Mijn Kifid

Uitspraak 2015-347 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-347 d.d.
24 november 2015
(mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. A.M.T. Wigger en drs. L.B. Lauwaars, leden en mr. J.J. Guijt, secretaris)

Samenvatting

Consumenten beklagen zich erover dat Verzekeraar hen ter zake van hun conflict met hun inboedelverzekeraar geen dekking heeft verleend onder één van de drie bij Verzekeraar gesloten rechtsbijstandverzekeringen. Op grond van de van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden bestaat alleen dekking indien de gebeurtenis, het geschil en de daaruit voortvloeiende behoefte aan rechtsbijstand zich hebben voorgedaan gedurende de looptijd van de verzekeringsdekking. De Commissie oordeelt dat daarvan ten aanzien van geen van de drie verzekeringen sprake is. Voorts oordeelt de Commissie dat Verzekeraar in redelijkheid tot opzegging van twee van de rechtsbijstandverzekeringen heeft kunnen overgaan. De Commissie concludeert tot afwijzing van de vordering.

Consument 1, respectievelijk Consument 2, gezamenlijk te noemen Consumenten,

tegen

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het namens Consumenten door hun advocaat ingediende verzoek tot geschilbeslechting met bijlagen, ontvangen op 26 januari 2015;
– de brief van de advocaat van Consumenten van 25 februari 2015 met bijlage;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consumenten;
– de dupliek van Aangeslotene;
– de brief van de advocaat van Consumenten van 30 september 2015 met bijlagen.

De Commissie stelt vast dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening (hierna: de Ombudsman) niet tot oplossing van het geschil heeft geleid en dat partijen het advies van de Commissie als bindend zullen aanvaarden.

Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 14 oktober 2015 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

2.1. Consumenten hebben op naam van hun bedrijf met ingang van 1 juli 2009 via Meijers Assurantiën (die handelde met een volmacht van Meijers Assuradeuren) een rechtsbijstandverzekering bij Aangeslotene gesloten onder polisnummer [p1] (hierna te noemen: Verzekering 1). Per 1 juli 2011 is de dekking uitgebreid naar ‘Rechts-Partner’ en is de particuliere dekking opgevoerd. Op deze verzekering zijn onder meer de Algemene Voorwaarden (05/06) van toepassing verklaard. Deze voorwaarden luiden, voor zover hier relevant:

“Artikel 3
Het verzekerde risico en de gebeurtenis
3.1. Verzekerd is het risico dat een verzekerde in een geschil moet voorzien in een eigen behoefte aan rechtsbijstand ten gevolge van een gebeurtenis, mits voldaan wordt aan beide onderstaande voorwaarden:
a. de gebeurtenis, het geschil en de daaruit voortvloeiende behoefte aan rechtsbijstand doen zich voor gedurende de looptijd van de verzekeringsdekking;
b. de gebeurtenis, het geschil en de daaruit voortvloeiende behoefte aan rechtsbijstand konden bij de aanvang van de verzekeringsdekking redelijkerwijs niet worden voorzien.
3.2. Onder gebeurtenis wordt verstaan het voorval dat of de feitelijke ontwikkeling die redelijkerwijs moet worden beschouwd als de oorzaak van het geschil. In geval van het verhaal van schade is het schadeveroorzakende voorval de gebeurtenis. Een gebeurtenis waarvan de verzekerde niet op de hoogte was en ook niet op de hoogte behoefde te zijn, kan niet worden aangemerkt als oorzaak van het geschil. Bij twijfel is het aan de verzekerde dit aan te tonen.
3.3. (…)

Artikel 4
De wachttijd
4.1. [Aangeslotene] verleent geen rechtsbijstand als het geschil zich heeft voorgedaan binnen drie maanden na de ingangsdatum van de verzekering. Ingeval van een arbeidsrechtelijk geschil is deze termijn zes maanden en in een geschil over onteigening twaalf maanden.
4.2. De wachttijd geldt op overeenkomstige wijze voor een na de ingangsdatum van de verzekering afgesloten aanvullende dekking.
4.3. De wachttijd geldt niet als de verzekering direct aansluit op een soortgelijke verzekering waaraan de verzekerde bij voortbestaan dezelfde rechten had kunnen ontlenen.”

Artikel 16
Duur en einde van de verzekering
(…)
16.3 [Aangeslotene] is bevoegd de verzekering op te zeggen of voor te stellen deze tegen een andere premie en/of voorwaarden voort te zetten:
a. (..)
b. binnen twee maanden nadat een gebeurtenis die voor [Aangeslotene] tot verlening van rechtsbijstand kan leiden, door een verzekerde is gemeld. De verzekering eindigt op de in de opzeggingsbrief genoemde datum, zij het niet eerder dan twee maanden na dagtekening.”

2.2. Op 31 mei 2013 is Verzekering 1 door Meijers Assurantiën namens Aangeslotene opgezegd per 31 juli 2013 in verband met het schadeverloop.

2.3. Op 10 december 2012 is bij Consumenten ingebroken. Consumenten hebben de inbraak gemeld bij hun inboedelverzekeraar. Deze verzekeraar heeft een onderzoeksbureau opdracht gegeven de inbraak te onderzoeken. Op basis van het door het onderzoeksbureau opgestelde onderzoeksrapport heeft de inboedelverzekeraar Consumenten bij brief van 5 september 2013 medegedeeld dat zij niet anders kan concluderen dan dat Consumenten de opzet hebben gehad haar te misleiden, hetgeen tot gevolg zal hebben dat de claim zal worden afgewezen, tot opzegging van de verzekering zal worden overgegaan en de persoonsgegevens van Consumenten aan de Stichting CIS zullen worden doorgegeven. Consumenten zijn nog in de gelegenheid gesteld binnen 14 dagen schriftelijk te reageren en met voldoende onderbouwing aan te tonen dat het door de inboedelverzekeraar ingenomen standpunt onjuist is. Consumenten hebben hierop gereageerd met een e-mailbericht aan de inboedelverzekeraar van 18 september 2013.
De inboedelverzekeraar bleef evenwel bij haar standpunt en heeft bij brief van
13 november 2013 de claim van Consumenten definitief afgewezen. Op 20 november 2013 heeft Meijers Assurantiën namens de inboedelverzekeraar de inboedelverzekering van Consumenten per 1 december 2013 opgezegd.

2.4. Op 27 september 2013 heeft Consument 2 telefonisch bij Aangeslotene een nieuwe rechtsbijstandverzekering aangevraagd op naam van het bedrijf van Consumenten, inclusief particuliere dekking ten behoeve van haarzelf en Consument 1. De verzekering is per die datum tot stand gekomen onder polisnummer [p2] (hierna te noemen: Verzekering 2) met toepassing van de Algemene voorwaarden (07/2011). De artikelen 3 en 4 van deze voorwaarden zijn gelijkluidend met de hiervoor onder 2.1 geciteerde artikelen. Voorts bevatten deze voorwaarden de volgende bepaling:

“Artikel 15 Duur en einde van de verzekering
(..)
15.3. Indien sprake is van een overeenkomst met bepaalde contractduur, niet zijnde één jaar, zijn de verzekeringnemer en [Aangeslotene] bevoegd om de verzekering op te zeggen, of kan [Aangeslotene] voorstellen de verzekering tegen een andere premie en/of voorwaarden voort te zetten:
(..)
d. binnen twee maanden na de ontdekking dat verzekeringnemer de mededelingsplicht bij het aangaan van de verzekering niet is nagekomen en de verzekeringnemer daarbij heeft gehandeld met het opzet [Aangeslotene] te misleiden dan wel dat [Aangeslotene] de verzekering bij kennis van de ware stand van zaken niet zou hebben gesloten. De verzekering eindigt op de in de opzeggingsbrief genoemde datum. ”

Voor deze verzekering was tevens clausule 3202 ‘Aanvraag via internetsales (Zakelijk)’ van kracht. Deze clausule luidt, voor zover hier relevant:

“Uit de gegevens die u bij het aangaan van deze verzekering telefonisch of via het internet heeft verstrekt, blijkt dat u akkoord bent met onderstaande verklaring.
Ik verklaar hierbij, dat het bedrijf en/of een van de particuliere medeverzekerden (ook gezinsleden):
– geen geschil hebben, verwachten of dat in de afgelopen vijf jaar hebben gehad, met
– werknemers c.q. werkgevers
– de overheid
– leveranciers
– opdrachtgevers
– afnemers
– buren.
Verder verklaar ik dat het bedrijf en/of een van de particuliere medeverzekerden (ook gezinsleden)
(..)
– in de afgelopen vijf jaar niet door een verzekeraar zijn geweigerd, opgezegd, dan wel een verzekering onder gewijzigde voorwaarden is afgegeven.”

Als dit onverhoopt toch onjuist is, vernemen wij dat graag binnen veertien dagen na afgifte van dit polisblad van u. Vernemen wij niets binnen deze termijn, dan gaan wij ervan uit dat de polis overeenkomstig uw wensen is opgemaakt en dat u akkoord bent met bovenstaande verklaring.

Is deze verklaring niet juist of wilt u de verzekering wegens een andere reden niet sluiten, dan kunt u het polisblad binnen veertien dagen na afgifte van het polisblad terugsturen naar DAS Rechtsbijstand met het verzoek de verzekering te beëindigen. De verzekering zal dan per ingangsdatum worden beëindigd. U ontvangt hiervan een bevestiging”.

2.5. Bij e-mailbericht van 22 november 2013 hebben Consumenten een beroep gedaan op hun rechtsbijstandverzekeringen bij Aangeslotene in verband met de afwijzing door hun inboedelverzekeraar van de schadeclaim op de inboedelverzekering. Op 4 december 2013 heeft Aangeslotene het verzoek om rechtsbijstand afgewezen. Als reden heeft zij hiervoor aangevoerd dat de ingangsdatum van Verzekering 2 27 september 2013 is en dat het onderhavige geschil op dat moment voorzienbaar was. Daarnaast heeft Aangeslotene aangevoerd dat het geschil en de behoefte aan rechtsbijstand zich hebben voorgedaan tijdens de wachttijd, die is ingegaan op 27 september 2013 en op dat moment derhalve nog liep. Daarnaast heeft Aangeslotene medegedeeld dat het verzoek om rechtsbijstand ook niet onder de dekking van Verzekering 1 kan worden gebracht aangezien de gebeurtenis, het geschil en de behoefte aan rechtsbijstand zich niet gedurende de looptijd van Verzekering 1 hebben voorgedaan maar erna.

2.6. Bij brief van 6 december 2013 heeft Aangeslotene Verzekering 2 met onmiddellijke ingang opgezegd wegens het door Consumenten niet in acht nemen van de wettelijke mededelingsplicht bij het aanvragen van die verzekering.

2.7. In reactie op de afwijzing van de dekking onder de verzekeringen heeft de advocaat van Consumenten vervolgens melding gemaakt van nog een rechtsbijstandverzekering die Consument 2 bij Aangeslotene heeft gehad in de periode 1 mei 2010 tot 17 oktober 2013, te weten de rechtsbijstand Particulier Plus verzekering met polisnummer [p3] (hierna te noemen: Verzekering 3). Op deze verzekering waren eveneens de Algemene voorwaarden (07/2011) van toepassing.

2.8. Ook onder Verzekering 3 heeft Aangeslotene Consumenten geen dekking verleend.

3. Geschil

3.1. Consumenten vorderen dat Aangeslotene ter zake van hun conflict met de inboedelverzekeraar over een diefstalschadeclaim dekking verleent onder één van de drie bij haar afgesloten rechtsbijstandverzekeringen.

3.2. Aan deze vordering leggen Consumenten ten grondslag dat de gebeurtenis, het geschil en de behoefte aan rechtsbijstand zich hebben voorgedaan tijdens de dekkingsperiode van in ieder geval één van de door Consumenten bij Aangeslotene gesloten verzekeringen.
t.a.v. verzekering 1:
De gebeurtenis, het geschil en de behoefte aan rechtsbijstand hebben zich voorgedaan vóór 31 juli 2013, derhalve binnen de looptijd van deze verzekering.
De opzegging van verzekering 1 is onredelijk. Er is bij het afsluiten van de verzekering geen maximum van het aantal te melden zaken afgesproken. Consumenten hebben ook geen overmatig gebruik gemaakt van deze verzekering. Van de 20 meldingen hebben er slechts
6 tot externe kosten voor Aangeslotene geleid. Overigens heeft Aangeslotene er zelf om gevraagd dat Consumenten zaken zo spoedig mogelijk aan haar zouden melden en niet eerst zelf actie zouden ondernemen. Daarnaast heeft een melding van Aangeslotene dat Consumenten meer dan gemiddeld gebruik maakten van de rechtsbijstand geleid tot een upgrade van de verzekering waaraan een hogere premie was verbonden. De gevolmachtigde heeft hierbij een kwalijke rol gespeeld.
t.a.v. verzekering 2:
Consument 2 heeft de mededelingsplicht niet geschonden. Bovendien heeft Aangeslotene zelf bij raadpleging van haar bestanden kunnen constateren dat Verzekering 1 was opgezegd. Het is overigens aan Aangeslotene te bewijzen dat Consument 2 de mededelingsplicht heeft geschonden, in welk bewijs zij niet is geslaagd. De clausule ‘Aanvraag via internetsales (Zakelijk)’ is Consument 2 niet bekend. Verzekering 2 is dan ook ten onrechte door Aangeslotene opgezegd.
t.a.v. verzekering 3:
Tussen partijen staat vast dat de inbraak op 10 december 2012 heeft plaatsgevonden. Dit valt binnen de looptijd van verzekering 3. Het geschil en de behoefte aan rechtsbijstand zijn uiterlijk ontstaan op 5 september 2013, de dag dat de inboedelverzekeraar de claim heeft afgewezen. Ten onrechte gaat Aangeslotene uit van de brief van de inboedelverzekeraar van 13 november 2013. Bij het bepalen van het moment waarop het geschil en de behoefte is ontstaan, dient rekening te worden gehouden met het feit dat Consumenten particulieren zijn die geconfronteerd zijn met een onderzoek naar een schadeclaim door een professionele verzekeringsmaatschappij.
3.3. Aangeslotene heeft de stellingen van Consumenten gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1. Aan de orde is allereerst de vraag of Consumenten voor het geschil met hun inboedelverzekeraar recht hebben op rechtsbijstand op grond van (één van) hun bij Aangeslotene gesloten rechtsbijstandverzekeringen.

4.2. De Commissie stelt vast dat op grond van de door Consumenten bij Aangeslotene gesloten drie verzekeringen van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden alleen dekking bestaat indien de gebeurtenis, het geschil en de daaruit voortvloeiende behoefte aan rechtsbijstand zich hebben voorgedaan gedurende de looptijd van de verzekeringsdekking.

4.3. Ter zitting is komen vast te staan dat de brief van de inboedelverzekeraar van
5 september 2013 – waarin door de inboedelverzekeraar een voorlopig standpunt wordt ingenomen en waarbij Consument 2 nog in de gelegenheid is gesteld daarop te reageren – niet heeft geleid tot het doen van een verzoek om rechtsbijstand bij Aangeslotene, maar door Consumenten alleen bij hun eigen advocaat onder de aandacht is gebracht. Eerst na ontvangst van de definitieve afwijzing van de inboedelverzekeraar bij brief van
13 november 2013 hebben Consumenten op 22 november 2013 een beroep gedaan op hun rechtsbijstandverzekeringen bij Aangeslotene. De behoefte aan rechtsbijstand is derhalve pas op, dan wel na 13 november 2013 ontstaan. Aangezien deze datum is gelegen na de datum waarop Verzekering 1 en Verzekering 3 zijn geëindigd (op 31 juli 2013, respectievelijk 17 oktober 2013) leidt dit tot de conclusie dat Aangeslotene op grond van artikel 3 lid 1, aanhef en onder a van de op de verzekeringen van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden niet gehouden is Consumenten dekking onder de verzekeringen 1 en 3 te verlenen ter zake van het geschil met hun inboedelverzekeraar.

4.4. Ter zake van de afwijzing door Aangeslotene van het door Consumenten gedane verzoek om rechtsbijstand onder Verzekering 2 overweegt de Commissie als volgt.
Vast staat dat de ingangsdatum van Verzekering 2 27 september 2013 is. Vast staat voorts dat de inbraakschade dateert van 12 december 2012 en dat de inboedelverzekeraar met haar brief van 5 september 2013 Consument 2 heeft medegedeeld dat zij van oordeel is dat Consument 2 het opzet heeft gehad haar te misleiden hetgeen tot gevolg zal hebben dat de claim zal worden afgewezen, waarbij Consument 2 nog wel in de gelegenheid is gesteld binnen 14 dagen aan te tonen dat het door de inboedelverzekeraar ingenomen standpunt onjuist is. De Commissie is dan ook van oordeel dat Aangeslotene het verzoek om rechtsbijstand onder Verzekering 2 bij brief van 4 december 2013 terecht heeft afgewezen met een beroep op artikel 3.1 en artikel 4.1 van de van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden. Het geschil met de inboedelverzekeraar was op de ingangsdatum van Verzekering 2 immers voorzienbaar zoals bedoeld in artikel 3.1. onder b. Het geschil en de behoefte aan rechtsbijstand hebben zich bovendien voorgedaan tijdens de in artikel 4 van de verzekeringsvoorwaarden opgenomen bedenktijd en er is ook geen sprake van de in artikel 4.3 van de verzekeringsvoorwaarden opgenomen uitzondering dat de verzekering direct aansluit op een soortgelijke verzekering waaraan Consument 2 bij voortbestaan dezelfde rechten had kunnen ontlenen. Verzekering 1 is immers reeds per
31 juli 2013 beëindigd.

4.5. De vraag die partijen voorts verdeeld houdt is of Aangeslotene in redelijkheid tot opzegging van Verzekering 1 en Verzekering 2 heeft kunnen overgaan.

Opzegging Verzekering 1
4.6. Voorop staat dat in artikel 16.3 onder b van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden is bepaald dat Aangeslotene Verzekering 1 kan opzeggen binnen twee maanden nadat een gebeurtenis die voor haar tot verlening van rechtsbijstand kan leiden, door een verzekerde is gemeld. De verzekering eindigt in dat geval op de in de opzeggingsbrief genoemde datum, zij het niet eerder dan twee maanden na dagtekening. Aangeslotene heeft bij brief van
31 mei 2013 de onderhavige verzekering met een beroep op voornoemde bepaling opgezegd per 31 juli 2013 en heeft daarbij de opzegtermijn van twee maanden in acht heeft genomen. Aangeslotene stelt dat de opzegging gerechtvaardigd is. Als reden voor de opzegging voert zij aan dat Consumenten, hoewel zij bij brief van 12 april 2011 waren gewezen op het hoge schadeverloop en de mogelijke gevolgen daarvan, in twee jaar tijd toch weer zestien keer een verzoek om rechtsbijstand hebben ingediend en dat daarmee sprake is van een sterk afwijkend schadeverloop. Consumenten stellen daar tegenover dat de opzegging onredelijk is omdat bij het afsluiten van Verzekering 1 geen maximum van het aantal te melden zaken is afgesproken en Consumenten ook geen overmatig gebruik hebben gemaakt van de verzekering. Voorts stellen Consumenten dat van de 20 meldingen er slechts 6 tot externe kosten voor Aangeslotene hebben geleid, dat Aangeslotene er zelf om gevraagd heeft dat Consumenten zaken direct aan haar zouden melden en niet eerst zelf actie zouden ondernemen en voorts dat Consumenten, toen bleek dat zij meer dan gemiddeld gebruik van de verzekering maakten, hun verzekering hebben geüpgraded.

4.7. Niet ter discussie staat dat Consumenten na de waarschuwingsbrief van 12 april 2011 zestien keer een beroep op hun rechtsbijstandverzekering hebben gedaan. Gelet op dit schadeverloop is de Commissie van oordeel dat het niet onbegrijpelijk is dat Consumenten voor Aangeslotene een dusdanig groot risico vormden dat zij dat risico niet meer wenste te dekken. Dat bij het sluiten van de verzekering niet een maximaal aantal zaken is afgesproken doet daaraan niet af, evenmin als het feit dat Aangeslotene Consumenten had medegedeeld een geschil altijd aan haar te melden voordat ze zelf actie zouden ondernemen. Van een upgrade van verzekering 1, in die zin dat Consument daarbij werd toegestaan meer zaken te melden, is de Commissie ook niet gebleken. Slotsom is derhalve dat Aangeslotene Consumenten tijdig op het afwijkend schadeverloop en de daaraan eventueel te verbinden consequenties heeft gewezen en dat zij vervolgens heeft kunnen besluiten Verzekering 1 op grond van artikel 16 lid 3 van de van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden op te zeggen.

Opzegging Verzekering 2
4.8. Ingevolge artikel 7:929 lid 2 BW kan een verzekeraar een verzekering met onmiddellijke ingang opzeggen indien de wettelijke mededelingsplicht bij het aanvragen van de verzekering niet in acht is genomen.

4.9. Aangeslotene heeft met een beroep op dit artikel Verzekering 2 opgezegd omdat Consument 2 volgens haar bij aanvraag van deze verzekering onjuiste, dan wel onvolledige informatie heeft verstrekt en derhalve niet heeft voldaan aan haar mededelingsplicht ex artikel 7:928 lid 1 BW. Aangeslotene heeft daartoe aangevoerd dat Consument 2 tijdens het telefonische aanvraaggesprek de vraag of het te verzekeren bedrijf of één van de particuliere medeverzekerden in de afgelopen vijf jaar door een verzekeraar was geweigerd of opgezegd, ten onrechte ontkennend heeft beantwoord omdat kort daarvoor Verzekering 1 was opgezegd wegens het te hoge schadeverloop. Voorts heeft Aangeslotene aangevoerd dat Consument 2 de vraag of het bedrijf of één van de particuliere medeverzekerden een geschil heeft gehad met leveranciers, onvolledig heeft beantwoord nu zij slechts melding heeft gemaakt van een geschil met één leverancier, terwijl verzekering 1 was opgezegd omdat te vaak gebruik was gemaakt van de verzekering en veel van die meldingen betrekking hadden op geschillen met leveranciers. Consument 2 ontkent daarentegen dat zij haar mededelingsplicht heeft geschonden.

4.10. De Commissie constateert dat zich bij de aan de Commissie overgelegde stukken een polisblad bevindt waaruit volgt dat op Verzekering 2 de hiervoor onder 2.4. geciteerde Clausule 3202 ‘Aanvraag via internet/telesales’ bevindt waarin onder meer staat dat Consument verklaart dat het bedrijf en/of één van de particuliere medeverzekerden (ook gezinsleden) in de afgelopen vijf jaar niet door een verzekeraar zijn geweigerd, opgezegd, dan wel een verzekering onder gewijzigde voorwaarden is afgegeven. De stelling van Consumenten dat zij deze verklaring niet hebben ontvangen, acht de Commissie niet aannemelijk nu de clausule als bijlage bij de polis was gevoegd en Consumenten een beroep op de polis hebben gedaan en daarmee dus bekend moeten zijn geweest.
Vast staat tussen partijen dat Consument 2 na ontvangst van het polisblad waarop de clausule vermeld staat niet heeft medegedeeld dat voornoemde verklaring niet juist is. Vast staat voorts tussen partijen dat Verzekering 1 per 31 juli 2013 was opgezegd. Reeds hiermee staat vast dat Consument 2 haar mededelingsplicht heeft geschonden. De stelling van Consumenten dat Aangeslotene niet tot opzegging mocht overgaan omdat zij bij raadpleging van haar bestanden zelf had kunnen constateren dat een eerdere verzekering van Consumenten was opgezegd, gaat niet op gezien artikel 7:928 lid 4 waarin is bepaald dat een verzekeringnemer zich er niet op kan beroepen dat de verzekeraar bepaalde feiten reeds kent of behoort te kennen indien op een daarop gerichte vraag een onjuist of onvolledig antwoord is gegeven.
Nu Consument 2 haar mededelingsplicht heeft geschonden, heeft Aangeslotene op grond van artikel 15 lid 3 sub d van de van toepassing zijnde verzekeringsvoorwaarden, dan wel artikel 7:929 lid 2 BW, Verzekering 2 bij brief van 6 december 2013 met onmiddellijke ingang kunnen beëindigen.

4.11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt de vordering van Consumenten afgewezen. Al hetgeen partijen verder nog hebben gesteld, kan niet tot een andere beslissing leiden en zal derhalve onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering van Consumenten af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

Bekijk de volledige uitspraak