Mijn Kifid

Uitspraak 2012-10 (bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-10 d.d. 5 januari 2012
(mr. H.J. Schepen, voorzitter, mevrouw mr. A.M.T. Wigger en mevrouw mr. J.W.M. Lenting, leden, en mr. P.E. Roodenburg, secretaris)

Samenvatting

Nu Consument heeft nagelaten enige reactie te geven op het voorstel van Aangeslotene voor een nieuwe rentevastperiode, dienen de gevolgen daarvan, in casu de verschuldigdheid van boeterente, voor zijn rekening te blijven.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting met bijlagen, ontvangen 29 september 2010;
– het antwoord van Aangeslotene d.d.27 december 2010.
De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.
De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling te Den Haag op
7 oktober 2011. Aldaar zijn partijen verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1 Consument heeft in 1999 bij Aangeslotene een hypothecaire geldlening afgesloten met daarbij een eerste rentevastperiode voor de duur van 5 jaar. Op 1 juni 2004 heeft een renteherziening plaatsgevonden en is een nieuwe rentevastperiode overeengekomen voor de duur van 5 jaar, derhalve eindigend op 1 juni 2009. Bij deze herziening is overeengekomen dat Consument 10% van het oorspronkelijk geleende bedrag boetevrij kan aflossen.
2.2 Bij brief van 20 april 2009 heeft Aangeslotene Consument een verlengingsvoorstel gedaan voor een nieuwe rentevastperiode, ingaande per 1 juni 2009.
2.3 Consument heeft het ontvangen voorstel besproken met zijn tussenpersoon de heer X. Consument heeft besloten om zijn hypotheek “over te willen sluiten” bij een andere geldverstrekker.
2.4 Consument heeft niet gereageerd op het verlengingsvoorstel van Aangeslotene. Derhalve heeft Aangeslotene per 1 juni 2009 de rente voor een nieuwe periode van 5 jaar vastgezet, met een rentepercentage van 6,1% voor beide leningdelen.
2.5 Aangeslotene heeft ten behoeve van Consument op 15 augustus 2009 een aflosnota opgesteld waarin een boetebedrag was opgenomen van € 6.618,10. In de door Aangeslotene opgestelde aflosnota d.d. 2 oktober 2009 is een bedrag van € 6.362,91 aan boeterente opgenomen.
2.6 Op de relatie tussen Consument en Aangeslotene waren de “Algemene Bepalingen voor hypotheekstelling” en de “Algemene Voorwaarden voor woninghypotheken” van toepassing.

3. Geschil

3.1. Consument vordert kwijtschelding of in ieder geval vermindering van de door Aangeslotene berekende boeterente ad € 6.362,91.
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.
– Consument is van mening dat Aangeslotene op basis van de redelijkheid en billijkheid een lagere boete in rekening zou moeten brengen. De door Aangeslotene gehanteerde wijze van berekenen, waarbij wordt uitgegaan van het verschuldigde rentepercentage (het 5 jaarstarief) tegenover de dagrente behorende bij de dichtstbijzijnde lagere rentevastperiode over de resterende looptijd (het 3 jaarstarief) vermenigvuldigd met de resterende looptijd (57 maanden) en 10% boetevrije aflossing, valt niet binnen het kader van redelijkheid en billijkheid.
3.3. Aangeslotene heeft, op de volgende verkort weergegeven gronden, gemotiveerd verweer gevoerd.
– Aangeslotene ziet geen aanleiding om af te wijken van de berekeningsmethodiek zoals bepaald in de van toepassing zijnde algemene voorwaarden. De wijze waarop een mogelijke boeterente zou worden berekend was vooraf bij Consument bekend, de wijze waarop de boeterente wordt berekend is niet onredelijk.
– Niet is betwist dat Consument het renteverleningsvoorstel tijdig heeft ontvangen. De gevolgen van het feit dat Consument daarop niet (tijdig) heeft gereageerd dienen voor rekening en risico van Consument te blijven.

4. Beoordeling

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde en hetgeen door hen tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht, overweegt de Commissie als volgt.
4.1 De Commissie stelt vast dat niet ter discussie staat dat Aangeslotene de boete heeft berekend conform de tussen partijen overeengekomen voorwaarden. Consument is echter van mening dat de hoogte van het bedrag in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
4.2 Het is een feit van algemene bekendheid dat geldverstrekkers bij het voortijdig opzeggen van een hypothecaire geldlening een boete in rekening brengen. Consument had zich dit dienen te realiseren, zeker nu dit nadrukkelijk vermeld staat in de getekende voorgaande hypotheekofferte van 5 mei 2004 en Aangeslotene in haar verlengingsvoorstel van 20 april 2009 heeft vermeld dat Consument binnen twee weken na ontvangst van het voorstel contact moest opnemen met Aangeslotene, indien hij wijzingen in de condities van zijn hypothecaire geldlening wenste.
4.3 Nu Consument heeft nagelaten enige reactie te geven op het verlengingsvoorstel van Aangeslotene van 20 april 2009, dienen de gevolgen voor zijn rekening te blijven. Consument heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat Aangeslotene in redelijkheid niet tot de berekening van het betwiste boetebedrag had kunnen komen.
Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.
4.4 Resumerend is de klacht van Consument in alle onderdelen ongegrond, zodat de vordering van Consument moet worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.

Bekijk de volledige uitspraak