Mijn Kifid

Uitspraak 2015-118 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-118 d.d.
15 april 2015
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars en J.C. Buiter, leden en mr. J.J. Guijt, secretaris)

Consument,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AEGON Financiële Diensten B.V., gevestigd te Leeuwarden, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het door Consument ondertekende klachtformulier met bijlagen, ontvangen op 29 september
2014;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. De Commissie heeft vastgesteld dat beide partijen het advies als bindend zullen aanvaarden.
De Commissie heeft vastgesteld dat het geschil zich leent voor schriftelijke afdoening als bedoeld in artikel 37 van haar Reglement.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
2.1. In mei 2000 heeft Consument een aanvraagformulier voor het effectenleaseproduct VermogensVliegwiel ingevuld en ondertekend.
2.2. Aangeslotene heeft vervolgens een overeenkomst voor dit effectenleaseproduct (hierna: de Overeenkomst) aan Consument toegezonden. Consument heeft deze Overeenkomst in mei 2000 ondertekend en geretourneerd waarmee de Overeenkomst tot stand is gekomen. De Overeenkomst is bij Aangeslotene geadministreerd onder contractnummer [nummer]. De Overeenkomst heeft onder meer de volgende kenmerken, die in de Overeenkomst ook staan vermeld:
– Consument neemt van Aangeslotene in lease aandelen van een viertal in de AEX opgenomen fondsen met een totale aanschafwaarde (de hoofdsom) van
€ 3.674,60 ( NLG 8.097,75).
– De Overeenkomst wordt aangegaan voor een vaste periode van 180 maanden te rekenen vanaf de dag van aankoop van de aandelen.
– Aangeslotene brengt rente in rekening op basis van 10,50 % per jaar (11,02 % effectief per jaar, maandelijks achteraf te betalen) hetwelk neerkomt op een bedrag van in totaal € 3.637,36.
– Aangeslotene brengt voorts toekomstige administratiekosten (€ 4,54 per maand, in totaal € 817,20) in rekening.
– De totaal overeengekomen leasesom bedraagt derhalve € 8.128,80.
– Deze leasesom wordt terugbetaald in 180 gelijke termijnen van
€ 45,16 (NLG 99,52).
– Bij voortijdige beëindiging vindt verkoop van de aandelen plaats en wordt de verkoopopbrengst aan Consument uitbetaald onder verrekening van al hetgeen Consument aan Aangeslotene is verschuldigd. Bij een negatieve uitkomst van deze verrekening dient Consument het gebleken tekort aan Aangeslotene te voldoen.
– Consument verklaart door ondertekening van de Overeenkomst bekend te zijn met de Bijzondere Voorwaarden en zich bewust te zijn van de aan de Overeenkomst verbonden risico’s.
– Zodra Consument datgene aan Aangeslotene heeft betaald wat zij haar krachtens de Overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden verschuldigd is of zal worden, wordt Consument van rechtswege eigenaar van de aandelen.
2.3. Aangeslotene is een intermediairmaatschappij en de verkoop van haar producten verloopt via tussenpersonen. In het geval van Consument was dat Samenwerkende Assurantie Adviseurs B.V.
2.4. Op 27 maart 2012 is de Overeenkomst op verzoek van Consument tussentijds beëindigd met een overschot van € 322,47. Dit bedrag is aan Consument betaald. Consument heeft in verband met de Overeenkomst een bedrag aan inleg aan Aangeslotene betaald van in totaal ongeveer € 6.300,-.

2.5. Consument heeft zich na beëindiging van de Overeenkomst bij Aangeslotene over de Overeenkomst beklaagd. Bij brief van 11 september 2012 heeft de toenmalige advocaat van Consument Aangeslotene bericht dat zij namens Consument optreedt en Aangeslotene aansprakelijk gesteld voor de schade die Consument heeft geleden uit hoofde van de Overeenkomst.
2.6. Bij brief van 9 september 2013 heeft de opvolgende advocaat Consument bericht dat aan de hand van de zogenoemde Hof-formule berekend kan worden of de financiële lasten van de Overeenkomst op het moment van afsluiten van de Overeenkomst onaanvaardbaar zwaar voor Consument waren en bij haar gegevens opgevraagd om dit te berekenen.
Na ontvangst van de benodigde stukken is een berekening gemaakt welke heeft geresulteerd in de conclusie dat er op grond van de Hof-formule voor Consument geen sprake was van een onaanvaardbaar zware financiële last op het moment van afsluiten van de Overeenkomst.
2.7. In december 2013 heeft Consument zich bij de Ombudsman Financiële Dienstverlening beklaagd. De Ombudsman heeft een Aanbeveling aan Aangeslotene gedaan om 60% van het bedrag dat Consument uit hoofde van de Overeenkomst heeft betaald te vergoeden, met daarop in mindering gebracht het bedrag van € 322,47 dat Consument bij beëindiging van de Overeenkomst heeft ontvangen. Aangeslotene heeft deze Aanbeveling van de Ombudsman niet opgevolgd.

3. Vordering, klacht en verweer

3.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot vergoeding van het bedrag overeenkomstig de Aanbeveling van de Ombudsman Financiële Dienstverlening, te weten 60% van het bedrag dat Consument heeft ingelegd in de Overeenkomst, verminderd met het bedrag van € 322,47 dat na de beëindiging van de Overeenkomst aan Consument is uitgekeerd.
3.2. Deze vordering steunt op de grondslag dat Aangeslotene toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgplicht. Aangeslotene heeft Consument (opzettelijk) onjuist voorgelicht over de werking en risico’s van de Overeenkomst. Consument is onder meer voorgehouden dat de betaalde inleg op de einddatum gegarandeerd terugbetaald zou worden en dat de looptijd van de Overeenkomst vijf jaar bedroeg in plaats van vijftien jaar.
3.3. Aangeslotene heeft de stellingen van Consument gemotiveerd besproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1. De Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening heeft in haar uitspraken van 1 juli 2014 [Uitspraak 2014-021] en van 15 oktober 2014 [Uitspraken 2014-032, 2014-033 en 2014-034] overwogen dat voor de (inhoudelijke) beoordelingen van geschillen betreffende effectenlease in het bijzonder van belang zijn de overwegingen van de Hoge Raad in onder meer zijn drie arresten van 5 juni 2009. Daarbij is gedoeld op de arresten van de Hoge Raad gepubliceerd als ECLI:NL:HR:2009:BH2811 en NJ 2012/183, ECLI:NL:HR:2009:BH2815 en NJ 2012/182 alsmede ECLI:NL:HR:2009:BH2822 en NJ 2012/184. Voor zover thans van belang zijn in de arresten van 5 juni 2009 vrijwel gelijkluidende overwegingen opgenomen. De Commissie zal in het hiernavolgende alleen verwijzen naar de overwegingen in het arrest dat is gepubliceerd als NJ 2012/182 (hierna: HR NJ 2012/182). De Commissie acht zich gehouden dit rechtsoordeel van zijn appelinstantie te volgen. Dit betekent het volgende.
4.2. Voor zover de vordering van Consument berust op stellingen aangaande dwaling of misleiding (misleidende reclame) stuit zij af op hetgeen is overwogen in HR NJ 2012/182 bij 4.4.5 en 4.5.4. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen voeren zijn door Consument niet gesteld.
4.3. De stellingen van Consument inhoudende dat haar is voorgehouden dat de betaalde inleg op de einddatum gegarandeerd terugbetaald zou worden en dat haar is voorgehouden dat de looptijd van de Overeenkomst vijf jaar bedroeg in plaats van vijftien jaar, vinden geen steun in de overgelegde stukken.
4.4. Voor zover de vordering van Consument berust op de stelling dat Aangeslotene niet de bijzondere zorgplicht in acht heeft genomen waaraan een financiële dienstverlener ten opzichte van haar wederpartij dient te voldoen, overweegt de Commissie als volgt.
4.5. Aangeslotene is bij het aanbieden van de Overeenkomst opgetreden als effecteninstelling. De aangeboden effectenleaseconstructie komt er immers op neer dat Aangeslotene voor rekening en risico van Consument effecten kocht, terwijl de uitkomst van de Overeenkomst afhankelijk is van het koersverloop van die effecten. Hieruit vloeit voort dat Aangeslotene jegens Consument de bijzondere zorg diende te betrachten waartoe een effecteninstelling als bij uitstek deskundige professionele dienstverlener in het algemeen gehouden is jegens een particuliere, niet professioneel handelende consument. In geval van beleggingsbeslissingen waaruit voor een consument (aanzienlijke) (bij)betalingsverplichtingen kunnen voortvloeien, gaat de zorgplicht van de dienstverlener zelfs zo ver dat de particuliere, niet professioneel handelende, belegger in bescherming moet worden genomen tegen diens eigen ondeskundigheid of lichtvaardigheid. Het sluiten van een effectenleaseovereenkomst is in beginsel aan te merken als zo een beleggingsbeslissing waaruit (bij)betalingsverplichtingen kunnen voortvloeien.
4.6. Ten aanzien van de feiten, relevant voor het bepalen van de reikwijdte van de hier bedoelde zorgplicht in het onderhavige geval, stelt de Commissie voorts het volgende vast. Aan beleggen met geleend geld is onder meer het risico verbonden dat de beleggingen bij verkoop te weinig opbrengen om de lening af te lossen. Verder zijn effectenleaseovereenkomsten als de onderhavige niet eenvoudig van aard. Zulke (samengestelde) overeenkomsten vertonen in hun mogelijke uitwerking een complexiteit die voorzienbaar maakt dat de gemiddelde – niet met financiële kwesties vertrouwde – consument niet in staat is op eigen kracht een compleet en realistisch beeld van de mogelijke resultaten te krijgen. Voorts hadden de specifieke risico’s van effectenlease ten tijde van het sluiten van de door Consument aangegane effectenleaseovereenkomst niet een zodanige aandacht in de media gekregen dat zij ook bij een ondeskundig publiek bekend konden worden geacht. Daarentegen behoorde Aangeslotene zich als professionele dienstverlener bewust te zijn van de gerede mogelijkheid dat de koersen van de effecten onvoldoende zouden stijgen om Consument in staat te stellen aan het einde van de looptijd zijn bij de Overeenkomst aangegane schuld af te lossen. Bovendien heeft Aangeslotene de onderhavige overeenkomst aan een breed publiek aangeboden en daarbij toegelaten dat deze overeenkomsten door toedoen van tussenpersonen tot stand kwamen. Er is niet gebleken dat Aangeslotene erop heeft toegezien dat die tussenpersonen geïnteresseerden tijdig van volledige en duidelijke informatie zouden voorzien, en met zoveel woorden de aandacht zouden vestigen op de mogelijkheid van een restschuld.
4.7. Onder deze omstandigheden brengt de aard van het aangeboden product mee dat de op Aangeslotene rustende zorgplicht zich uitstrekt tot de precontractuele fase. Aangeslotene was gehouden het door haarzelf opgestelde informatiemateriaal – brochures, aanvraagformulieren en (concept)formulieren van overeenkomsten met de daarbij behorende (algemene) voorwaarden – zodanig op te stellen dat degene die overwoog een overeenkomst als de onderhavige aan te gaan in dat informatiemateriaal de nadrukkelijke en onverbloemde waarschuwing aantrof, in bewoordingen die voor een breed en ondeskundig publiek begrijpelijk zijn, dat, afhankelijk van de ontwikkelingen op de effectenmarkten, na afloop van de overeenkomst niet alleen de investering in het product (de aflossing van de lening en de daarover verschuldigde rente) verloren kon gaan, maar in het ongunstigste geval een bijbetalingsverplichting kon resteren. Alleen op grond van die nadrukkelijke waarschuwing had een geïnteresseerde consument naar behoren kunnen nagaan of het effectenleaseproduct in overeenstemming was met zijn mogelijkheden en verwachtingen, en een deugdelijke afweging kunnen maken tussen het effectenleaseproduct en andere financiële producten, waaronder spaarvormen.
4.8. Het is de Commissie niet gebleken dat Aangeslotene aan deze verplichting tot nadrukkelijk wijzen op de mogelijkheid van een restschuld heeft voldaan. In de Overeenkomst is weliswaar vermeld dat geld wordt geleend waarmee effecten worden gekocht en is gestipuleerd dat een eventueel tekort door Consument moet worden aangezuiverd, maar de nadrukkelijke, onverbloemde en in niet mis te verstane bewoordingen gestelde waarschuwing dat daadwerkelijk rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid van een bijbetalingsverplichting is in de Overeenkomst niet te vinden. Evenmin is gebleken dat Consument die waarschuwing heeft kunnen vinden in het overige materiaal dat Aangeslotene Consument voor het tekenen van de Overeenkomst ter beschikking heeft gesteld, of dat Aangeslotene zich ervan heeft vergewist dat Consument zich bewust was van het risico van een restschuld.
4.9. De Commissie stelt op grond van het vorenstaande vast dat Aangeslotene bij het aanbieden van de Overeenkomst niet aan haar zorgplicht heeft voldaan en jegens Consument toerekenbaar is tekortgeschoten. In dit oordeel ligt besloten dat de Commissie niet aanvaardt dat Aangeslotene haar aansprakelijkheid ontgaat met de stelling dat het optreden van een tussenpersoon meebrengt dat de zorg voor adequate informatieverstrekking aangaande de risico’s van het effectenleaseproduct op die tussenpersoon is komen te rusten. Die stelling doet geen recht aan de reikwijdte van de op Aangeslotene rustende zorgplicht bij het aanbieden van een product waaraan de hiervoor omschreven risico’s zijn verbonden.
4.10. Met betrekking tot de omvang van de daaruit voortvloeiende verplichting tot vergoeding van de door Consument gestelde schade volgt uit de hierboven genoemde arresten van de Hoge Raad van 5 juni 2009 – waarnaar Aangeslotene ook heeft verwezen – dat Aangeslotene in beginsel een gedeelte van de restschuld voor haar rekening dient te nemen en dat de door de klant betaalde rente niet voor vergoeding in aanmerking komt, tenzij bij het aangaan van de Overeenkomst kon worden vastgesteld dat de effectenleaseovereenkomst naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware last op Consument zou leggen. Het antwoord op de vraag of Aangeslotene had behoren vast te stellen dat de Overeenkomst naar redelijke verwachting zo een onaanvaardbaar zware last op Consument zou leggen, dient te worden gegeven met inachtneming van de richtlijnen die zijn omschreven in voornoemde arresten van de Hoge Raad, welke richtlijnen door het Hof Amsterdam in een aantal arresten van 1 december 2009 (ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4978; ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4981 en ECLI:NL:GHAMS:
2009:BK4982) nader zijn ingevuld, welke invulling door de Hoge Raad is gesanctioneerd op 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4012 en ECLI:NL:HR:2011:BP4003).
4.11. Hoewel door Consument niet is gesteld dat de Overeenkomst een onaanvaardbaar zware financiële last op haar heeft gelegd, merkt de Commissie hieromtrent op dat uit de door Consument overgelegde en door haar advocaat opgestelde ‘Berekening Hof-formule’ volgt dat van een dergelijke onaanvaardbaar zware last geen sprake is geweest. Dat betekent dat Consument niet in aanmerking komt voor vergoeding van (een gedeelte van) de door haar betaalde rente.
4.12. Nu tussen partijen vaststaat dat Consument bij beëindiging van de Overeenkomst
€ 322,47 als resultaat van de verkoop van de beleggingen van Aangeslotene heeft ontvangen en er dus geen sprake is van een restschuld, heeft Consument ook geen recht op terugbetaling (van een gedeelte) daarvan. De vordering van Consument dient dan ook te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst bij bindend advies de vordering van Consument af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak