Mijn Kifid

Uitspraak 2015-158 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-158 d.d.
28 mei 2015
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

Consument,

tegen

AGA International SA, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Verzekeraar.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de brief met bijlagen van Consument van 12 november 2014, ontvangen op 13 november 2014
– de brief van Consument met daarbij het door Consument ondertekende vragenformulier, ontvangen op 18 november 2014;
– het verweerschrift van Verzekeraar;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Verzekeraar.

2. Overwegingen

De Commissie heeft het volgende vastgesteld.
Tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft niet tot oplossing van het geschil geleid. Beide partijen zullen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 11 mei 2015 en zijn aldaar verschenen.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

3.1. Consument heeft bij Verzekeraar een doorlopende reisverzekering met als geldigheidsgebied ‘Wereld’. In rubriek III S.O.S.-kosten, van de toepasselijke Bijzondere Voorwaarden VGZ Doorlopende Reisverzekering (hierna: de Voorwaarden) is, voor zover van belang, het volgende bepaald.

“REISRECHTSBIJSTAND
Artikel 1. Dekking.
(…)
DAS verleent verzekerden en hun nagelaten betrekkingen, voor zover deze een vordering tot levensonderhoud kunnen instellen, voor gebeurtenissen verbandhoudende met de reis waarvoor deze verzekering is afgesloten rechtsbijstand als omschreven in de volgende artikelen.
(…)
C. Contractsbijstand
Rechtsbijstand ter zake van geschillen over overeenkomsten die door verzekerde zijn gesloten in rechtstreeks verband met de reis, mits het belang tenminste € 110,- bedraagt.
(…)

Artikel 2. Uitsluiting.
Er wordt geen rechtsbijstand verleent indien de aanspraak van verzekerde voortvloeit uit of verband houdt met het eigendom hebben, bezitten, houden of (ver)kopen van motorrijtuigen en/of aanhangers. Indien de rubriek AutohulppakketPlus is afgesloten dan geldt deze uitsluiting niet.
(…)

RUBRIEK V. AUTOHULPPAKKETPLUS
De bepalingen van deze rubriek zijn alleen van kracht indien uit de invulling van de polis blijkt dat deze rubriek is meeverzekerd.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze rubrieksvoorwaarden wordt verstaan onder:
“Motorrijtuig/aanhanger”: de personenauto, het autobusje of het motorrijwiel waarmee vanuit Nederland de reis naar de buitenlandse bestemming wordt gemaakt, eventueel voorzien van aanhangwagen (aanhanger) met alles wat daarop, daarmede of daarin wordt vervoerd, mits voorzien van een Nederlands kenteken en waarvan het besturen is toegestaan met een rijbewijs voor de categorie A, B of B/E. (…)”

Consument heeft de rubriek Autohulppakketplus niet meeverzekerd.

3.2. De zoon van Consument, tevens als verzekerde op het polisblad genoemd, heeft tijdens zijn verblijf in Australië, ten behoeve van een vijfdaagse reis, een auto gehuurd. Tijdens deze reis heeft de zoon een eenzijdig ongeval gehad als gevolg waarvan schade aan de auto is ontstaan. Tussen de zoon en het autoverhuurbedrijf is vervolgens een geschil ontstaan over de uitleg van de huurovereenkomst. De zoon heeft voor het geschil een beroep gedaan op de dekking van reisrechtsbijstand onder de verzekering. Met een beroep op de uitsluiting in het onder 3.1 geciteerde art. 2 heeft Verzekeraar de dekking afgewezen.

3.3. De zoon heeft zich voor juridische bijstand gewend tot een advocatenkantoor ter plaatse waardoor Consument juridische kosten heeft gemaakt. Door het ongeval heeft de zoon ook annuleringskosten, extra reiskosten en telefoonkosten moeten maken. Met een beroep op de uitsluiting in het onder 3.1 geciteerde art. 1 van rubriek V heeft Verzekeraar de dekking op dit punt afgewezen.

4. De vordering en grondslagen

4.1. Consument vordert dekking onder de verzekering voor de door hem gemaakte extra kosten als gevolg van het ongeval, bestaande uit annuleringskosten, extra reiskosten en telefoonkosten, ter hoogte van AUD 1.320,90 en de kosten van rechtsbijstand ter hoogte van AUD 3.504,68.

4.2. Deze vordering steunt kort en zakelijk op de volgende grondslagen:
– Het betreft een conflict over de inhoud van een huurovereenkomst. Volgens het dekkingsoverzicht is (huur)contractrechtsbijstand gedekt tot € 5.000,-.
– Het beroep op de uitsluiting in art. 2 van de bijzondere voorwaarden gaat niet op nu de zoon niet als houder van een motorrijtuig in de zin van de voorwaarden kan worden aangemerkt.
– Verzekeraar is tekortgeschoten in zijn zorgplicht. Doordat op de website en in de polis wordt gesproken van ‘werelddekking’ en ‘goed verzekerd op reis’ heeft Consument erop mogen vertrouwen dat voor het geschil met de autoverhuur dekking bestond.

4.3. Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
– De schade is uitgesloten van dekking. De zoon van Consument huurde in Australië een auto waardoor hij tijdelijk houder/bezitter van deze huurauto was.
– De door Consument gemaakte extra reis- en verblijfkosten vallen niet onder de dekking van de verzekering nu geen sprake is van een verzekerde gebeurtenis in de zin van Rubriek III SOS-kosten.

5. Beoordeling

5.1. Consument heeft bij de mondelinge behandeling meegedeeld de vordering van dekking voor de S.O.S.-kosten te laten vallen. Het geschil beperkt zich derhalve tot de vraag of Verzekeraar gehouden is de door de zoon van Consument gemaakte kosten van rechtshulpverlening in Australië te vergoeden. Daarvoor is van belang een antwoord op de vraag of de aanspraak op rechtsbijstand voortvloeit uit of verband houdt met het houden van een motorrijtuig in de zin van het onder 3.1 geciteerde artikel 2 van de Voorwaarden en derhalve of de zoon als houder van het motorrijtuig kon worden aangemerkt gedurende de huurperiode. Partijen verschillen erover van mening hoe de zinsnede in de genoemde uitsluiting ‘het houden van motorrijtuigen’ dient te worden uitgelegd.

5.2. Consument heeft aangevoerd dat het begrip ‘houder’ niet in de voorwaarden is gedefinieerd. Hij stelt dat voor de uitleg van het begrip ‘houder’ aansluiting moet worden gezocht bij de Wegenverkeerswet en de Wet Aansprakelijkheid Motorvoertuigen waar het begrip ‘houder van een motorrijtuig’ is gedefinieerd als: ‘degene die het voertuig: 1) op grond van een overeenkomst van huurkoop onder zich heeft; 2) in vruchtgebruik heeft; 3) anderszins, anders dan als eigenaar of bezitter, tot duurzaam gebruik onder zich heeft’. Op grond van HR 29 oktober 1991, NJ 1991, 235 is degene die een motorrijtuig slechts enkele dagen onder zich heeft niet als ‘houder’ in de zin van de Wegenverkeerswet aan te merken en volgens de wetsgeschiedenis van die wet zijn slechts diegenen die duurzame gebruikers van een motorrijtuig zijn, met name aangeduid als houder. Hieruit volgt dat het voor enkele dagen huren van een auto tijdens de vakantie in het buitenland er niet toe leidt dat men als huurder van een motorrijtuig tevens als houder van het motorrijtuig kan worden aangemerkt, aldus Consument. Verder heeft Consument aangevoerd dat uit de context van de voorwaarden, gelet op de definitie van ‘motorrijtuig/aanhanger’ in art. 1 van V (Autohulppluspakket), kan worden opgemaakt dat de uitsluiting geldt wanneer men vanuit Nederland met een auto naar het buitenland reist en daaruit een aanspraak op rechtsbijstand voortvloeit.
Verzekeraar heeft zich op het standpunt gesteld dat het begrip ‘houder’ in de voorwaarden niet onduidelijk is. Het begrip is in het Burgerlijk Wetboek gedefinieerd en volgens het normaal taalgebruik wordt onder ‘het houden onder zich’ verstaan ‘het gebruiken van’. Dit is de meest gebruikelijke uitleg van dit begrip zodat het voor de hand ligt hierbij aan te sluiten. Een definitie in de voorwaarden is derhalve niet nodig, aldus Verzekeraar. Verder stelt Verzekeraar dat Consument voor de uitleg van het begrip aansluiting heeft gezocht bij wetten, de Wet Aansprakelijkheid Motorvoertuigen en de Wegenverkeerswet, die hier niet van toepassing zijn. De door Consument bepleite uitleg is niet redelijk en dient derhalve niet te worden gevolgd.

5.3. Voorop staat dat voor de uitleg van voorwaarden, waaronder verzekeringsvoorwaarden, bepalend is hetgeen partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 – Haviltex). Hierbij komt het in de eerste plaats aan op de bedoeling van partijen. In het onderhavige geval kan evenwel een gemeenschappelijke partijbedoeling niet worden vastgesteld. Bij de uitleg van voorwaarden is niet de zuiver taalkundige uitleg van een bepaling doorslaggevend.
Rekening dient mede te worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval. Een bijzondere omstandigheid in dezen is het feit dat de uit te leggen bepaling is opgenomen in verzekeringsvoorwaarden waarover niet onderhandeld is. In een dergelijk geval dienen de verzekeringsvoorwaarden in beginsel objectief te worden uitgelegd. Vergelijk r.o. 4.4 van Rechtbank Arnhem 9 maart 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BP8420.

5.4. De Commissie overweegt dat gelet op de hierboven genoemde te hanteren methode van uitleg en de door partijen bepleite uitleg van de betreffende uitsluitingsbepaling, deze bepaling in de verzekeringsvoorwaarden onduidelijk is nu er meerdere redelijke lezingen van de bepaling mogelijk zijn. Dit brengt mee dat de bepaling, op grond van art. 6:238 lid 2 BW, contra proferentem dient te worden uitgelegd hetgeen betekent dat de voor de Consument meest gunstige uitleg prevaleert. De slotsom is dat de bepaling aldus dient te worden uitgelegd dat onder ‘houder van een motorrijtuig’ dient te worden verstaan het ‘duurzaam houden’. Door Verzekeraar is niet betwist dat het voor enkele dagen huren van een auto tijdens een vakantie niet als duurzaam houden kan worden aangemerkt. Een en ander brengt mee dat de huur van de auto door de zoon van Consument niet kan worden aangemerkt als het houden van een motorrijtuig in de zin van het onder 3.1. geciteerde art. 2 van de voorwaarden. Nu geen sprake is van een van dekking uitgesloten omstandigheid dient de vordering van Consument te worden toegewezen.

5.5. Tot slot, en ten overvloede, overweegt de Commissie dat het op de weg van Verzekeraar had gelegen om aan de betekenis van het begrip ‘houden van een motorrijtuig’ in het onder 3.1. geciteerde art. 2 van de voorwaarden aandacht te besteden in de voorwaarden, door middel van een definitie of toelichting, teneinde deze bepaling te verduidelijken.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat Verzekeraar binnen een termijn van twee weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd aan Consument vergoedt het equivalent in Euro van het bedrag van AUD 3.504,68, tegen de koers op de dag waarop het bedrag is gedebiteerd op de rekening van Consument, althans door hem contant is betaald, en met vergoeding aan de Consument van diens eigen bijdrage aan de behandeling van deze klacht, zijnde
€ 50,-.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak