Mijn Kifid

Uitspraak 2015-077 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-077 d.d.
13 maart 2015
(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, dr. B.C. de Vries en drs. L.B. Lauwaars RA, leden en mr. R.A.F. Coenraad, secretaris)

Consument,

tegen

Reaal Schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Alkmaar, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de brief van de advocaat van Consument van 26 mei 2014;
– het door Consument ondertekende vragenformulier van 6 juni 2014;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene;
– de pleitnotitie van de advocaat van Consument.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid. Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op maandag 26 januari 2015 en zijn aldaar verschenen.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
3.1 De zoon van Consument heeft letsel opgelopen bij een verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden op 27 november 2000, waarbij hij als 3-jarig kind door een auto werd aangereden. Voor deze auto was bij een rechtsvoorganger van Aangeslotene een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid gesloten.
3.2 De onderhandelingen tussen Aangeslotene en de belangenbehartiger van Consument over de aansprakelijkheid, de omvang van de schade alsmede de hoogte van de schadevergoeding hebben geleid tot een vaststellingsovereenkomst die op 6 juni 2003 door partijen is ondertekend. Aangeslotene heeft zich verplicht tot uitbetaling tegen finale kwijting van een bedrag van in totaal € 1.313,45 zijnde de door benadeelde geleden en nog te lijden schade ten titel van immateriële en materiële schade, waaronder verlies van arbeidsvermogen, inclusief wettelijke rente en kosten buitengerechtelijke bijstand, waartegenover Consument na ontvangst hiervan algehele en finale kwijting voor geleden en nog te lijden schade verleent.
3.3 Consument werd destijds bijgestaan door een advocaat als zijn belangenbehartiger; uit een brief van 8 oktober 2002 van deze advocaat blijkt dat Consument hem kort voor die datum heeft ingeschakeld.
3.4 Op 25 maart 2013 zocht Consument contact met zijn huidige advocaat, de heer mr. [X], in verband met ernstige, aanhoudende en toenemende rugklachten van zijn zoon. De behandelend orthopedisch chirurg heeft verklaard dat deze klachten met een hoge mate van zekerheid toe te schrijven zijn aan het ongeval van 27 november 2000.
3.5 Consument heeft dientengevolge een beroep gedaan op de nietigheid van de vaststellingsovereenkomst. Aangeslotene wenst hier niet op in te gaan en ziet ook geen aanleiding om de letselschadeclaim opnieuw in behandeling te nemen.

4. De vordering en grondslagen

4.1 Consument vordert dat Aangeslotene gehouden wordt om het dossier van de zoon van Consument te heropenen zodat alsnog tot afwikkeling van de volledige schade kan worden overgegaan.
4.2 Deze vorderingen steunen kort en zakelijk op de volgende grondslagen:
– De vaststellingsovereenkomst van 6 juni 2003 is op grond van artikel 3:40 van het Burgerlijk Wetboek (BW) nietig wegens strijd met de goede zeden en/of de
openbare orde. Als moet worden aangenomen dat de vaststellingsovereenkomst niet nietig is vanwege de strijd met de goede zeden en/of openbare orde, dan is deze overeenkomst op grond van artikel 6:248 BW vernietigbaar omdat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat deze in stand blijft.
– De vaststellingsovereenkomst is immers gesloten zonder dat in deze overeenkomst een voorbehoud is opgenomen voor toekomstige klachten die mogelijk een causaal verband hebben met het ongeval, terwijl de zoon van Consument nog niet was volgroeid en er aanwijzingen waren voor psychische schade. Volgens de behandelend specialist kunnen de huidige ernstige rugklachten met een hoge mate van zekerheid worden toegeschreven aan het ongeval.
– Aangeslotene wist dat Consument aanvankelijk geen belangenbehartiger had ingeschakeld, maar heeft desondanks aangedrongen op het sluiten van een vaststellingsovereenkomst.
– Nadat Consument zich wel had laten bijstaan, heeft Aangeslotene echter ten onrechte gebruik gemaakt van de onkunde van de belangenbehartiger door de vergoeding van de schade van het minderjarig slachtoffer zodanig laag te stellen dat toestemming van de kantonrechter niet nodig was.
– De schade in de vorm van (im)materiële schade, waaronder het verlies aan arbeidsvermogen die de zoon van Consument lijdt ten gevolge van de vaststellingsovereenkomst, is vele malen groter dan het belang van Aangeslotene om de vaststellingsovereenkomst in stand te laten.
4.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, het volgende verweer gevoerd:
– Destijds is steeds zorgvuldig gehandeld en met de kennis van toen kon het schadedossier definitief worden afgewikkeld.
– Consument heeft indertijd bewust, en met bijstand van een advocaat, de overeenkomst getekend, waardoor Aangeslotene er vanuit mocht gaan hij de goede en kwade kansen heeft meegewogen en meegenomen.
– Er is destijds informatie ingewonnen bij de fysiotherapeut, bij de kinderarts en bij de orthopeed van het slachtoffer. Op basis van die informatie is door de medisch adviseurs van beide partijen geconcludeerd dat er geen sprake was van ongevalsgevolg, althans dat causaal verband moeilijk te bewijzen was. Vervolgens heeft de advocaat van Consument erop aangedrongen de zaak definitief te willen afronden. Consument had dit overigens twee jaar eerder ook al aangegeven.
– Er is geenszins aangestuurd op een bepaald schadebedrag om een eventuele toetsing door de kantonrechter te ontlopen. Alleen de gemaakte kosten van Consument maakten al dat het bedrag aan smartengeld voor het slachtoffer onder de toestemmingsgrens bleef. Dit is ook expliciet met de advocaat van Consument besproken.
– Aangeslotene ziet derhalve geen aanleiding om de vaststellingsovereenkomst ‘open te breken’. Niet uit te sluiten is dat een dergelijke schade heden ten dage anders zou worden geregeld, maar dat kan geen reden zijn om nu een meer dan 10 jaar geleden getroffen definitieve regeling terzijde te schuiven. Immers, de goede en kwade kansen zijn afgekocht en Aangeslotene is finale kwijting verleend.

5. Beoordeling

5.1 Kern van het geschil betreft de vraag of Aangeslotene in redelijkheid het standpunt kan innemen dat de letselschadeclaim van Consument met de op 6 juni 2003 gesloten vaststellingsovereenkomst definitief is geregeld.
5.2 Deze vraag dient bevestigend te worden beantwoord. Consument heeft naar het oordeel van de Commissie te weinig concrete feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan, mede gelet op de inhoud en de wijze van totstandkoming van de overeenkomst, mag worden aangenomen dat het van Aangeslotene gevergd kan worden dat zij het schadedossier heropent.

5.3 In 2003 hebben partijen naar het oordeel van de Commissie immers weloverwogen besloten om deze overeenkomst aan te gaan zonder daarbij een voorbehoud te maken ten aanzien van eventuele toekomstige klachten van het slachtoffer. Daarbij neemt de Commissie in ogenschouw dat Consument indertijd is bijgestaan door zijn advocaat, er vooraf ruimschoots informatie is ingewonnen bij de medisch sector, partijen zich bewust waren van de minderjarigheid van het slachtoffer en dat de uitkering is overgemaakt op een rekening met een BEM-clausule.
5.4 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van Consument zal worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie wijst bij wege van bindend advies de vordering van Consument af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak