Mijn Kifid

Uitspraak 2015-176 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-176 d.d.
24 juni 2015
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. M. van Pelt, secretaris)

Consument,

tegen

Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Verzekeraar.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting van Consument met bijlagen, ontvangen op 7 oktober 2014;
– de brief van Consument d.d. 21 oktober 2014;
– het verweerschrift van Verzekeraar;
– de brief van Verzekeraar d.d. 11 juni 2015;
– de e-mail van gemachtigde van Consument d.d. 16 juni 2015.

De Commissie stelt vast dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening (hierna: de Ombudsman) niet tot oplossing van het geschil heeft geleid en dat partijen het advies van de Commissie als bindend zullen aanvaarden.

Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 1 juni 2015 te Den Haag en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft een ZekerheidsPakket Particulieren, waaronder een Aansprakelijkheidsverzekering (hierna: de Verzekering) gesloten bij Verzekeraar.
Op de Verzekering zijn van toepassing de Polisvoorwaarden PP 1100-02 (hierna: de Voorwaarden). In deze Voorwaarden staat – voor zover relevant – het volgende.

“Artikel 2.2 Aanvullende dekking
(…)
2.2.5 Ontbreken aansprakelijkheid
Schade aan derden en/of zaken van derden waarvoor verzekerde niet aansprakelijk is, zoals hierna omschreven. (…)
2.2.5.1 Vriendendienst
Schade in verband met het door verzekerde verrichten van een vriendendienst.
(…)
Hoofdstuk 3 Uitsluitingen
(…)
Artikel 3.2 Uitsluitingen Dekking AVP
(…)
3.2.5 Opzicht
Schade aan de hierna genoemde zaken.
a. (…)
b. Zaken die verzekerde, of iemand namens hem, onder zich heeft uit hoofde van de uitoefening van een (neven)bedrijf of (neven)beroep en/of het verrichten van handenarbeid, anders dan bij wijze van vriendendienst.
c. (…)
d. Motorrijtuigen, (sta)caravans, aanhangwagens, vaartuigen en luchtvaartuigen, die verzekerde, of iemand namens hem, onder zich heeft.
e. (…)”

2.2 In de zomer van 2012 heeft Consument de boot van een kennis naar de winterstalling gebracht. Daarbij is hij vergeten de koelvloeistof af te tappen. Hierdoor heeft zijn kennis schade opgelopen aan diens boot, ten bedrage van € 7.629,36. Verzekeraar heeft coulancehalve 50% van de dagwaarde vergoed, te weten € 2.900,-. Verzekeraar weigert een extra uitkering te doen en doet een beroep op de uitsluiting voor het opzicht-risico, zoals neergelegd in artikel 3.2.5 sub d van de Voorwaarden.

3. Geschil

3.1 Consument vordert dat Verzekeraar de door zijn kennis geleden schade vergoedt, door hem begroot op € 7.629, 36 minus € 2.900 = € 4.729,36.

3.2 Aan deze vordering legt hij ten grondslag dat:
– dekking bestaat voor een vriendendienst op grond van artikel 2.2.5.1 van de Voorwaarden. De handeling van Consument kwalificeert als vriendendienst.
– geen sprake is van opzicht, nu de handeling van zeer korte duur was, vergelijkbaar met de zaak van de Raad van Toezicht Verzekeren nr. 2003/57 WA.

3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd.
– Ook al zou sprake zijn van een vriendendienst, dan nog bestaat geen dekking, omdat de handeling valt onder de uitsluiting voor het opzicht-risico (artikel 3.2.5 sub d van de Voorwaarden). Het betreft hier geen kortdurende opzicht, zoals Consument betoogt. Verzekeraar verwijst naar een zaak van de Raad van Toezicht Verzekeren nr. 2002/74 WA, waarin ook sprake was van opzicht. In die zaak had Consument een auto van een ander voor enige tijd onder zich.

4. Beoordeling

4.1 Aan de orde is de vraag of Consument recht heeft op een aanvullende schadevergoeding op grond van de Verzekering.

4.2 De Commissie stelt voorop dat Verzekeraar door middel van de dekkingsomschrijving en de uitsluitingen de grenzen heeft omschreven waarbinnen hij bereid was dekking te verlenen, hetgeen hem vrijstond (HR 9 juni 2006, NJ 2006, 326, r.o. 3.4.2). Weliswaar is een vriendendienst aanvullend gedekt – zie art. 2.2.5.1 van de Voorwaarden -, maar dit neemt niet weg dat het opzicht-risico bij vaartuigen expliciet is uitgesloten. In sub d van artikel 3.2.5 van de Voorwaarden wordt geen uitzondering gemaakt voor opzicht bij vaartuigen in het kader van een vriendendienst, zoals in sub b wel wordt gedaan voor andere zaken. Dit brengt mee dat het opzicht-risico bij een vaartuig niet gedekt is onder de Verzekering, ook niet als dit in het kader van een vriendendienst heeft plaatsgevonden.

4.3 Consument heeft vervolgens betoogd dat in casu geen beroep mag worden gedaan op de opzichtclausule omdat het om zeer kortstondig gebruik van het vaartuig gaat. De rit naar de stalling bedroeg slechts 15 minuten en binnen een half uur was Consument terug op de camping. Consument verwijst naar een uitspraak van de Raad van Toezicht Verzekeren nr. 2003/57 WA. De Commissie is van oordeel dat in onderhavig geval wel degelijk van opzicht kan worden gesproken. Er is naar het oordeel van de Commissie geen sprake van een zodanig incidentele en kortstondige handeling dat geen beroep mag worden gedaan op de opzichtclausule. In de zaak waarnaar Consument verwijst ging het om het enkele wassen van een glazen ruit van een motorfiets op een benzinestation. Naar het oordeel van de Commissie is die handeling niet vergelijkbaar met het vervoeren en laten stallen van een boot, met alle handelingen die daarbij komen kijken. De Verzekeraar mag zich derhalve terecht beroepen op de uitsluiting voor opzicht bij vaartuigen.

4.4 Ten overvloede merkt de Commissie op dat Verzekeraar zich welwillend heeft opgesteld door een coulancehalve vergoeding te doen en door een brief aan Consument op te stellen waarin wordt uiteengezet waarom Consument jegens zijn kennis niet aansprakelijk is voor de schade die hij bij het verlenen van de vriendendienst heeft veroorzaakt.

4.5 Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat Consument gerechtigd is tot een aanvullende schadevergoeding. Dit brengt mee dat de vordering van Consument zal worden afgewezen en dat de overige – hiervoor niet besproken – verweren van Verzekeraar buiten beschouwing blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering van Consument af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak