Mijn Kifid

Uitspraak 2014-385 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-385 d.d.
27 oktober 2014
(mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr. E.J. Heck, secretaris)

Samenvatting

Consument klaagt dat Aangeslotene (tussenpersoon) diens toezegging dat een eerste maandtermijn van een direct ingaande lijfrente niet bij nabetaling zou plaatsvinden maar in de maand waarop deze betrekking heeft, niet is nagekomen. Consument vordert een bedrag ter grootte van een maandtermijn en vergoeding van kosten. De Commissie oordeelt dat de overeenkomst met verzekeraar correct – bij nabetaling – wordt uitgevoerd en dat Consument zijn stelling dat de bewuste toezegging is gedaan niet kan onderbouwen. Als Aangesloten de toezegging zou hebben gedaan, bestaat de schade hooguit uit vertragingsrente omdat de uitkering later dan toegezegd is gedaan. In casu wordt deze gecompenseerd doordat verzekeraar de overige termijnen eerder dan overeengekomen uitkeert.

Consument,

tegen

Rabobank Nederland, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de brief van Consument van 14 maart 2014;
– het door Consument ondertekende vragenformulier van 3 april 2014;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene;
– de brieven van Consument van 29 augustus 2014, 9 september 2014 en 18 september
2014.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid. Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
Behandeling van het geschil op stukken heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2014.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

3.1. Een Offerte en aanvraagformulier van Interpolis met offertenummer [..1..] voor een Interpolis Lijfrenteverzekering van 29 december 2011 houden, voor zover van belang, het volgende in:
Achter het woord Verzekerd op blad 2 wordt vermeld:
“Uitkering bij in leven zijn
Zolang de verzekerde in leven is, keert Interpolis maandelijks achteraf de volgende
bedragen uit:
. € 643,75 vanaf 01-12-2011”
3.2. Op blad 7 wordt onder de woorden De ondertekening vermeld:
“Als u het gedeelte hieronder invult en ondertekent, vraagt u de Interpolis
Lijfrenteverzekering aan zoals we die in de offerte hiervoor beschrijven. Uw
adviseur stuurt de aanvraag naar Interpolis.
(…..)”
Achter de woorden Voorwaarden in bezit wordt vermeld: “Hierbij verklaart/verklaren ondergetekende dat hij de voorwaarden die bij deze verzekering horen van de adviseur heeft gekregen en dat de voorwaarden aan hem zijn uitgelegd.”
Op 30 november 2011 heeft Consument de Offerte en aanvraagformulier ondertekend.
3.3. Op 29 december 2011 heeft Interpolis de polis en voorwaarden aan Consument gezonden. Op de polis wordt als ingangsdatum vermeld 1 december 2011 en onder meer vermeld: “Uitbetaling vindt plaats bij nabetaling in maandtermijnen”.
3.4. – Met rentedatum 2 januari 2012 heeft Interpolis aan Consument bij nabetaling voor
de periode 1 december 2011 tot en met 31 december 2011 een bedrag voldaan
van € 513,82.
– Met rentedatum 30 januari 2012 heeft Interpolis aan Consument voor de periode van
1 januari 2012 tot en met 31 januari 2012 een bedrag voldaan van € 513,82.
– Met rentedatum ultimo het einde van iedere opvolgende maand tot en met november 2012 heeft Interpolis aan Consument een bedrag voldaan van € 513,82.
– Met rentedatum 2 januari 2013 heeft Interpolis aan Consument voor de periode van
1 december 2012 tot en met 31 december 2012 een bedrag voldaan van
€ 513,82.
– Met rentedatum 30 januari 2013 heeft Interpolis aan Consument voor de periode van
1 januari 2013 tot en met 31 januari 2013 een bedrag voldaan van € 513,82.

4. De vordering, grondslagen en verweer

4.1. Consument vordert van Aangeslotene een bedrag van € 643,75 en een kosten- vergoeding van € 1.000,-.
4.2. Deze vordering steunt kort en zakelijk op de volgende grondslagen:
– Aangeslotene is haar toezegging dat de eerste uitkering in december 2011 zou plaatsvinden niet nagekomen.
4.3. Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
– Consument dient niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht omdat hij
zich met zijn klacht tot de verkeerde richt. Aangeslotene is geen partij in de
overeenkomst met Interpolis en is niet verantwoordelijk voor het doen van de
uitbetalingen.
– Aangeslotene ontkent dat zij zou hebben toegezegd dat de eerste uitbetaling in
december 2011 zou plaatsvinden.
– Consument heeft geen schade ondervonden omdat hij twaalf termijnen per jaar
ontvangt en heeft zijn gevorderde kostenvergoeding onvoldoende onderbouwd.

5. Beoordeling

5.1. De Commissie dient allereerst na te gaan of Consument ontvankelijk is in diens klacht. Daarbij overweegt de Commissie dat voor zover Consument klaagt over de nakoming van contractuele verplichtingen voortvloeiend uit de verzekerings-overeenkomst hij zich dient te wenden tot de uitvoerder daarvan, Interpolis.
Overigens is de Commissie niet gebleken dat Interpolis op een onjuiste wijze uitvoering geeft aan de verzekeringsovereenkomst.
5.2. De Commissie dient vervolgens te beoordelen of en in hoeverre Aangeslotene in haar hoedanigheid van tussenpersoon een toezegging heeft gedaan die zij niet is nagekomen en aldus in strijd heeft gehandeld met de verplichtingen die voor haar voortvloeien uit de opdracht tot bemiddeling dan wel advisering. De Commissie overweegt in dit verband dat Consument zijn stelling dat Aangeslotene hem zou hebben toegezegd dat de eerst uitkering in december 2011 zou plaatsvinden, tegenover de betwisting door Aangeslotene niet nader heeft onderbouwd. Dat die toezegging daadwerkelijk is gedaan kan de Commissie dan ook niet met zekerheid vaststellen.
5.3. Vaststaat evenwel dat Consument met Interpolis is overeengekomen dat de uitbetalingen bij nabetaling zouden worden voldaan. De uitbetaling die per rentedatum 2 januari 2012 heeft plaatsgevonden, heeft betrekking op de periode van 1 december 2011 tot en met
31 december 2011 en is dus tijdig gedaan. Vervolgens zijn alle overige betalingen in weerwil van de overeenkomst – ten gunste van Consument – al eerder, namelijk tegen het einde van de desbetreffende periode gedaan. Behalve de laatste periode (december) die om fiscale redenen weer aan het begin van januari van het volgende jaar wordt betaald.
De slotsom is dan dat Consument als gevolg van de wijze van uitbetalingen elf keer per jaar een voordeel geniet als gevolg van een te vroege betaling en één keer per jaar op tijd wordt betaald. Onder die omstandigheden is niet in te zien dat, ook indien Aangeslotene zou hebben toegezegd dat de uitbetaling over december 2011al diezelfde maand zou plaatsvinden, Consument als gevolg van het niet nakomen van die toezegging enige relevante vermogensschade kan hebben geleden en dat zelfs als dat wel het geval zou zijn, die schade inmiddels ruimschoots is gecompenseerd door de eerdere betalingen in de navolgende maanden.
5.4. De slotsom is dat de vordering van Consument zal worden afgewezen. De overige
door partijen over en weer aangevoerde argumenten kunnen onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij wege van bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak