Mijn Kifid

Uitspraak 2014-452 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-452 d.d.
29 december 2014
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. W.F.C. Baars en mr. J.W.M. Lenting, leden en mr. F. Faes, secretaris)

Samenvatting

Consument heeft een doorlopend krediet met een variabele rente bij de kredietverstrekker afgesloten. De klacht ziet op het door de kredietverstrekker in rekening gebrachte rentetarief. De Commissie overweegt dat de kredietverstrekker op grond van de overeenkomst het rentetarief te allen tijde kan wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheid is echter wel begrensd door de eisen van redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW). De Commissie is van oordeel dat de kredietverstrekker de rente mag wijzigen omdat deze bevoegdheid duidelijk tussen partijen is overeengekomen. Ook is de verhoging niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De vordering van Consument wordt afgewezen.

Consument,

tegen

de naamloze vennootschap Interbank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument, ontvangen op 14 juni 2013;
– het verweerschrift van Aangeslotene, met bijlagen;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot een oplossing geleid.
Consument en Aangeslotene zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
De Commissie zal het geschil schriftelijk afdoen zoals bedoeld in artikel 37.7 van haar reglement.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
3.1. Op 28 juli 2003 heeft Consument samen met zijn partner na bemiddeling van een tussenpersoon een doorlopende kredietovereenkomst (hierna: de overeenkomst) met een kredietlimiet tot maximaal € 30.000,- tegen een kredietvergoeding per maand van 0,770 % en een effectieve rente op jaarbasis van 9,6% bij (een dochtermaatschappij van) Aangeslotene afgesloten.
3.2. In artikel 2 de overeenkomst is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
De Bank is gerechtigd het kredietvergoedingspercentage, met inachtneming van de krachtens de wet gestelde maxima, aan te passen aan de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt en zal Client van iedere wijziging schriftelijk in kennis stellen.
3.3. Op grond van het bepaalde in artikel 7 van de overeenkomst zijn artikelen 1 tot en met 6 en 14 tot en met 17 van de Algemene Voorwaarden IDM Financieringen B.V. (hierna: AV) van toepassing. In artikel 17 AV is het volgende bepaald:
Artikel 17 Van de kredietfaciliteit kan gebruik worden gemaakt worden indien Cliënt niet achterstallig is met betalen en artikel 15 of 17.2 niet van toepassing is. Opnamen dienen tenminste EUR 100,- te bedragen.
[…]
17.2 De Bank kan –indien zich naar het oordeel van de Bank omstandigheden voordoen die dit rechtvaardigen– de opnamemogelijkheid binnen de limiet direct blokkeren. De Bank verschaft de Cliënt desgevraagd schriftelijke opgaaf van redenen daarvan.
3.4. Aangeslotene heeft tijdens de looptijd van het krediet het kredietvergoedings-percentage een aantal malen gewijzigd:

Datum Rente Datum Rente
07-2003 9,6% 03-2008 12,3%
01-2006 9,9% 06-2008 12,8%
04-2006 10,3% 10-2008 13,9%
09-2006 10,7% 12-2008 13,0%
12-2006 11,1% 06-2009 12,0%
01-2007 11,4% 05-2014 12,6%
08-2007 11,9%

3.5. Consument heeft een klacht voorgelegd aan de Ombudsman Financiële Dienstverlening over de hoogte van het door Aangeslotene in rekening gebrachte kredietvergoedingspercentage. De Ombudsman heeft op 19 april 2013 de klacht van Consument gegrond verklaard en (door middel van een aanbeveling) geoordeeld dat Aangeslotene gedurende de looptijd van de overeenkomst een vaste marge dient te hanteren tussen het driemaands Euribortarief en het op de overeenkomst toegepaste rentetarief. Indien deze marge gedurende de looptijd is toegenomen, dient Aangeslotene het meerdere aan Consument terug te betalen.
3.6. Aangeslotene heeft Consument op 4 juni 2013 bericht dat zij het niet eens is met de aanbeveling van de Ombudsman en deze niet zal opvolgen.

4. De vorderingen en grondslagen

4.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot:
– primair: het verlagen van het op de overeenkomst van toepassing zijnde rentepercentage tot een marktconform rentetarief alsmede het betalen van een bedrag aan schadevergoeding voor het in rekening brengen van een te hoog rentetarief vanaf aanvang van de overeenkomst tot op heden.
– subsidiair: nakoming van de aanbeveling van de Ombudsman van 19 april 2013.

4.2. Aan deze vordering legt Consument samengevat ten grondslag dat het door Aangeslotene op de overeenkomst toegepaste rentetarief niet marktconform is. Ook is niet voldaan aan artikel 6:227 Burgerlijk Wetboek nu het rentetarief niet bepaalbaar is.
4.3. Op de stellingen die Aangeslotene aan haar verweer ten grondslag legt, wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. Beoordeling

5.1. Het is niet in geschil dat Aangeslotene in 2003 aan Consument en zijn partner een doorlopend krediet heeft verstrekt met een limiet van € 30.000,- tegen een variabele rente. De effectieve rente op jaarbasis bedroeg op dat moment 9,6%. Het rentetarief is gedurende de looptijd van de overeenkomst meerdere malen gewijzigd.
5.2. De vorderingen van Consument zien op het door Aangeslotene gehanteerde rentetarief. Volgens Consument is het door Aangeslotene toegepaste rentetarief niet marktconform en is Aangeslotene gehouden een marktconform rentetarief toe te passen. Voorts stelt Consument dat niet is voldaan aan artikel 6:227 Burgerlijk Wetboek nu het rentetarief niet bepaalbaar is. Aangeslotene betwist de vorderingen van Consument en voert aan dat zij het rentetarief op grond van de overeenkomst mag wijzigen en geen misbruik van die bevoegdheid heeft gemaakt door het rentetarief enkele keren te verhogen en te verlagen.
5.3. Met betrekking tot de stelling van Consument dat niet voldaan is aan het bepaalde in artikel 6:227 Burgerlijk Wetboek oordeelt de Commissie dat de aard van het product (een doorlopend krediet) meebrengt dat de hoogte van de rentevergoeding niet van te voren bepaalbaar is.
5.4. De vraag die thans ter beoordeling ligt, is of Aangeslotene op een juiste wijze gebruik heeft gemaakt van haar wijzigingsbevoegdheid gedurende de looptijd van de overeenkomst. In artikel 2 van de overeenkomst is het volgende opgenomen: “De Bank is gerechtigd het kredietvergoedingspercentage, met inachtneming van de krachtens de wet gestelde maxima, aan te passen aan de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt en zal Client van iedere wijziging schriftelijk in kennis stellen.” De Commissie overweegt dat dit artikel meebrengt dat het door Consument verschuldigde bedrag aan rente is gebaseerd op een door Aangeslotene vast te stellen rentetarief en dat Aangeslotene de bevoegdheid toekomt om dit rentetarief te wijzigen. Een wijziging kan een verhoging of verlaging van het rentetarief inhouden. De voor Consument bestaande onzekerheid over de ontwikkeling van het rentetarief is inherent aan het gekozen renteregime. Hier tegenover staat de vrijheid van Consument om desgewenst het krediet tot de kredietlimiet op te nemen en het krediet te allen tijde af te lossen. Aangeslotene mag de bevoegdheid tot het wijzigen van het rentetarief echter niet gebruiken op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek), zoals door Aangeslotene ook wordt erkend. De vraag of Aangeslotene binnen deze grenzen is gebleven hangt af van alle omstandigheden van het geval. Daarbij is onder meer van belang of voor Consument, gelet op de marktomstandigheden, het risicoprofiel van Consumenten de sinds de kredietcrisis door toezichthouders genomen maatregelen, feitelijk de mogelijkheid bestond het krediet af te lossen en elders het benodigde krediet te verkrijgen.
5.5. Voorts is van belang of Aangeslotene bij het vaststellen van het rentetarief de ontwikkelingen op de geld- en of kapitaalmarkt heeft gevolgd, ook als dat een verlaging van het rentetarief inhoudt, en of Aangeslotene aan nieuwe klanten met een vergelijkbaar krediet en vergelijkbaar risicoprofiel hetzelfde tarief in rekening bracht. Er moet rekening mee worden gehouden dat het rentetarief niet gekoppeld is aan een externe rentevoet (zoals het driemaands Euribortarief), zodat Aangeslotene ook andere ontwikkelingen kan betrekken bij het bepalen van het rentetarief, zoals ontwikkelingen in de fundingkosten, de kosten van haar bedrijfsvoering en concurrentieoverwegingen (vergelijk CvB Kifid 2014/005 en CvB Kifid 2014/007).
5.6. Tijdens de schriftelijke fase heeft Aangeslotene toegelicht waarom zij tot verhoging van de rente is overgegaan. Aangeslotene zag zich – kort gezegd – door gewijzigde omstandigheden als gevolg van de onrust op de financiële markt genoodzaakt de opslag te verhogen. De Commissie is van oordeel dat Aangeslotene in het onderhavige voldoende heeft uitgelegd waarom zij zich genoodzaakt zag de rente te wijzigen. De door Aangeslotene naar voren gebrachte argumenten komen de Commissie niet onjuist of onredelijk voor. De Commissie acht derhalve het wijzigen van de rente in de gegeven omstandigheden niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
5.7. Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat Aangeslotene op grond van de overeenkomt de bevoegdheid toekomt de rente te wijzigen. Voorts acht de Commissie de doorgevoerde wijzigingen van rente niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
5.8. Voor zover Consument stelt dat hij niet meer vrijelijk kan opnemen onder zijn krediet, oordeelt de Commissie dat Aangeslotene op grond van artikel 17 AV het krediet heeft mogen blokkeren wegens het betalingsgedrag van Consument. Uit de door Consument overgelegde rekeningafschriften blijkt tevens dat het krediet (nagenoeg) tot het maximum is opgenomen.
5.9. Al het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van Consument wordt afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan

Bekijk de volledige uitspraak