Mijn Kifid

Uitspraak 2015-040A (bindend)

Tussenuitspraak Commissie van Beroep 2015-040A d.d. 28 oktober 2015
(mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus en mr. J.B. Fleers, leden, en mr. G.A. van de Watering, secretaris)

Samenvatting

Belanghebbende heeft met de Bank zeven overeenkomsten gesloten met betrekking tot het effectenleaseproduct ‘[naam]’. De echtgenote van Belanghebbende heeft de nietigheid van die overeenkomsten ingeroepen op grond van de artikelen 88 en 89 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Belanghebbende heeft gevorderd dat de effectenleaseovereenkomsten worden vernietigd onder teruggaaf van 80% van de inleg, te vermeerderen met 3,5 procent fictief rendement. Anders dan de Geschillencommissie is de Commissie van Beroep van oordeel dat Belanghebbende ontvankelijk is ter zake van een klacht die is gebaseerd op door zijn echtgenote buitengerechtelijk vernietigde overeenkomsten. Een dergelijke vordering staat in een voldoende nauw verband met een financiële dienst als bedoeld in het Reglement. De Commissie van Beroep zal de klacht daarom inhoudelijk behandelen. De Bank wordt in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over de gevolgen van voornoemde beslissing. Daarna kan Belanghebbende hierop reageren.

Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg.

1. De procedure in hoger beroep

1.1 Bij een op 16 februari 2015 door de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening (verder: Commissie van Beroep) per e-mail ontvangen beroepschrift met bijlagen heeft Belanghebbende een uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (verder: Geschillen¬commissie) van 6 januari 2015 (dossiernummer [nummer]) ter toetsing voorgelegd.

1.2 De Bank heeft op 15 april 2015 een verweerschrift ingediend.

1.3 De Commissie van Beroep heeft het beroep mondeling behandeld op 6 juli 2015. Beide partijen waren aanwezig en hebben hun standpunt toegelicht, Belanghebbende en diens gemachtigde ieder aan de hand van een overgelegde pleitnotitie. Voorts hebben beide partijen vragen van de Commissie van Beroep beantwoord.

2. De procedure in eerste aanleg

Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst de Commissie van Beroep naar de aan deze uitspraak gehechte uitspraak van de Geschillencommissie.

3. Inleiding op de beoordeling van het beroep

3.1 De Commissie van Beroep gaat uit van de door de Geschillencommissie onder 2.1 tot en met 2.8 van haar uitspraak vermelde feiten, voor zover relevant aangevuld met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.

3.2 Kort gezegd gaat het om het volgende.

3.2.1 In 1998 heeft Belanghebbende met de rechtsvoorgangster van de Bank zeven overeen-komsten (met de contractnummers [nummer] tot en met [nummer]) gesloten met betrekking tot het effectenleaseproduct ‘[naam]’. Krachtens elk van die overeenkomsten heeft Belanghebbende fl. 15.000,- geleend tegen betaling van een rente van effectief twaalf procent per jaar. De geleende bedragen heeft de Bank voor rekening en risico van Belanghebbende belegd in negen AEX-fondsen. De overeenkomsten hadden een vaste looptijd van tien jaar.

3.2.2 Volgens de eindafrekening van 12 augustus 2008 bedroeg de restschuld van Belanghebbende na afloop van de overeenkomsten € 2.032,40 per overeenkomst, derhalve in totaal € 14.226,80.

3.2.3 Vanaf maart 2009 heeft Belanghebbende zich bij de Bank beklaagd over de overeen-komsten.

3.2.4 De echtgenote van Belanghebbende heeft bij brieven van 31 december 2011 en 3 mei 2012 de nietigheid van de overeenkomsten ingeroepen op grond van het bepaalde in de artikelen 88 en 89 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij brieven van 11 januari 2012 en 23 mei 2012 heeft de Bank aan haar meegedeeld de ingeroepen vernietiging niet te aan¬vaarden.

3.3 Belanghebbende heeft gevorderd dat de effectenleaseovereenkomsten worden vernietigd onder teruggaaf van de inleg, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten. Bij brief van 1 september 2014 heeft Belanghebbende de vordering tot teruggaaf beperkt tot 80 procent van de inleg, te vermeerderen met 3,5 procent fictief rendement. De Bank heeft verweer gevoerd, maar heeft, teneinde een langlopende procedure te voorkomen, meegedeeld dat zij bereid is om Belanghebbende een vergoeding toe te kennen conform de berekening in recente uitspraken van de Geschillencommissie.

3.4 De Geschillencommissie heeft de vordering van Belanghebbende verworpen en heeft daar-toe samengevat het volgende overwogen. Gelet op het bepaalde in artikel 1:89 lid 1 BW is Belanghebbende niet degene die de geldigheid van de overeenkomsten kan aantasten op de grond dat zijn echtgenote geen toestemming heeft gegeven. De Geschillencommissie heeft verder overwogen dat een dergelijk beroep op nietigheid in verband met het bepaalde in artikel 1:88 BW te ver verwijderd is van het begrip ‘financiële dienst’ in de zin van haar Reglement en ook om die reden niet in behandeling kan worden genomen. Wat betreft de bezwaren tegen de effectenleaseovereenkomsten heeft de Geschillencommissie zich gebonden geacht aan uitspraken die de Commissie van Beroep in 2014 heeft gedaan met betrekking tot effectenlease en is dienovereenkomstig tot de conclusie gekomen dat de Bank bij het aanbieden van de overeenkomsten niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. Dat brengt mee dat de Bank een gedeelte van de restschuld voor haar rekening moet nemen. De Bank is echter niet gehouden een gedeelte van de inleg terug te betalen omdat geen feiten en omstandigheden zijn gesteld die erop kunnen wijzen dat de overeenkomsten naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware last op Belanghebbende zouden leggen. De vordering van Belanghebbende is daarom afgewezen.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Belanghebbende heeft in beroep diverse bezwaren tegen de beslissing van de Geschillencommissie aangevoerd.

4.2 Het eerste bezwaar richt zich tegen de beslissing(en) met betrekking tot het buiten beschouwing laten van de door de echtgenote van Belanghebbende ingeroepen vernietiging van de overeenkomsten.
Dit bezwaar is terecht opgeworpen. Een effectenleaseovereenkomst moet worden aan-gemerkt als een overeenkomst van koop op afbetaling (huurkoop) in de zin van artikel
1: 88 lid 1, aanhef en onder d, BW. Omdat de echtgenote van Belanghebbende voor het aangaan van de overeenkomsten geen (schriftelijke) toestemming had gegeven, had zij op grond van het bepaalde in artikel 1:89 lid 1 juncto artikel 1:88 BW het recht de effecten-lease¬overeenkomsten te vernietigen. Zoals de Commissie van Beroep in haar uitspraak onder nummer [nummer] reeds heeft beslist is een belanghebbende ontvankelijk ter zake van een klacht die is gebaseerd op door zijn echtgenote buitengerechtelijk vernietigde overeenkomsten. Een dergelijke vordering staat in een voldoende nauw verband als bedoeld in voornoemd Reglement. De klacht van Belanghebbende zal daarom inhoudelijk worden behandeld.
De Commissie van Beroep zal de Bank in de gelegenheid stellen zich schriftelijk uit te laten over de gevolgen van voornoemde beslissing. Daarna kan Belanghebbende hierop reageren. Indien een partij daaraan behoefte heeft, kan de zaak vervolgens nog mondeling worden behandeld op een nader te bepalen tijdstip. Indien geen van de partijen om een mondelinge behandeling verzoekt, zal de Commissie van Beroep nadat de reactie van Belanghebbende is ontvangen, uitspraak doen.

4.3 Gelet op de duur van de verschillende procedures, de stand van dit geding en de door de Bank uitgesproken bereidheid om aan Belanghebbende een vergoeding toe te kennen conform de berekening in recente uitspraken van de Geschillencommissie, geeft de Commissie van Beroep partijen in overweging alsnog een minnelijke regeling te bereiken.

5. Beslissing

De Commissie van Beroep:

– stelt vast dat Belanghebbende ontvankelijk is in zijn klacht die is gebaseerd op de buiten¬-gerechtelijke vernietiging van de effectenleaseovereenkomsten op grond van het bepaalde in artikel 1:89 lid 1 juncto artikel 1:88 BW;

– stelt de Bank in de gelegenheid binnen zes weken na de dagtekening van deze uitspraak
schriftelijk haar standpunt over deze klacht in te dienen;

– stelt Belanghebbende vervolgens in de gelegenheid hierop te reageren binnen zes weken nadat hij het schriftelijk standpunt van de Bank heeft ontvangen.

Bekijk de volledige uitspraak