Mijn Kifid

Uitspraak 2015-035 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-035 d.d. 30 januari 2015
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. A.M.T. Wigger en mr. W.H.G.A. Filott mpf leden en mr. E.C. Aarts, secretaris)

Samenvatting

Consument heeft, tezamen met haar toenmalige echtgenoot met wie zij in gemeenschap van goederen was gehuwd, met Aangeslotene een hypothecaire geldlening gesloten. Consument stelt dat het voor haar ten tijde van het aangaan van de overeenkomst van geldlening niet duidelijk was welke consequenties er verbonden waren aan het (hoofdelijk) mededebiteurschap. Volgens Consument lag het op de weg van Aangeslotene haar hieromtrent te informeren, temeer nu zij geen mede-eigenaar is geworden van de woning. Ook stelt Consument dat Aangeslotene haar niet, althans niet volledig, heeft geïnformeerd over de ontstane betalingsachterstanden ten aanzien van de geldlening. De Commissie overweegt dat gevolg van het huwelijksvermogensregime van Consument en haar (ex-) echtgenoot is dat Consument mede-eigenaar was van de woning en aansprakelijk voor de geldlening. Van een vriendendienst dan wel een verzwaarde informatieplicht aan de zijde van Aangeslotene, zoals door Consument gesteld, kan dan ook geen sprake zijn. Voorts overweegt de Commissie dat Aangeslotene in deze (slechts) is opgetreden als aanbieder van de geldlening en op haar dan ook niet de verplichting rustte Consument te informeren en te waarschuwen voor de consequenties verbonden aan het (hoofdelijk) mededebiteurschap. Tenslotte overweegt de Commissie dat niet is gebleken dat de tekortschietende informatieverstrekking relevante schade heeft veroorzaakt. De vordering van Consument wordt afgewezen.

Consument,

tegen

de naamloze vennootschap SNS Bank N.V., gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de brief van de gemachtigde van Consument van 23 mei 2014;
– de brief van de gemachtigde van Consument van 13 juni 2014;
– het door Consument ondertekende klachtformulier, ontvangen op 16 juni 2014;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.

Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid.
Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 9 januari 2015 en zijn aldaar verschenen.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

3.1. Consument heeft in 2006, tezamen met haar toenmalige echtgenoot met wie zij in gemeenschap van goederen was gehuwd, met Aangeslotene een hypothecaire geldlening (hierna: ‘geldlening’) gesloten met een hoofdsom van € 255.800,-. Als zekerheid voor de terugbetaling van de geldlening heeft Aangeslotene een recht van eerste hypotheek verkregen op het woonhuis gelegen aan de [adres] (hierna: ‘de woning’).
3.2. In de hypotheekofferte van 4 april 2006, welke door Consument en haar toenmalige echtgenoot voor akkoord is ondertekend, is – voor zover relevant – het volgende vermeld:
“Zekerheden
(…)
Hoofdelijkheid : De geldlening wordt verstrekt onder hoofdelijke aansprakelijkheid van u beiden
(…)
Bemiddeling
Deze offerte is tot stand gekomen via bemiddeling van: [adviseur].
Deze offerte wordt u aangeboden door tussenkomst van een bemiddelaar. Het is in uw belang dat de financiering aansluit op uw wensen en past bij uw persoonlijke omstandigheden. SNS Bank adviseert u niet en controleert het advies van uw adviseur niet. Bespreek daarom deze offerte met uw adviseur voordat u de offerte accepteert.”
3.3. In de hypotheekakte is – voor zover relevant – het volgende vermeld:
“Meerdere schuldenaren/hypotheekgevers
Wordt een hypotheek- en/of pandrecht verstrekt door meer dan één schuldenaar of hypotheekgever, dan zijn deze schuldenaren of hypotheekgevers jegens de bank ieder hoofdelijk verbonden voor alle verbintenissen uit hoofde van deze akte.”
3.4. Kort na het sluiten van de geldlening zijn Consument en haar echtgenoot gescheiden.
3.5. Op enig moment zijn er betalingsachterstanden ontstaan ten aanzien van de geldlening. In maart 2010 hebben Consument en haar ex-echtgenoot een volmacht gegeven aan Aangeslotene om voor en namens hen de woning te verkopen voor een koopprijs van tenminste € 272.500,-.
3.6. In juli 2010 is er een bod gedaan op de woning voor een bedrag van € 270.000,-. Dit bod is afgewezen, waarna de betalingsachterstanden in oktober 2010 zijn ingelost. In 2011 zijn er opnieuw betalingsachterstanden ontstaan ten aanzien van de geldlening.
3.7. In augustus 2013 is de woning verkocht. Met de opbrengst van de woning is de geldlening (gedeeltelijk) afgelost, waarna er een schuld resteerde van € 74.228,80.

4. De vordering en grondslagen

4.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld om Consument te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de geldlening.

4.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
– Het was voor Consument ten tijde van het aangaan van de overeenkomst van geldlening niet duidelijk welke consequenties er verbonden waren aan het (hoofdelijk) mededebiteurschap. Het lag op de weg van Aangeslotene haar hieromtrent te informeren, temeer nu zij geen mede-eigenaar is geworden van de woning. Volgens Consument is er sprake van een verzwaarde informatieplicht aan de zijde van Aangeslotene.
– Aangeslotene heeft Consument niet, althans niet volledig, geïnformeerd over de ontstane betalingsachterstanden ten aanzien van de geldlening, waardoor haar de mogelijkheid is ontnomen om de schade te voorkomen.
4.3. Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
– Aangeslotene heeft geen rol gespeeld bij de advisering van de geldlening en was onbekend met het voornemen tot echtscheiding.
– In de hypotheekofferte en de hypotheekakte staat duidelijk omschreven dat Consument hoofdelijk aansprakelijk is voor de geldlening. Indien het voor Consument niet duidelijk zou zijn geweest welke consequenties er aan het (hoofdelijk) mededebiteurschap verbonden waren, had zij zich, alvorens de hypotheekofferte en de hypotheekakte te ondertekenen, hierover dienen te informeren.
– Aangeslotene heeft nimmer een verzoek om ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van Consument ontvangen.
– In 2010, na het ontstaan van de betalingsachterstanden, is regelmatig telefonisch contact geweest met Consument over de betalingsachterstanden. Consument was in ieder geval vanaf 2010 bekend met haar hoofdelijke aansprakelijkheid en de consequenties daarvan. Aangeslotene is van mening dat Consument de urgentie van de situatie en de consequenties van een betalingsachterstand begreep. Aangeslotene erkent echter dat er in de periode van maart 2012 tot december 2012 accurater had kunnen worden gehandeld.

5. Beoordeling

5.1. Naar de Commissie begrijpt, betreft het meest concrete verwijt van Consument dat het voor haar ten tijde van het aangaan van de overeenkomst van geldlening niet duidelijk was welke consequenties er verbonden waren aan het (hoofdelijk) mededebiteurschap. Volgens Consument lag het op de weg van Aangeslotene haar hieromtrent te informeren, temeer nu zij geen mede-eigenaar is geworden van de woning. De Commissie stelt vast dat Consument en haar (ex-)echtgenoot in algemene gemeenschap van goederen met elkaar waren gehuwd. Gevolg van dit huwelijksvermogensregime is dat Consument mede-eigenaar was van de woning en aansprakelijk was voor de geldlening en bovendien ten overvloede, gezien de gebruikelijke eisen van geldverstrekkers, gehouden was de hypotheekakte mede te ondertekenen. Van een vriendendienst was dan ook geen sprake nu partijen nog gehuwd waren op het moment van het aangaan van de lening. Van een verzwaarde informatieplicht aan de zijde van Aangeslotene, zoals door Consument gesteld, kan dan ook geen sprake zijn. Voorts overweegt de Commissie dat Aangeslotene in deze (slechts) is opgetreden als aanbieder van de geldlening en op haar, in onderhavig geval, dan ook niet de verplichting rustte Consument te informeren over en te waarschuwen voor de consequenties verbonden aan het (hoofdelijk) mededebiteurschap, dit is in beginsel de taak van de adviseur. De Commissie concludeert dat Aangeslotene op dit punt geen verwijt kan worden gemaakt en het klachtonderdeel ongegrond is.
5.2. Voor zover Consument zich op het standpunt stelt dat Aangeslotene haar niet, althans niet volledig, heeft geïnformeerd over de ontstane betalingsachterstanden ten aanzien van de geldlening, waardoor haar de mogelijkheid is ontnomen om de schade te voorkomen, overweegt de Commissie als volgt. Aan Consument kan worden toegegeven dat Aangeslotene heeft verzuimd haar te allen tijde op een passende manier te informeren omtrent de ontstane betalingsachterstanden. Dit wordt door Aangeslotene ook erkend voor wat betreft de periode van maart 2012 tot december 2012. Het is de Commissie echter niet gebleken dat deze tekortschietende informatieverstrekking relevante schade heeft veroorzaakt. Naar het oordeel van de Commissie is het nadeel dat Consument heeft geleden (de restschuld bij de verkoop van de woning) niet aan de gestelde fout van Aangeslotene toe te rekenen. Uit de stukken van het dossier en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling door partijen werd verklaard, maakt de Commissie immers op dat er in de periode na oktober 2010, de periode daarvoor is niet (meer) relevant omdat de achterstand in oktober 2010 is ingelost en er op dat moment geen sprake was van schade, op initiatief van Consument, regelmatig telefonisch contact is geweest tussen Consument en Aangeslotene, waarbij onder andere gesproken is over de ontstane betalingsachterstanden. Naar het oordeel van de Commissie was Consument dan ook op de hoogte van de na oktober 2010 ontstane betalingsachterstanden en was zij zich, blijkens haar verklaring tijdens de mondelinge behandeling, vanaf maart 2010 ook bewust van het feit dat zij hiervoor aansprakelijk was en had zij desgewenst actie kunnen ondernemen. De stelling van Consument dat haar als gevolg van de tekortschietende informatieverplichting de mogelijkheid is ontnomen om de thans ontstane schade te voorkomen gaat dan ook niet op.
5.3. Resumerend is de Commissie van oordeel dat de klacht van Consument ongegrond is en de vordering moet worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak