Mijn Kifid

Uitspraak 2015-205 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-205 d.d.
13 juli 2015
(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. J.W.H. Offerhaus en mr. A.P. Luitingh, leden en mr. E.C. Aarts, secretaris)

Consument,

tegen

de naamloze vennootschap SNS Bank N.V., gevestigd te Utrecht, hierna te noemen de Bank.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de brief van de gemachtigde van Consument inclusief bijlagen ontvangen op
17 december 2014;
– het door Consument ondertekende klachtformulier, ontvangen op 14 januari 2015;
– het verweerschrift van de Bank inclusief bijlagen;
– de repliek van Consument inclusief bijlagen;
– de dupliek van de Bank.

2. Overwegingen

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid en dat beide partijen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden. De Commissie heeft voorts vastgesteld dat het geschil zich leent voor een schriftelijke afdoening als bedoeld in artikel 37.7 van haar Reglement.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

3.1. Consument heeft in 2008 een kredietovereenkomst (‘Persoonlijke lening’) afgesloten bij de Bank voor een bedrag van € 25.000,-. Het krediet dient te worden terugbetaald in
120 gelijke maandelijkse termijnen van € 331,27. Met dit krediet is onder meer een eerder door Consument aangegaan krediet bij Rabobank van € 17.500,- afgelost.

3.2. Daarnaast heeft Consument via bemiddeling van de Bank een zogenoemde SNS Kredietverzekering (hierna: ‘de Verzekering’) afgesloten bij een verzekeraar. Uit hoofde van de Verzekering was bij arbeidsongeschiktheid en/of werkloosheid de uitkering van
€ 331,27 per maand verzekerd.

3.3. Op de Verzekering zijn de polisvoorwaarden SNS Bank Kredietverzekering (SK0104) (hierna: ‘de Voorwaarden’) van toepassing. In de Voorwaarden is – voor zover relevant – het volgende vermeld:

“Artikel 12 Maximum uitkering
Het verzekerd maandbedrag bedraagt maximaal € 1.800,-. De uitkering bij werkloosheid bedraagt per schade maximaal het maandbedrag vermenigvuldigd met 12. Verzekeraar zal, met inachtneming van artikel 1 lid 11, in totaal uit hoofde van deze polis nooit méér uitkeren dan € 91.000,-.”

3.4. Consument is op 1 oktober 2010 werkloos geworden. De verzekeraar heeft gedurende een periode van 12 maanden een bedrag van € 331,27 uitgekeerd aan Consument en daarna de betalingen beëindigd.

4. De vordering en grondslagen

4.1. Consument vordert dat de Bank wordt veroordeeld tot vergoeding van de door hem als gevolg van het handelen van de Bank geleden schade.

4.2. Aan zijn vordering legt Consument ten grondslag dat de Bank bij het sluiten van de kredietovereenkomst en de Verzekering haar zorgplicht jegens hem heeft geschonden. Consument verwijt Aangeslotene dat zij onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld en Consument niet, althans onvoldoende, heeft geïnformeerd over en gewaarschuwd voor de risico’s verbonden aan de kredietovereenkomst en de Verzekering. Ik het kader hiervan heeft Consument een door hemzelf en een voormalig medewerker van de Bank ondertekende verklaring overgelegd. Consument stelt zich op het standpunt dat indien hij op de hoogte zou zijn geweest van de risico’s en de beperkte uitkeringsduur van de Verzekering, hij beide producten niet zou hebben afgesloten.

4.3. De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:

– Het advies met betrekking tot de kredietovereenkomst en de Verzekering is niet onjuist geweest.
Consument had notie moeten nemen van de polisvoorwaarden alvorens de stukken te ondertekenen. Gezien de hoogte van de premie voor de Verzekering – zijnde 7,8% van het verschuldigde maandbedrag voor het krediet – had Consument bovendien niet mogen verwachten dat de Verzekering onbeperkt dekking zou bieden bij werkloosheid.
– Er is geen sprake van schade aan de zijde van Consument. Hij heeft door het oversluiten van zijn bestaande krediet(en) lagere maandlasten gerealiseerd. Daarnaast heeft hij een uitkering uit de Verzekering ontvangen van in totaal € 3.687,60 terwijl hij daarvoor van februari 2008 tot 1 oktober 2010 (slechts) een bedrag van € 719,10 aan premie heeft betaald. Uit de stukken blijkt bovendien niet dat Consument de kredietovereenkomst of de Verzekering niet zou hebben afgesloten indien hij op de hoogte zou zijn geweest van de beperkte uitkeringsduur van de Verzekering.

5. Beoordeling

5.1. Ter beoordeling ligt de vraag voor of de Bank jegens Consument de op haar, als professioneel dienstverlener, rustende zorgplicht heeft geschonden. Consument meent dat de Bank onzorgvuldig heeft gehandeld en hem bij het aangaan van de kredietovereenkomst en de Verzekering niet, althans onvoldoende, heeft geïnformeerd over en gewaarschuwd voor de risico’s verbonden aan de kredietovereenkomst en de Verzekering. De Commissie overweegt hieromtrent als volgt.

5.2. Vast staat dat Consument de kredietovereenkomst en het polisblad van de Verzekering voor akkoord heeft ondertekend. Verder staat vast dat op de achterzijde van het polisblad de Voorwaarden die op de Verzekering van toepassing zijn, staan vermeld. In de Voorwaarden is opgenomen dat de maximum uitkering bij werkloosheid twaalf maanden is. Behoudens zich hier niet voordoende uitzonderingen wordt een ieder die zijn handtekening plaatst onder dergelijke stukken geacht de inhoud en de consequenties daarvan te begrijpen en althans voor zijn rekening te nemen. Consument heeft weliswaar gesteld dat hem geen redelijke mogelijkheid is geboden om van de inhoud van de Voorwaarden kennis te nemen. Afgezien van het feit dat hij deze stelling niet aannemelijk heeft gemaakt, had het – indien er geen redelijke mogelijkheid was om van de inhoud van de Voorwaarden kennis te nemen – op zijn weg gelegen de Bank hiervan op de hoogte te stellen en te verzoeken om meer tijd. Als Consument dat niet heeft gedaan, dan is dat voor zijn rekening. Ook aan de door Consument overgelegde verklaring kan in deze klachtprocedure geen consequentie ten gunste van hem worden verbonden. De klacht faalt derhalve.

5.3. Overigens overweegt de Commissie dat Consument in het verleden reeds een krediet heeft afgesloten bij Rabobank, waarbij geen sprake was van een kredietverzekering. Met het door Consument in 2008 afgesloten krediet is het eerder door Consument aangegaan krediet bij Rabobank afgelost. Nu er derhalve sprake was van een vervanging van een bestaand krediet – zonder kredietverzekering – en Aangeslotene bovendien onbetwist heeft aangevoerd dat Consument door het ‘oversluiten’ lagere maandlasten heeft gerealiseerd, ligt het niet voor de hand dat, zoals door Consument gesteld, hij de kredietovereenkomst en de Verzekering niet zou hebben afgesloten indien hij op de hoogte zou zijn geweest van de beperkte uitkeringsduur van de Verzekering.

5.4. Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Consument gaat eraan voorbij dat, indien hij voor een aanzienlijk langere uitkering had geopteerd, zoals hij kennelijk ook betoogt, hij een veel hogere premie had moeten betalen. Het is niet aannemelijk dat hij daarvoor heeft willen kiezen.

5.5. Gelet op het voorgaande concludeert de Commissie dat de Bank niet is tekortgeschoten in haar zorgplicht en dat de vordering van Consument dient te worden afgewezen.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor
www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan.

Bekijk de volledige uitspraak