelijk
taxatierapport. Dit hebben diverse makelaars richting hem laten weten. De oude
woning is later op € 77.000,- getaxeerd en voor een bedrag van € 41.000,-
verkocht.
3.3. Aangeslotene heeft kort en bondig de volgende verweren gevoerd:
– Het is geenszins zo, dat na afloop van een overbruggingskrediet automatisch een
omzetting in de vorm van een hypothecaire geldlening kan plaatsvinden. Dit is
temeer onwaarschijnlijk, aangezien anders in december 2005 direct tot
verstrekking van een hypothecaire geldlening zou zijn overgegaan. Het ging hier in
beginsel om een kortlopende faciliteit.
Op basis van de kennis van dat moment was het overbruggingskrediet
verleenbaar. De woningmarkt is sindsdien verslechterd, hetgeen niet was
voorzien. Aangeslotene kan hiervoor niet verantwoordelijk worden gehouden.
4. Ter zitting
Ter zitting is afgesproken dat partijen een regeling in der minne zullen beproeven.
5. Beoordeling
5.1. De Commissie stelt vast dat partijen niet in hun opzet zijn geslaagd om tot een
minnelijke regeling te komen. Aangeslotene heeft zulks bij brief van 13 december
3/4
2010 aan de Commissie laten weten. Als gevolg daarvan komt de Commissie alsnog
tot de hierna volgende uitspraak.
5.2. Ter beoordeling ligt de vraag voor of Consument er redelijkerwijs op mocht
vertrouwen dat het overbruggingskrediet, na het verstrijken van de looptijd van twee
jaar, door Aangeslotene omgezet zou worden in een hypothecaire geldlening, waar
de oude woning van Consument na ommekomst van een periode van twee jaar niet
was verkocht.
5.3. De Commissie stelt in dit verband vast dat in de door partijen ondertekende
kredietovereenkomst ten aanzien van de looptijd van de overbruggingshypotheek
wordt bepaald dat ‘Het krediet zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de oude
woning te X, doch uiterlijk per 23 juni 2006.’
De Commissie meent op grond daarvan te kunnen concluderen dat partijen er
kennelijk van zijn uitgegaan dat het pand van Consument in ieder geval binnen de
periode van twee jaar verkocht zou worden en ongeregeld hebben gelaten wat zou
dienen te geschieden als dat niet het geval zou blijken te zijn. Dat Aangeslotene het
overbruggingskrediet in dat geval (op grond van een mondelinge toezegging) zou
omzetten naar een reguliere hypothecaire geldlening is de Commissie niet gebleken
noch acht zij dat aannemelijk.
5.4. Naar aanleiding van de inhoud van het in 2005 opgemaakte taxatierapport, gaat de
Commissie ervan uit dat op dat moment kennelijk zoveel overwaarde op het
onderpand aanwezig was dat Aangeslotene op grond daarvan de overbruggingslening
heeft kunnen verstrekken. Onvoldoende gesteld dan wel gebleken is dat
Aangeslotene zich daarmee schuldig zou hebben gemaakt aan overkreditering. Voor
zover Consument betoogt dat het taxatierapport ondeugdelijk was, heeft hij dat
verweer niet onderbouwd. Dat betoog wordt dan ook verworpen.
5.4. Nu het inkomen van Consument conform de huidige acceptatiecriteria van
Aangeslotene onvoldoende basis bood om het overbruggingskrediet om te zetten in
een hypothecaire geldlening en daarnaast het onderpand inmiddels aanzienlijk in
waarde was gedaald, kan ook naar het oordeel van de Commissie naar maatstaven
van redelijkheid en billijkheid niet van Aangeslotene worden verlangd dat zij de
kredietovereenkomst omzet in een reguliere hypothecaire geldlening.
Alles overziende is de Commissie van oordeel dat Consument geen aanspraak kan
maken op vergoeding van het door hem gevorderde.
6. Beslissing
De Commissie beslist, bij wijze van bindend advies, dat de vordering van Consument
dient te worden afgewezen.
4/4
In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is
bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie
Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij
geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak