Mijn Kifid

Uitspraak 2014-360 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-360 d.d. 1 oktober 2014
(mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. A.W.H. Vink en drs. W. Dullemond, leden en mr. F.E. Uijleman, secretaris).

Samenvatting

Beleggingsverzekering uit 2002. Consument stelt dat de verzekeraar ten tijde van de totstandkoming van de verzekering misleidende informatie heeft verstrekt over het te behalen eindkapitaal en dat de informatie die is verstrekt over de kosten onvoldoende duidelijk is. Hiernaast beklaagt consument zich erover dat de kosten van de beleggingsverzekering te hoog zijn en niet overeenstemmen met het kostenmaximum dat door de Ombudsman Financiële Dienstverlening is aanbevolen en dat de premie voor de overlijdensrisicoverzekering erg hoog is in verhouding tot de inleg. De commissie oordeelt dat het consument bij aandachtige kennisneming van de informatie in de brochure en de offerte duidelijk had behoren te zijn dat de verzekering geen spaarhypotheek is maar een beleggingsverzekering en dat de verzekering derhalve niet zonder risico zou zijn. Aan het door de verzekeraar vermelde voorbeeldkapitaal in de offerte kan consument dan ook geen rechten ontlenen. Van misleidende informatie is naar het oordeel van de commissie derhalve geen sprake. Verder oordeelt de commissie dat de door de verzekeraar verstrekte informatie over de kosten voldoende duidelijk en begrijpelijk is en dat consument geacht moet worden in het kader van de totstandkoming van de verzekering over deze kosten te zijn geïnformeerd en daarmee te hebben ingestemd. Dat de kosten te hoog zijn is de commissie niet gebleken. Tot slot oordeelt de commissie ten aanzien van de overlijdensrisicopremie dat de hoogte ervan hoofdzakelijk verband houdt met de hoogte van het overlijdenskapitaal. Dat de overeengekomen premie onevenredig hoog is in vergelijking tot de destijds geldende marktprijs is naar het oordeel van de commissie niet komen vast te staan. De commissie wijst de vordering af.

Consument,

tegen

Aegon Levensverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het door Consument ondertekende klachtformulier Geschillencommissie met bijlagen;
– het verweerschrift van Aangeslotene met bijlagen van 14 april 2014;
– de repliek van Consument met bijlagen van 26 april 2014;
– de dupliek van Aangeslotene met bijlagen van 14 mei 2014.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van de klacht geleid.
Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.

Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 27 augustus 2014 aldaar verschenen.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

3.1. Consument heeft in 2002 door de advisering en bemiddeling van een assurantietussenpersoon een beleggingsverzekering (hierna: de verzekering) afgesloten bij Aangeslotene. De verzekering is afgesloten ter aflossing van een hypothecaire geldlening.
3.2. Voorafgaand aan het sluiten van de verzekering heeft Aangeslotene aan Consument een aanvraagformulier, een brochure en een offerte verstrekt.
3.3. De offerte is gedateerd op 14 november 2002 en vermeldt onder meer het volgende:
“Deze offerte bestaat uit dit voorblad, een kostenoverzicht en de financiële bijsluiter.
(…)
Voor dit product is een financiële bijsluiter opgesteld met informatie over het product, de kosten en de risico’s. De financiële bijsluiter maakt deel uit van deze offerte: lees hem voordat u het product koopt.”
3.4. In de brochure is, voor zover relevant, het volgende bepaald:
“Kapitaalverzekering als Spaarvorm
[Aangeslotene] heeft voor u een prima alternatief ontwikkeld voor het sparen op een bankrekening: de Perspectief KapitaalRekening. Als u de komende jaren regelmatig geld opzij legt, kunt u daarmee een vermogen opbouwen. (…) Het opgebouwde vermogen kunt u gebruiken voor het aflossen van uw hypotheekschuld.
(…)
U kiest hoe uw geld wordt belegd
Het door u ingelegde geld op uw Perspectief KapitaalRekening wordt belegd. Die belegging kunt u toevertrouwen aan [Aangeslotene], maar u kunt ook zelf bepalen hoe uw geld wordt belegd. In het eerste geval kiest u voor de Maatschappijbelegging, een actief beheerd mixfonds dat belegt in aandelen, obligaties, onroerend goed en liquiditeiten. Indien u zelf wenst te beleggen, heeft u de keuze uit meer dan 50 mogelijkheden, waaronder gerenommeerde beleggingsfondsen in aandelen, obligaties, onroerend goed of een combinatie daarvan. (…) Elke premie kan belegd worden in maximaal 10 fondsen. (…)
Ruime overlijdensdekking
De Perspectief KapitaalRekening biedt uitgebreide mogelijkheid bij uw overlijden uw nabestaanden goed verzorgd achter te laten. Zo kunt u uiteraard kiezen voor een vaste uitkering. Maar [Aangeslotene] biedt ook de mogelijkheid om een vooraf bepaald percentage van het spaartegoed uit te keren. (…).
U weet wat u kunt verwachten
(…) Vooraf wordt in een offerte de te verwachten waardeontwikkeling weergegeven op basis van voorbeeldrendementen. De actuele waarde van uw verzekering, het rendement van uw beleggingen en de kosten vindt u terug in het individueel rekeningoverzicht. Dit overzicht ontvangt u jaarlijks. (…).”
3.5. Consument heeft op 25 november 2002 het aanvraagformulier ingevuld. De laatste pagina van het formulier vermeldt:
“De verzekeringnemer heeft het recht binnen twee weken na afgifte van de polis de overeenkomst van levensverzekering op te zeggen door middel van schriftelijke kennisgeving aan [Aangeslotene].”
Aangeslotene heeft de aanvraag vervolgens geaccepteerd door het toesturen van de polis en een aangepaste offerte, beiden gedateerd op 18 december 2002.
3.6. In de offerte van 18 december 2002 is het volgende bepaald:
“KOSTEN EN INHOUDINGEN (verrekening per maand)
A-kosten (t.z.v. betaling) : 0% van de premie
B-kosten (eerste kosten) : E0 eenmalig
C-kosten (doorlopend) : E55 per jaar
D-kosten (risicobeheer) : 0,03% per jaar over risicokap.
E-kosten (t.z.v. beheer beleggingen) : 1% (bij switchen 0.5%)
F-kosten (aan- en verkoop beleggingen) : E2.50 (eenmaal per jaar gratis)
Risicopremie per jaar voor E1000,- risicokapitaal bij overlijden
Jr Premie
1 2.6800
2 3.0500
3 3.4600
4 3.9000
5 4.3800
6 4.9100
7 5.4800
8 6.2200
9 6.8000
10 7.5500
11 8.3600
12 9.2500
13 10.2300
14 11.2900
15 12.4400
16 13.7100
17 15.0800
N.B. Deze risicopremies hebben alleen betrekking op het verschil tussen het verzekerde risicobedrag en de reservewaarde van de verzekering. Indien de reservewaarde van de verzekering hoger is dan het op dat moment verzekerde risicobedrag, worden de risicopremies voor dat verschil niet ingehouden, maar als ‘bonus’ toegevoegd aan de reservewaarde.
(…)
FINANCIËLE BIJSLUITER
(…)
Wat zijn de financiële risico’s van de KapitaalRekening?
De waardeontwikkeling van dit product is afhankelijk van ontwikkelingen op kapitaal-/effecten-/valuta-/goederenmarkt. Een en ander betekent dat de mogelijkheid bestaat dat:
– dit beleggingsproduct weinig of geen inkomsten zal opleveren
– bij een ongunstig koersverloop uw inleg geheel of ten dele verloren kan gaan; en
– mogelijk aan het eind van de looptijd de waarde van de uitkering niet voldoende is om uw eventuele hypotheek/schuld af te lossen.
(…)
Voorbeelden van rendementen en kosten
Het hieronder weergegeven cijfervoorbeeld is alleen als voorbeeld bedoeld. De uiteindelijke resultaten zijn niet te voorspellen. Het is dan ook waarschijnlijk dat uw daadwerkelijke rendement in de toekomst niet gelijk zal zijn aan het hieronder vermelde. (…). De uiteindelijke uitkomst kan naar boven maar ook naar beneden afwijken. (…) De tabel is bedoeld om u een indruk te geven van de verschillen in de mogelijke uitkomsten.”
3.7. Verder volgt uit het polisblad dat de verzekering ingaat op 1 november 2002 en dat bij aanvang van de verzekering een eenmalige premie van € 18.945,45 is verschuldigd. Daarnaast is van 1 december 2002 tot 1 juli 2018 een maandpremie verschuldigd van €109,36. De verzekering eindigt op 1 februari 2019 en voorziet, indien Consument op de einddatum in leven is, in een uitkering die gelijk is aan de waarde van het belegd vermogen, verminderd met de verkoopkosten. Verder voorziet de verzekering in een uitkering van € 84.724,13 indien Consument voor 1 februari 2019 overlijdt.
3.8. In het bij de polis gevoegde clausuleblad 20 staat onder meer het volgende:
“Artikel 5 Kosten
1. De maatschappij is bevoegd met inachtneming van artikel 5 van de Algemene Voorwaarden de navolgende kosten in rekening te brengen ten laste van de premie en/of de premiereserve van deze verzekering:
a. kosten ter zake van incasso, aan- en verkoop van beleggingen en verkoop van beleggingen bij beëindiging van de verzekering;
b. kosten ter zake van het afsluiten of verhogen van de verzekering;
c. administratiekosten;
d. kosten van risicobeheer;
e. kosten ter zake van het beheer van de beleggingen;
f. aan- en/of verkoopkosten van beleggingen bij verandering van de beleggingen;
g. kosten voor tussentijdse rekening overzichten, met dien verstande dat deze kosten slechts in mindering op de premie worden gebracht.
2. De kosten worden tezamen met eventuele risicopremies aan het eind van elke kalendermaand in mindering gebracht op de premie en/of premiereserve van de verzekering.
Artikel 6 Rekening overzicht
Per eind van elk kalenderjaar verstrekt de maatschappij aan de verzekeringnemer een rekening overzicht betreffende de verzekering. Dit overzicht vermeldt de in het kalenderjaar ontvangen premies, de in rekening gebrachte risicopremies en kosten en de eurowaarde van de aan de verzekering toegevoegde eenheden.”
3.9. In de toepasselijke Algemene Voorwaarden Perspectief Rekening AV2001.1 staat het volgende:
“Artikel 3 (…)/bijzonder opzeggingsrecht
(…)
2. De verzekeringnemer heeft het recht binnen twee weken na afgifte van de polis de overeenkomst van levensverzekering op te zeggen door middel van schriftelijke kennisgeving (…).”
3.10. Consument heeft ten aanzien van de verzekering jaarlijks een rekeningoverzicht van Aangeslotene ontvangen. Het eerste rekeningoverzicht dat Consument heeft ontvangen ter zake van de periode 01-11-2002 t/m 31-12-2002 vermeldt, voor zover relevant, het volgende:
“Specificatie van de waarde van de beleggingen
waarde in € per investering (…) beheerskosten (…)
nr. fondsnaam 01-11-2002 in € in €
15 ROBECO 0,00 6511.90 -5.16
18 RORENTO 0.00 7442.18 -6.18
(…) (…) (…) (…)
________________________________________________________

0.00 18605.43 -15.17
Investering
Betaalde premies € 18836.09
Risicopremies overlijden € 29.80-
(…)
A-Kosten (t.z.v. betaling) € 188.36-
B-Kosten (eerste kosten) € 0.00
C-Kosten (doorlopend) € 9.16-
D-Kosten (risicobeheer) € 3.34-
(…)__________________________(…)
Investering € 18605.43
3.11. Bij brief van 24 augustus 2009 heeft Consument informatie opgevraagd bij zijn assurantietussenpersoon over de kosten van de verzekering en de overlijdensrisicopremie. In de brief staat onder meer het volgende:
“Naar aanleiding van de waarde-opgave per 30-06-2009, met dagtekening 6 juli 2009, rijzen bij mij vragen over de hoogte van de kosten en de kostenstructuur van deze beleggingsverzekering.
Als ik kijk naar de door mij betaalde premies in het halfjaar 1 januari t/m 30 juni van dit jaar dan is er volgens mijn berekening maar liefst 26,06% aan premie overlijdensverzekering en 6,6% aan kosten van mijn inleg ingehouden. Daar bovenop is er ook nog eens Euro 56,38 aan beheerskosten op mijn waarde ingehouden. Dit komt bij mij over als ver boven de Wabeke-norm.
(…)
Graag ontvang ik van u inzicht in de hoogte van de kosten en de premie voor de overlijdensrisicoverzekering die ik sinds de ingangsdatum van mijn polis betaald heb en de toetsing hiervan aan de Wabeke-norm.
Tevens vraag ik u aan te geven wat de gevolgen zijn voor de opgebouwde waarde van de polis als de premie en kosten in overeenstemming worden gebracht met de Wabeke-norm.”
3.12. Bij brief van 25 januari 2012 heeft Consument bij Aangeslotene een klacht ingediend over de hoogte van de in rekening gebrachte kosten en overlijdensrisicopremie. Daarnaast heeft Consument Aangeslotene voor de door hem geleden schade aansprakelijk gesteld en de verjaring ex artikel 3:317 BW gestuit.
3.13. In maart 2013 heeft Aangeslotene Consument bericht dat zij in 2009 een akkoord heeft gesloten met de Stichting Woekerpolis Claim en de Stichting Verliespolis (hierna genoemd: de stichtingen) over de maximale hoogte van de kosten van particuliere beleggingsverzekeringen en dat zij de verzekering van Consument heeft vergeleken met de afspraken uit het akkoord. Verder heeft Aangeslotene Consument bericht dat uit de vergelijking is gebleken dat de kosten van de verzekering van Consument lager zijn dan het met de stichtingen afgesproken maximum en dat dit meebrengt dat Consument niet in aanmerking komt voor een compensatie.

4. De vordering en grondslagen

4.1. Consument vordert dat Aangeslotene de schade vergoedt door hetgeen zij teveel aan overlijdensrisicopremies en kosten heeft ingehouden terug te storten in de verzekering.
4.2. Deze vordering steunt kort en zakelijk op de volgende grondslagen:
Aangeslotene is jegens Consument toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van haar zorgplicht c.q. heeft onrechtmatig jegens Consument gehandeld door in het kader van de totstandkoming van de verzekering misleidende informatie te verschaffen over het karakter van de verzekering en door onvoldoende informatie te verschaffen over de (hoogte van de) kosten. In dit kader voert Consument het volgende aan:
– Consument wijst erop dat de aanhef van de brochure vermeldt dat met de verzekering belastingvrij wordt gespaard voor een fors vermogen en dat de offerte van 18 december 2002 vermeldt dat de waarde van de verzekering bij een rendement van 8% na 17 jaar zou stijgen naar € 89.852. Consument stelt dat deze informatie misleidend is nu van een forse stijging geen sprake is geweest.
– De in rekening gebrachte kosten zijn te hoog en niet in overeenstemming met het kostenmaximum dat door de Ombudsman Financiële Dienstverlening is aanbevolen. Consument stelt in dit verband dat circa 19% van de inleg opgaat aan kosten. Daarnaast voert hij aan dat het bedrag dat wordt ingehouden aan overlijdensrisicopremie niet in verhouding staat tot de inleg. Hij wijst er daarbij op dat de overlijdensrisicopremie circa 27% van de inleg bedraagt.
– De informatie die Aangeslotene over de kosten heeft verstrekt is niet transparant. Consument stelt dat de informatie op verschillende plaatsen is vermeld en daardoor niet overzichtelijk is. Verder stelt Consument dat de informatie in het rekeningoverzicht niet transparant en daarmee misleidend is. Ter onderbouwing voert hij aan dat de E-kosten op het rekeningoverzicht een andere benaming hebben, te weten ‘beheerskosten’, en dat niet duidelijk is vermeld deze kosten van de netto investering worden afgetrokken.
Verder voert Consument aan dat hij met de uitkering uit de verzekering een deel van zijn hypothecaire geldlening wenst aflossen. Gelet hierop stelt hij dat van Aangeslotene mocht worden verwacht dat zij hem uit eigen beweging benaderde om hem erop te wijzen dat het doelkapitaal mogelijk niet zou worden behaald en dat zij hem ter zake zou adviseren.
4.3. Aangeslotene voert tegen de stellingen van Consument verweer. Op de stellingen die Aangeslotene aan haar verweer ten grondslag legt wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. Beoordeling

5.1. Aangeslotene voert als eerste verweer aan dat Consument zijn klacht te laat heeft ingediend zodat zijn aanspraken ingevolge artikel 6:89 Burgerlijke Wetboek (BW) zijn vervallen en ingevolge artikel 3:310 BW zijn verjaard. Wat hier ook van zij, de Commissie is van oordeel dat de vordering van Consument niet voor toewijzing in aanmerking komt. Ter toelichting dient het volgende.
5.2. Voorop staat dat niet in geschil is dat Consument voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst een brochure, een aanvraagformulier en een offerte heeft ontvangen. De offerte was gedateerd op 14 november 2002. Evenmin is in geschil dat Aangeslotene Consument naar aanleiding van de aanvraag een polisblad heeft doen toekomen als ook de Algemene Voorwaarden Perspectief Rekening AV2001.1 en een nieuwe offerte. Deze nieuwe offerte is, evenals het polisblad, gedateerd op 18 december 2002. Aangeslotene heeft ter zitting aangevoerd dat zich na de aanvraag nog een paar wijzigingen hebben voorgedaan en dat die in de offerte van 18 december 2002 zijn verwerkt. Daarnaast heeft Aangeslotene aangevoerd dat de offerte van 14 november 2002 weliswaar niet compleet aan de Commissie is overgelegd, maar dat de complete versie van de offerte destijds wel aan Consument is verstrekt en dat dit betekent dat Consument naast het voorblad ook het kostenoverzicht en de financiële bijsluiter heeft ontvangen. Consument heeft dit ter zitting niet bestreden. De Commissie gaat er daarom bij de beoordeling van de klacht van uit dat Consument voorafgaand aan het sluiten van de verzekering een complete versie van de offerte van 14 november 2002 heeft ontvangen en dat de tekst in het kostenoverzicht en de financiële bijsluiter bij deze offerte gelijkluidend is aan die van de offerte van 18 december 2002.
5.3. Op Aangeslotene rust in de precontractuele fase de verplichting om aan Consument volledige en begrijpelijke informatie te verschaffen omtrent de kenmerkende eigenschappen van de aan Consument aangeboden verzekering, waaronder de kosten die uit hoofde van die verzekering in rekening worden gebracht en de risico’s die uit de verzekering voortvloeien.
Consument stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat de door Aangeslotene verstrekte informatie over de kosten die aan de verzekering zijn verbonden, onvoldoende duidelijk is. Meer in het bijzonder voert hij aan dat de kosten op verschillende plaatsen in de informatie zijn vermeld. De informatie is daardoor volgens hem niet transparant. Aangeslotene daarentegen voert aan dat zij Consument voldoende inzicht heeft gegeven in de kostenstructuur door alle in rekening te brengen kosten te vermelden in artikel 5 van clausuleblad 20 en de offertes. De eerste vraag die derhalve door de Commissie beantwoord moet worden is of Aangeslotene aan haar informatieverplichting jegens Consument heeft voldaan door alle in rekening te brengen kosten op een uitdrukkelijke en begrijpelijke wijze in de brochure, het aanvraagformulier en/of de offerte van 14 november 2002 te vermelden.
5.4. De Commissie beantwoordt die vraag bevestigend nu alle kostensoorten en de hoogte c.q. wijze van berekening zijn vermeld in de offerte van 14 november 2002. De tekst in de offerte is naar het oordeel van de Commissie voldoende duidelijk en begrijpelijk. Consument moet dan ook geacht worden in het kader van de totstandkoming van de verzekering over deze kosten te zijn geïnformeerd en daarmee te hebben ingestemd. Verder geldt dat Consument ook nadien nog informatie over alle kostensoorten heeft ontvangen. De Commissie wijst in dit verband op artikel 5 van clausuleblad 20. Van een verzekeringnemer mag worden verwacht dat hij kennis neemt van de met betrekking tot de verzekering verstrekte informatie. Daarnaast mag van hem worden verwacht dat hij, indien hij die niet begrijpt of daarover aanvullende vragen heeft, zich daarmee tot zijn assurantietussenpersoon of de verzekeraar wendt. Van belang is dat in het onderhavige geval in het aanvraagformulier en artikel 3 van de Algemene Voorwaarden Perspectief Rekening AV2001.1 is bepaald dat de verzekeringnemer het recht heeft de verzekeringsovereenkomst binnen twee weken na afgifte van de polis schriftelijk op te zeggen. Consument had na de ontvangst van de polis en clausuleblad 20 aldus nog twee weken de tijd om kennis te nemen van de aan hem verstrekte informatie. Niet gesteld of gebleken is dat Consument in die twee weken nadere uitleg over de kosten of de hoogte daarvan heeft gevraagd bij zijn assurantietussenpersoon en/of Aangeslotene. Nu Consument geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid de verzekering binnen twee weken na ontvangst van de polis te beëindigen, wordt hij ook daarom geacht te hebben ingestemd met de kosten van de door hem gesloten verzekering.
5.5. Ten aanzien van de informatie in het rekeningoverzicht stelt Consument dat deze niet transparant en daarmee misleidend is. Ter onderbouwing voert hij aan dat de E-kosten op het rekeningoverzicht een andere benaming hebben, te weten ‘beheerskosten’, en dat niet duidelijk is vermeld dat deze kosten van de netto investering worden afgetrokken. Aangeslotene betwist dat de informatie in het rekeningoverzicht ter zake van de E-kosten niet transparant is.
De Commissie stelt vast dat in het jaarlijkse rekeningoverzicht enerzijds een specificatie is opgenomen ten aanzien van de ‘waarde van de beleggingen’ en anderzijds een specificatie ten aanzien van de ‘investering’. Met Aangeslotene is de Commissie van oordeel dat het rekeningoverzicht voldoende duidelijk is en dat daaruit kan worden afgeleid dat de beheerskosten op de waarde van de beleggingen in mindering worden gebracht en daarmee op de netto investering. Het standpunt van Consument wijst de Commissie dan ook van de hand.
5.6. Verder stelt Consument dat de informatie in de brochure en de offerte van 18 december 2002 misleidend is nu daarin is vermeld dat met de verzekering belastingvrij kan worden gespaard voor een fors vermogen. Van sparen voor een fors vermogen is volgens Consument geen sprake geweest. Hij benadrukt daarbij dat het door hem ingelegde vermogen in twaalf jaar tijd slechts met € 5.000,- is toegenomen.
Voor zover Consument met zijn stelling heeft bedoeld te betogen dat hij dacht dat de verzekering een spaarproduct was, overweegt de Commissie dat hij hierin niet kan worden gevolgd. Vaststaat immers dat zowel in de brochure als in beide offertes is vermeld dat sprake is van beleggen. De Commissie wijst in dit verband bijvoorbeeld op het kopje ‘U kiest hoe uw geld wordt belegd’ in de brochure en de tekst ‘Het rendement op het te beleggen deel van de premie/koopsom is van invloed op de uiteindelijke waarde van de verzekering’ onder het kopje ‘Voorbeeldkapitalen’ in de offertes. Verder stelt de Commissie vast dat onder het kopje ‘Wat zijn de financiële risico’s van de KapitaalRekening?’ in de financiële bijsluiter bij beide offertes is vermeld dat de mogelijkheid bestaat dat (i) de beleggingsverzekering weinig of geen inkomsten zal opleveren, (ii) bij een ongunstig koersverloop de inleg geheel of ten dele verloren kan gaan en (iii) mogelijk aan het eind van de looptijd de waarde van de uitkering niet voldoende is om de eventuele hypotheek/schuld af te lossen. Hiernaast is onder het kopje ‘Voorbeelden van rendementen en kosten’ in de financiële bijsluiter vermeld: ‘De uiteindelijke resultaten zijn niet te voorspellen. Het is dan ook waarschijnlijk dat uw daadwerkelijke rendement in de toekomst niet gelijk zal zijn aan het hieronder vermelde.’
Gelet op het voorgaande volgt de Commissie Aangeslotene in haar standpunt dat het Consument bij aandachtige kennisneming van deze informatie duidelijk had behoren te zijn dat de verzekering geen spaarhypotheek is maar een beleggingsverzekering en dat de verzekering derhalve niet zonder risico zou zijn. Aan het door Aangeslotene vermelde voorbeeldkapitaal ad € 89.852,- in de offerte van 18 december 2002 kan Consument dan ook geen rechten ontlenen. Het standpunt van Consument dat de door Aangeslotene verstrekte informatie misleidend is, wijst de Commissie derhalve van de hand.
5.7. Consument beklaagt zich tevens over de hoogte van de in rekening gebrachte kosten. Aangeslotene stelt dat de door haar berekende kosten in overeenstemming zijn met haar Compensatieregeling. Wat daar ook van zij, hiervoor is onder 5.4. vastgesteld dat tussen partijen wilsovereenstemming bestaat over het in rekening brengen van kosten. De Commissie stelt vast dat Consument zijn stelling dat de kosten te hoog zijn op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd zodat deze niet aannemelijk is geworden. Verder komt de hoogte van de in rekening gebrachte kosten de Commissie in het onderhavige geval niet onredelijk voor. Uit het voorgaande volgt dat de Commissie de stelling van Consument dat de kosten te hoog zijn verwerpt.
Ten aanzien van het standpunt van Consument dat het bedrag dat wordt ingehouden aan overlijdensrisicopremie veel te hoog is in verhouding tot de inleg, overweegt de Commissie als volgt. De Commissie is met Consument van oordeel dat een relatief groot deel van de premie wordt aangewend voor de overlijdensrisicoverzekering. Aangeslotene heeft in dit verband echter terecht aangevoerd dat de hoogte van de overlijdensrisicopremie hoofdzakelijk verband houdt met de hoogte van het overlijdenskapitaal. Voor zover Consument met zijn standpunt heeft bedoeld dat de overeengekomen premie voor de overlijdensrisicodekking onevenredig hoog is in vergelijking tot de destijds geldende marktprijs, oordeelt de Commissie dat Consument ter onderbouwing van zijn standpunt onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen op grond waarvan de juistheid van zijn standpunt kan worden aangenomen. Ook aan dit standpunt gaat de Commissie daarom voorbij.
5.8. Tot slot stelt Consument dat de aard van de verzekering en de sterke waardedaling van de beleggingen meebrachten dat van Aangeslotene mocht worden verlangd dat zij haar klanten actief benaderde en hen zo nodig adviseerde. Dit geldt volgens hem temeer nu hij met de verzekering zijn hypotheek wenste af te lossen. De Commissie volgt Consument niet in dit standpunt en is van oordeel dat de tussen partijen gesloten overeenkomst geen verplichting voor Aangeslotene meebracht Consument actief te adviseren aangaande de door hem gekozen beleggingscombinatie en dat ook de zorgplicht van Aangeslotene niet zover strekte dat van haar kon worden gevergd dat zij, anders dan door middel van de hem jaarlijks toegezonden rekeningoverzichten, uit eigen beweging met Consument contact opnam teneinde hem voor de waardedaling van de beleggingen te waarschuwen dan wel hem te adviseren de waardedaling van de beleggingen te beperken door bijvoorbeeld de gekozen beleggingscombinatie te wijzigen in behoudendere beleggingen. Dit brengt mee dat ook de laatste klacht dient te worden verworpen.
5.9. Op grond van het voorgaande komt de Commissie tot de conclusie dat de vordering van Consument dient te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij wijze van bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht/4#stappen-plan

Bekijk de volledige uitspraak