Mijn Kifid

Uitspraak 2015-026 (bindend)

Uitspraak Commissie van Beroep 2015-026 d.d. 26 augustus 2015
(mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. S.B. van Baalen, mr. A. Bus, mr. C.A. Joustra en drs. P.H.M. Kuijs AAG, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Samenvatting

Rechtsbijstandsverzekering. Assurantietussenpersoon niet verplicht om op enig moment met Belanghebbende te bespreken of de bestaande rechtsbijstandsverzekering nog passend voor haar was. Weliswaar behoorde het tot de taak van de Assurantietussenpersoon om Belanghebbende te wijzen op het belang van het doorgeven van veranderingen in haar persoonlijke omstandigheden, maar Belanghebbende heeft geen veranderingen doorgegeven of andere mededelingen gedaan die voor de Assurantietussenpersoon aanleiding hadden moeten zijn om in de periode na het overnemen van de verzekeringsportefeuille tot het moment waarop Belanghebbende een beroep deed op haar rechtsbijstandsverzekering, na te gaan of de bestaande rechtsbijstandsverzekering nog passend voor Belanghebbende was.

Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg.

1. De procedure in hoger beroep

1.1 Bij een op 21 januari 2015 door de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening (verder: Commissie van Beroep) ontvangen beroepschrift met bijlagen heeft Belanghebbende een uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (verder: Geschillen¬commissie) van 11 december 2014 ter toetsing voorgelegd.

1.2 De Assurantietussenpersoon heeft een op 12 maart 2015 gedateerd verweerschrift
ingediend.

1.3 De Commissie van Beroep heeft het beroep mondeling behandeld op 1 juni 2015. Beide partijen waren aanwezig. Belanghebbende heeft een pleitnotitie overgelegd.

2. De procedure in eerste aanleg

Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst de Commissie van Beroep naar de aan deze uitspraak gehechte uitspraak van de Geschillencommissie.

3. Inleiding op de beoordeling van het beroep

3.1 De Commissie van Beroep gaat uit van de door de Geschillencommissie onder 3.1 tot en met 3.5 van haar uitspraak vermelde feiten, voor zover relevant aangevuld met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.

3.2 Kort gezegd gaat het om het volgende.

3.2.1 Belanghebbende heeft door tussenkomst van een (andere) tussenpersoon, [naam tussenpersoon], met ingang van 23 oktober 2008 een rechtsbijstandsverzekering afgesloten, te weten de zogenoemde ‘Rechtsbijstandverzekering voor particulieren’ van [naam verzekeraar] (‘[naam polis]’), met een premie van toen € 169,08 per jaar (inclusief korting, exclusief assurantiebelasting). Volgens de polis was sprake van ‘volledige dekking, met 12.500,00 euro kostenmaximum’.

3.2.2 De Assurantietussenpersoon heeft op 1 mei 2009 de verzekeringsportefeuille van [naam tussenpersoon] overgenomen. De rechtsbijstandsverzekering is in 2010 opgenomen in het zogenoemde [Assurantietussenpersoon] Privé Pakket. Met het oog op de verlenging van de verzekering heeft de Assurantietussenpersoon bij brief van 29 september 2011 Belanghebbende verzocht de gegevens op het prolongatieaanhangsel op juistheid te controleren.

3.2.3 Belanghebbende heeft op 29 augustus 2012 een beroep gedaan op de rechtsbijstands-verzekering vanwege een geschil dat verband houdt met de nalatenschap van haar moeder, die op 21 augustus 2012 is overleden. De behandeling van het geschil is eind november 2012 overgedragen aan een advocaat.

3.3 Belanghebbende heeft vergoeding door de Assurantietussenpersoon gevorderd van advocaatkosten tot een bedrag van € 37.500,-. Zij heeft daartoe in hoofdzaak aangevoerd dat een andere rechtsbijstandsverzekering (‘[naam polis]) goedkoper was en een kostenmaximum had van € 50.000,-. Volgens Belanghebbende heeft de Assurantietussenpersoon haar niet adequaat heeft geadviseerd door haar niet op die
rechtsbijstandsverzekering te wijzen. Belanghebbende verlangt dat de Assurantietussenpersoon haar de advocaatkosten vergoed, voor zover die het kosten-maximum van haar rechtsbijstandsverzekering ten bedrag van € 12.500 overschrijden, tot het kostenmaximum van de rechtsbijstandsverzekering [naam polis].

3.4 De Geschillencommissie heeft samengevat het volgende overwogen. Belanghebbende heeft de rechtsbijstandsverzekering niet door tussenkomst van de Assurantietussenpersoon gesloten. Tekortkomingen van [naam] Assurantiën kunnen de Assurantietussenpersoon niet worden toegerekend. De zorgplicht van de Assurantietussenpersoon reikt niet zover dat zij, naast het verzoek om het doorgeven van wijzigingen, haar klanten ook moet wijzen op nieuwe, vergelijkbare producten. Belanghebbende heeft geen wijzigingen doorgegeven en de Assurantietussenpersoon had geen aanleiding om met haar te bespreken of de rechtsbijstandsverzekering nog passend was. Ten overvloede heeft de Geschillencommissie overwogen dat een advies om de rechtsbijstandsverzekering [naam polis] te sluiten, niet passend zou zijn geweest, omdat die verzekering geen dekking biedt voor erfrechtelijke kwesties. De vordering van Belanghebbende is afgewezen.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Belanghebbende heeft aangevoerd, kort gezegd, dat de Assurantietussenpersoon geen bestaansrecht heeft als zij geen zorgplicht heeft om periodiek te evalueren of de dekking van de verzekering (nog) passend is. Verder was volgens Belanghebbende niet alleen de rechtsbijstandsverzekering [naam polis] van belang, maar ook de verzekeringen die andere verzekeraars aanboden. De Assurantietussenpersoon heeft daartegen aangevoerd dat zij jaarlijks aan Belanghebbende heeft gevraagd om eventuele wijzigingen in haar situatie door te geven, dat Belanghebbende geen wijzigingen heeft doorgegeven en dat geen omstandig-heden zijn gebleken waaruit de Assurantietussenpersoon had kunnen of moeten begrijpen dat de dekking van de verzekering niet meer adequaat was.

4.2 Het gaat in deze zaak om de vraag of de Assurantietussenpersoon verplicht was om op enig moment met Belanghebbende te bespreken of de bestaande rechtsbijstandsverzekering nog passend voor haar was. Een dergelijke verplichting kan naar het oordeel van de Commissie van Beroep naar huidige maatstaven niet worden aangenomen. Weliswaar behoorde het tot de taak van de Assurantietussenpersoon om Belanghebbende te wijzen op het belang van het doorgeven van veranderingen in haar persoonlijke omstandigheden, maar Belanghebbende heeft geen veranderingen doorgegeven of andere mededelingen gedaan die voor de Assurantietussenpersoon aanleiding hadden moeten zijn om in de periode na het overnemen van de verzekeringsportefeuille tot het moment waarop Belanghebbende een beroep deed op haar rechtsbijstandsverzekering, na te gaan of de bestaande rechts-bijstands¬verzekering nog passend voor Belanghebbende was. Dat het voor de Assurantietussenpersoon commercieel aantrekkelijk kan zijn om wél met enige regelmaat te onderzoeken of bestaande verzekeringen nog aansluiten bij de wensen en persoonlijke situatie van haar cliënten, zoals Belanghebbende heeft aangevoerd, brengt niet mee dat zij daartoe ook verplicht is.

4.3 Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een tekortkoming van de Assurantietussenpersoon in haar verplichtingen jegens Belanghebbende. Er is daarom geen grondslag de Assurantietussenpersoon te veroordelen tot betaling van een vergoeding aan Belanghebbende.

4.4 De conclusie is dat het beroep faalt.

4.5 Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, behoeft niet te worden besproken, omdat het niet kan leiden tot een andere beslissing.

5. Beslissing

De Commissie van Beroep handhaaft de bestreden beslissing.

Bekijk de volledige uitspraak