Mijn Kifid

Uitspraak 2011-52

Klachteninstituut Financiële Dienstverlening – Postbus 93257 – 2509 AG – Den Haag –
Tel. 070 333 89 60 – Fax 070-3338969 – www.kifid.nl
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 52
d.d. 22 maart 2011
(mr. J. Wortel, voorzitter, R.H.G. Mijné en H. Mik RA)
Samenvatting
Door hem te wijzen op de blokkering van zijn effectendepot wegens verpanding ervan heeft
Aangeslotene naar het oordeel van de Commissie voldoende zorgvuldigheid betracht bij de
verwerking van de verkoopopdracht van Consument. Een periode van een maand om het
pandrecht op te heffen is te lang maar leidde niet tot financieel nadeel.
1. Procedure
De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende
stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de brief met bijlage van Consument van 17 augustus 2009;
– het door Consument ingevulde vragenformulier en de door hem ingevulde verklaring
ontvangen 8 september 2009;
– het verweer van Aangeslotene van 23 februari 2010;
– de repliek van Consument van 15 maart 2010;
– de dupliek van Aangeslotene van 25 maart 2010.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële
Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 13 oktober
2010. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Consument houdt in privé bij Aangeslotene een beleggingsrekening aan. De op deze
rekening aanwezige effecten dienen als onderpand voor een tweetal zakelijke leningen die
aan Consuments besloten vennootschap zijn verstrekt. Consument verzoekt per
opdrachtformulier op 19 december 2007 ter afbetaling van de zakelijke leningen de op de
beleggingsrekening aanwezige effecten te verkopen.
2.2 Aangeslotene stuurt Consument op 21 december een brief waarin zij onder meer
schrijft dat de opdracht niet kan worden uitgevoerd aangezien er eerst toestemming van de
pandnemer (haar zakelijke afdeling) dient te zijn alvorens de bezwaarde rekening kan worden
2/4
vrijgegeven. Voorts schrijft zij dat er een verouderd opdrachtformulier is gebruikt hetgeen
verkoop eveneens in de weg staat.
2.3 Op 7 januari 2008 ontvangt de Afdeling Zakelijk van Aangeslotene een verzoek tot
vrijgave van de verpande effecten. Op 7 februari 2008 ontvangt de beleggingsafdeling van
Aangeslotene bericht van de Afdeling Zakelijk dat de verpanding is opgeheven waarna aan
Consument een formulier is verstuurd om een verkooporder te kunnen opgeven. Na
retournering daarvan, op 14 februari 2008, is daarmee een verkoopopdracht bij
Aangeslotene binnengekomen welke aan de gestelde vereisten voldeed. Vervolgens zijn de
fondsen tegen de openingskoers van 15 februari 2008 verkocht.
3. Geschil
3.1 Consument vordert vergoeding van de door hem geleden schade, bestaande uit het
verschil in de waarde van de fondsen op het moment van de verkoopopdracht van
19 december 2007 en de waarde ten tijde van het daadwerkelijke verkoopmoment van
15 februari 2008, door hem begroot op een bedrag van € 27.000,–.
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
De voor Consument optredende tussenpersoon heeft op 18 december 2007 telefonisch
contact gehad met zowel de beleggingsafdeling als de Afdeling Zakelijk van Aangeslotene.
Daarbij is afgesproken dat het geld dat uit de verkoop zou vrij komen zou worden
geparkeerd op een tussenrekening en verwerkt zou worden als aflossing van de leningen.
Nadat duidelijk werd dat een verouderd formulier was gebruikt is er op 24 december 2007
toegezegd dat hangende de toezending van het juiste formulier en de vrijgave van het geld,
het geld zou worden geparkeerd op genoemde tussenrekening. Aangeslotene had ter
gelegenheid van een eerdere fondswijziging de juiste formulieren aan Consument moeten
doen toekomen.
Consument acht het onprofessioneel dat vrijgave zo lang duurt. Daarnaast heeft
Aangeslotene in strijd met de zorgplicht gehandeld door niet in het belang van Consument te
handelen. Het geld bleef immers onder haar beheer, zij het bij een andere afdeling.
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende weren aangevoerd.
De Afdeling Zakelijk heeft op 7 januari 2008 pas een verzoek tot vrijgave van de verpande
fondsen ontvangen waarin niet naar eerder gedane toezeggingen van Aangeslotene wordt
verwezen. Er is niet telefonisch overeengekomen dat de fondsen zouden worden verkocht
en de opbrengst ervan op een tussenrekening zou worden geparkeerd.
Pas op 14 februari 2008 beschikte Aangeslotene over het juiste verkoopformulier. Effecten in
een verpand depot kunnen niet worden verkocht zonder toestemming van de pandhouder,
ongeacht of een verkoopopdracht eenduidig en correct is. Die toestemming werd eerst op
7 februari 2008 verkregen.
Nu Aangeslotene eerst op 14 februari 2008 een correcte opdracht heeft ontvangen en deze
op 15 februari is uitgevoerd, is er geen sprake van een vertraging in de verwerkingstijd. Er is
3/4
dan ook geen schade. Overigens is de berekening van Consument niet juist, maar zou de
schade € 22.959,49 moeten zijn.
Aangeslotene verzoekt de Commissie dan ook de vordering van Consument af te wijzen.
4. Beoordeling
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de Commissie als
volgt.
4.1 De Commissie stelt voorop dat Aangeslotene gehouden was tot een zorgvuldige
uitvoering van de verkoopopdracht van Consument. In tegenstelling tot hetgeen Consument
stelt, heeft in deze zaak de uitvoering van voornoemde opdracht niet langer geduurd dan
nodig was. De Commissie is dan ook van oordeel dat Aangeslotene voldoende
zorgvuldigheid heeft betracht bij de verwerking ervan. Immers, Aangeslotene heeft reeds bij
brief van 21 december 2007 aan Consument duidelijk gemaakt dat de verkoop van de
effecten bleek te zijn geblokkeerd omdat deze aan de Zakelijke Afdeling van Aangeslotene
waren verpand tot zekerheid van een schuld van Consument bij die afdeling en dat eerst na
het opheffen van de verpanding tot verkoop kon worden overgegaan. Een instelling mag
bovendien aan een opdracht tot verkoop de eis stellen dat deze middels een door haar
verstrekt formulier geschiedt. Nadat de verpanding was opgeheven had Consument nog een
week nodig voor het insturen van het juiste formulier waarna Aangeslotene de
verkoopopdracht op
15 februari correct en op snelle wijze heeft uitgevoerd. Naar het oordeel van de Commissie
is verweerder op dit punt geen verwijt te maken.
4.2 De Commissie stelt echter vast dat het verzoek om het pandrecht op te heffen op
7 januari 2008 door de Afdeling Zakelijk van Aangeslotene is ontvangen en uiteindelijk eerst
op 7 februari 2008 door haar is ingewilligd. Een periode van een maand om het pandrecht op
te heffen is alleszins te lang; dit had naar het oordeel van de Commissie uiterlijk twee weken
na 7 januari 2008, dus op 21 januari 2008, dienen te geschieden. Nu Aangeslotene ter zitting
heeft erkend dat een termijn van twee weken om aan een dergelijk verzoek te voldoen niet
onredelijk is neemt de Commissie als peildatum voor eventuele schade de derde week na
7 januari 2008. Na de kennisgeving dat het pandrecht is opgeheven zal immers nog enige tijd
gemoeid zijn met het uitvoeren van de verkoopopdracht. Bij voldoende voortvarendheid
betreffende het opheffen van het pandrecht zijdens Aangeslotene was nochtans geen betere
koers gerealiseerd. Immers, in die periode, te weten tussen
28 januari en 15 februari 2008, fluctueerde de koers van het fonds nauwelijks. De
gevorderde schade is daarmee onvoldoende in verband te brengen met deze tekortkoming
en komt niet voor toewijzing in aanmerking.
4.3 De stelling van Consument dat Aangeslotene de namens Consument optredende
tussenpersoon telefonisch heeft toegezegd dat de verkoopopbrengsten onmiddellijk ter
beschikking zouden komen is naar het oordeel van de Commissie onvoldoende
4/4
onderbouwd. De Commissie acht de gang van zaken zoals deze door Aangeslotene zowel
door haar in de schriftelijke procedure uiteen werd gezet als ook mondeling ter zitting is
toegelicht op dit punt alleszins aannemelijk.
4.4 Nu de vertraging bij het opheffen van het pandrecht geen financieel nadeel voor
Consument is ontstaan en Aangeslotene geen ander treffend verwijt kan worden gemaakt,
leidt het voorgaande tot de conclusie dat de vordering van Consument moet worden
afgewezen.
5. Beslissing
De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt
afgewezen.
In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke
gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de
Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van
deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak