Mijn Kifid

Uitspraak 2015-156 (Bindend)

Einduitspraak na Tussenuitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening
nr. 2015-156 d.d. 26 mei 2015
(mr. C.E. du Perron, voorzitter, mr. M.L. Hendrikse en W.H.G.A. Filott mpf, leden en mevrouw mr. L.T.A. van Eck, secretaris)

TUSSENUITSPRAAK

Samenvatting

Consument heeft een doorlopend krediet met een variabele rente bij Aangeslotene afgesloten. De klacht ziet op het door Aangeslotene in rekening gebrachte rentetarief. De Commissie overweegt dat Aangeslotene op grond van de overeenkomst het rentetarief te allen tijde kan wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheid is echter wel begrensd door de eisen van redelijkheid en billijkheid. Aangeslotene wordt in de gelegenheid gesteld voldoende feitelijke gegevens te verstrekken, waarna Consument kan nagaan of Aangeslotene haar wijzigingsbevoegdheid heeft gebruikt binnen de grenzen die de redelijkheid en billijkheid voorschrijven.

Consument,

tegen

Delta Lloyd Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene,

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening met nummer [nummer];
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument, ontvangen op 21 januari 2013;
– het verweerschrift van Aangeslotene, met bijlagen;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot een oplossing geleid. Consument en Aangeslotene zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden. De Commissie zal het geschil schriftelijk afdoen zoals bedoeld in artikel 37.7 van haar reglement.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:
3.1. Op 22 oktober 2004 is Consument met Aangeslotene een overeenkomst voor een doorlopend krediet van € 16.000,- met een variabele rente aangegaan. Het effectieve rentepercentage bedroeg op dat moment 5,96%.
3.2. Partijen zijn op 15 januari 2007 en op 7 november 2007 nieuwe overeenkomsten voor doorlopend krediet aangegaan, waarbij de eerder van toepassing zijnde overeenkomsten werden overgesloten. De overeenkomst van 7 november 2007 is tot op heden tussen partijen van toepassing en zal verder worden aangeduid als “de overeenkomst”.
3.3. De overeenkomst vermeldt voor zover relevant:
“Kredietgegevens
Kredietlimiet : € 20.000,00
(…)
Rente per maand : 0,5693 %
Effectieve rente op jaarbasis : 7,05 %
(…)
9. [Aangeslotene] kan het rentepercentage zoals genoemd onder Rente per maand en Effectieve rente op jaarbasis te allen tijde aanpassen. [Aangeslotene] zal de wijziging van de Rente per maand en de wijziging van de Effectieve rente op jaarbasis kenbaar maken op het eerstvolgende rekeningafschrift.”
3.4. Aangeslotene is per 1 januari 2009 gestopt met het aanbieden van doorlopend krediet aan nieuwe klanten.
3.5. Aangeslotene heeft het op de overeenkomst van toepassing zijnde rentepercentage voor het laatst op 26 januari 2009 verhoogd tot een effectief rentepercentage van 8,2% (inclusief een opslag van 0,3% voor kwijtschelding bij overlijden) en daarna niet meer gewijzigd.

4. De vorderingen en grondslagen

4.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot:
a) het verlagen van het op de overeenkomst van toepassing zijnde rentepercentage tot een gemiddeld marktconform rentetarief;
b) het betalen van een bedrag aan schadevergoeding door het in rekening brengen van een te hoog rentetarief vanaf 2010 tot op heden, tot en met 2013 begroot op een bedrag van € 4.000,-.
4.2. Deze vordering steunt kort en zakelijk op de volgende grondslagen:
– Het door Aangeslotene op de overeenkomst toegepaste rentetarief is niet marktconform. Dit rentetarief is voor het laatst in januari 2009 verhoogd met 0,7% tot een effectief rentepercentage van 8,2%, terwijl de rentetarieven voor doorlopende kredieten met een variabel rentepercentage bij andere kredietverstrekkers vanaf dat moment juist zijn gedaald.
– Consument kan, door strengere normen voor het verstrekken van krediet, het doorlopend krediet niet oversluiten naar een andere kredietverstrekker.
4.3. Op de stellingen die Aangeslotenen aan hun verweer ten grondslag leggen, wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. Beoordeling

5.1. Het is niet in geschil dat Aangeslotene voor het laatst in 2007 aan Consument een doorlopend krediet heeft verleend met een limiet van € 20.000,- tegen een variabele rente. De effectieve rente op jaarbasis bedroeg op dat moment 7,05%. Het rentetarief is gedurende de looptijd van de overeenkomst meerdere malen gewijzigd. De laatste wijziging was per 26 januari 2009 naar een effectief rentepercentage van 8,2% per jaar (inclusief een opslag van 0,3% voor kwijtschelding bij overlijden).
5.2. De vorderingen van Consument zien op verlaging van het door Aangeslotene gehanteerde rentetarief en vergoeding van te veel betaalde rente vanaf 2010. Volgens Consument is het rentetarief niet marktconform en is Aangeslotene gehouden een gemiddeld marktconform rentetarief toe te passen. Aangeslotene betwist de vorderingen van Consument en voert aan dat zij het rentetarief op grond van de overeenkomst mag wijzigen en geen misbruik van die bevoegdheid heeft gemaakt door het rentetarief na 26 januari 2009 niet meer aan te passen.
5.3. De vragen die thans ter beoordeling liggen, zijn of Aangeslotene het rentetarief na
26 januari 2009 niet heeft behoeven aan te passen en zo ja, of zij dusdoende vanaf 2010 van haar wijzigingsbevoegdheid op een juiste wijze gebruik heeft gemaakt. In artikel 9 van de overeenkomst is bepaald dat Aangeslotene het rentetarief te allen tijde kan aanpassen. De Commissie overweegt dat dit artikel meebrengt dat het door Consument verschuldigde bedrag aan rente is gebaseerd op een door Aangeslotene vast te stellen rentetarief en dat Aangeslotene de bevoegdheid toekomt om dit rentetarief te wijzigen. Een wijziging kan een verhoging of verlaging van het rentetarief inhouden. De voor Consument bestaande onzekerheid over de ontwikkeling van het rentetarief is inherent aan het gekozen renteregime. Hier tegenover staat de vrijheid van Consument om desgewenst het krediet tot de kredietlimiet op te nemen en het krediet te allen tijde boetevrij af te lossen of te beëindigen. Aangeslotene mag de bevoegdheid tot het wijzigen van het rentetarief echter niet gebruiken op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek). De vraag of Aangeslotene binnen deze grenzen is gebleven hangt af van alle omstandigheden van het geval. Daarbij is onder meer van belang of Aangeslotene bij het vaststellen van het rentetarief de ontwikkelingen op de markt heeft gevolgd, ook als dat een verlaging van het rentetarief inhoudt. Ook moet er rekening mee worden gehouden dat het rentetarief niet onlosmakelijk gekoppeld is aan een externe rentevoet (zoals het driemaands Euribor tarief), omdat Aangeslotene ook andere ontwikkelingen kan betrekken bij het bepalen van het rentetarief, zoals ontwikkelingen in de fundingskosten, de kosten van haar bedrijfsvoering en concurrentieoverwegingen (vergelijk CvB Kifid, 2014/005 en 2014/007).
5.4. Het is in beginsel aan Consument om te stellen en – bij gemotiveerde betwisting door Aangeslotene – te bewijzen dat Aangeslotene op een onaanvaardbare wijze gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid bij het vaststellen van het rentetarief.
Dit neemt echter niet weg dat van Aangeslotene kan worden verlangd dat zij voldoende feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van haar betwisting van de stellingen van Consument teneinde deze laatste aanknopingspunten te verschaffen voor haar bewijslevering (vergelijk HR 20 november 1987, CLI:NL:HR:1987:AD0058). De onderhavige ‘verzwaarde stelplicht’ hangt samen met het feit dat de door de Consument te stellen feiten zich afspelen ‘in het domein’ van Aangeslotene. Aangeslotene is immers bij uitstek de deskundige op het terrein van kredietverlening en kan daardoor beter beschikken over informatie op dit gebied dan Consument. De Commissie stelt Aangeslotene dan ook in de gelegenheid nauwkeurig, chronologisch en op feiten en/of omstandigheden gebaseerd nader inzicht te verschaffen in zowel de ontwikkelingen op de geld- als de kapitaalmarkt als wijzigingen in factoren aan de zijde van Consument (gebaseerd op uniform rentebeleid) die haar in de periode vanaf 2010 tot heden naar haar mening noopten tot het handhaven van het rentetarief. Tevens verzoekt de Commissie Aangeslotene haar inzichtelijk te maken of het door haar aan Consument in rekening gebrachte rentetarief in de desbetreffende periode vergelijkbaar was met dat voor soortgelijke geldleningen bij andere kredietverstrekkers, en met de ontwikkeling daarvan. Consument kan vervolgens – aan de hand van de door Aangeslotene aangeleverde informatie – nagaan of Aangeslotene op een onaanvaardbare wijze al dan niet gebruik heeft gemaakt van haar wijzigingsbevoegdheid. Consument zal de gelegenheid krijgen om (indien gewenst) dit te stellen en te onderbouwen. Verdere beslissingen zullen dan ook worden aangehouden.
5.5. De Commissie overweegt nog wel het volgende. Aangeslotene stelt dat zij Consument niet meer het meest concurrerende rentetarief aanbiedt als gevolg van de beleidskeuze om per 1 januari 2009 nieuwe klanten geen doorlopend krediet meer aan te bieden. Hiermee schuift Aangeslotene de gevolgen van deze beleidskeuze af op Consument. Voor de vraag of dit zich verdraagt met de genoemde onaanvaardbaarheidstoets, acht de Commissie in ieder geval mede van belang of voor Consument een reële mogelijkheid bestond over te stappen naar een andere aanbieder. Zij verzoekt partijen zich daarover uit te laten.

6. Beslissing

De Commissie stelt Aangeslotene in de gelegenheid binnen drie weken na datum van verzending van deze uitspraak de in overweging 5.4 opgevraagde informatie te overleggen en beide partijen om zich uit te laten over de in overweging 5.5 gestelde vraag, en houdt iedere verdere beslissing aan.

EINDUITSPRAAK

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– de tussenuitspraak van 3 juli 2014 (hierna: de tussenuitspraak) en de daarin
genoemde stukken;
– de brief van Consument van 12 juli 2014, met producties;
– de brief van Aangeslotene van 24 juli 2014, met productie;
– de brief van Consument van 31 augustus 2014, met producties;
– de brief van Aangeslotene van 24 september 2014, met productie.

2. De verdere beoordeling

2.1. Het geschil ziet op het door Aangeslotene bij Consument in rekening gebrachte rentetarief over het tussen partijen overeengekomen doorlopend krediet en betreft de periode van (medio) 2010 tot heden. De Commissie merkt hierbij op dat Consument in haar stukken niet eenduidig is over de periode waarop haar vordering betrekking heeft. Zij gaat uit van (medio) 2010 tot heden.
2.2. In de tussenuitspraak heeft de Commissie overwogen dat Aangeslotene de bevoegdheid toekomt om het rentetarief te allen tijde te wijzigen en dat Aangeslotene deze wijzigingsbevoegdheid niet mag gebruiken op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval. Om dit laatste te kunnen beoordelen zijn partijen in de gelegenheid gesteld om de Commissie op dit punt nadere feitelijke gegevens te verschaffen en hun standpunten nader te onderbouwen. Bij het beoordelen van de vraag of Aangeslotene bij het toepassen van haar wijzigingsbevoegdheid al dan niet heeft gehandeld op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, past de Commissie, gelet op de aard van artikel 6:248 lid 2 BW, de nodige terughoudendheid.
2.3. De Commissie toetst allereerst of de bewegingen in het aan Consument berekende rentetarief in onredelijke mate afwijken van de bewegingen van de in de markt gehanteerde rentes voor een vergelijkbaar krediet. Aangeslotene heeft op dit punt een grafiek (zie bladzijde 4 van haar brief van 24 juli 2014, hierna: de grafiek) overgelegd waarin de door meerdere kredietaanbieders gehanteerde rentetarieven staan vermeld in de periode waarover Consument klaagt. In tegenstelling tot hetgeen Consument stelt, geeft de grafiek een representatief beeld weer van de in de markt gehanteerde tarieven voor variabele rentes over het voor dit geschil van belang zijnde tijdsverloop. Uit de grafiek kan worden afgeleid dat het door Aangeslotene gehanteerde rentetarief in de periode van juli 2010 tot januari 2014 binnen de bandbreedte van de in de markt gebruikelijke markttarieven voor variabele rente bij een vergelijkbaar krediet valt. Het door Aangeslotene aan Consument berekende rentetarief heeft in deze periode dus de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt gevolgd. Verder komen de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt die Aangeslotene in de periode van 2010 tot en met heden naar haar mening noopten om tot wijziging van het rentetarief over te gaan (te weten de hogere funding-, risico-, liquiditeit- en kapitaalkosten) de Commissie niet onjuist voor. Aangeslotene heeft zich redelijkerwijs op deze ontwikkelingen kunnen beroepen bij het wijzigen van het rentetarief en heeft daaraan geen consequenties verbonden die de onaanvaardbaarheidstoets niet kunnen doorstaan.
2.4. Voor de onder 2.2 genoemde onaanvaardbaarheidstoets is verder van belang of Aangeslotene Consument bij het aangaan van de kredietovereenkomst met een variabel rentetarief heeft ‘gelokt’ met een laag rentetarief. Door nieuwe klanten aan te trekken met een relatief laag rentetarief en dit tarief vervolgens na korte tijd (aanzienlijk) te verhogen, kan Aangeslotene op een wijze die naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is gebruik maken van haar wijzigingsbevoegdheid. De tarieven van variabele rentes voor een doorlopend krediet plegen door kredietaanbieders namelijk niet gepubliceerd te worden, zodat het voor consumenten niet inzichtelijk is welke rentetarieven Aangeslotene bij bestaande klanten op enig moment in rekening brengt en welk rentetarief consumenten na verloop van tijd gaan betalen. De Commissie gaat er in het onderhavige geval vanuit
dat – zoals Aangeslotene onbetwist heeft gesteld – het door haar gehanteerde variabele rentetarief op een doorlopend krediet voor bestaande en nieuwe klanten hetzelfde is geweest in (in ieder geval) de periode waarop de vordering van Consument betrekking heeft en Aangeslotene Consument dus niet heeft ‘gelokt’ met een laag rentetarief.
2.5. Aangeslotene heeft eerder naar voren gebracht dat zij door een beleidswijziging vanaf
1 januari 2009 het product ‘doorlopend krediet’ niet meer aan nieuwe klanten aanbiedt en in verband daarmee geen concurrerend rentetarief meer aan bestaande klanten berekent. Om te beoordelen of deze beleidswijziging en de gevolgen daarvan zich verdragen met de onaanvaardbaarheidstoets bij rentewijziging, hebben partijen zich op dit punt nader kunnen uitlaten. Aangeslotene heeft onbetwist gesteld dat Consument op basis van de toepasselijke voorwaarden de mogelijkheid heeft (gehad) om kosteloos het doorlopend krediet af te lossen en te beëindigen. Daarnaast moet ervan worden uitgegaan dat Consument het krediet bij een andere kredietaanbieder heeft kunnen (dan wel kan) onderbrengen.
Hoewel Consument stelt dat zij, door onvoldoende inkomsten dan wel veranderingen in de
geld- en kapitaalmarkt, niet naar een andere kredietaanbieder kon overstappen, heeft zij dit – gelet op de betwisting door Aangeslotene – onvoldoende onderbouwd. Consument had haar stelling op dit punt bijvoorbeeld kunnen onderbouwen met afwijzingsbrieven van kredietaanbieders, of onderbouwde berekeningen aan de hand van de relevante toetsnormen, maar heeft dit niet gedaan. Dat aangenomen moet worden dat Consument de mogelijkheid had om haar doorlopend krediet af te lossen en/of bij een andere kredietaanbieder over te sluiten, brengt mee dat de gevolgen van de beleidswijziging van Aangeslotene zich met voornoemde onaanvaardbaarheidstoets verdragen. Consument heeft immers de mogelijkheid (gehad) het doorlopend krediet bij Aangeslotene te beëindigen en elders onder te brengen om zo het volgens haar relatief hoge rentetarief bij Aangeslotene te ontgaan. Dat Consument naar eigen zeggen pas na 2,5 jaar op de hoogte is geraakt van de beleidswijziging maakt dat niet anders. Consument had aan de hand van de informatie op de maandelijkse rekeningafschriften kunnen constateren dat het rentetarief relatief hoog was, daarover navraag kunnen doen, en desgewenst het doorlopend krediet bij een andere kredietaanbieder kunnen oversluiten.
2.6. De Commissie heeft hiervoor vastgesteld dat Aangeslotene haar vrijheid om de rente (wel of niet) aan te passen niet heeft gebruikt op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, mede omdat ervan moet worden uitgegaan dat Consument de mogelijkheid had om naar een andere aanbieder over te stappen. De vorderingen van Consument zullen dan ook worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

3. Beslissing

De Commissie wijst de vordering bij bindend advies af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor: www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak