Mijn Kifid

Uitspraak 2015-387 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-387 d.d.
15 december 2015
(mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. A.M.T. Wigger en drs. L.B. Lauwaars RA, leden en mr. S. van der Hoorn, secretaris)

Samenvatting

Rechtsbijstand: Consument is het niet eens met het oordeel van Aangeslotene over de haalbaarheid van de zaak en vordert dat Aangeslotene een juridische procedure aanhangig maakt. Consument heeft een beroep op de geschillenregeling gedaan dat heeft geresulteerd in het oordeel dat Aangeslotene wordt gevolgd in haar standpunt dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om het door Consument beoogde resultaat met een redelijke kans van slagen te bereiken. De Commissie is van oordeel dat nu vast staat dat Aangeslotene de geschillenregeling correct heeft uitgevoerd, de Commissie zich niet meer behoeft uit te laten over de vraag of het onderzoek van Aangeslotene naar de haalbaarheid van de zaak van Consument voldoende is geweest. De vordering van Consument wordt afgewezen.

Consument,

tegen

de naamloze vennootschap DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het door Consument ondertekende vragenformulier met bijlagen van 15 september 2014;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene.

De Commissie stelt vast dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid en dat partijen haar advies als bindend aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 14 oktober 2015 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

2.1. Op 7 december 2012 heeft Consument Aangeslotene verzocht om haar bij te staan in een geschil tussen haar en haar voormalige advocaat (hierna genoemd: “mr. H.”). Mr. H. heeft Consument bijgestaan in een juridische procedure in een geschil met een instantie waarbij zij een dienst heeft afgenomen.
2.2. Op de rechtsbijstandverzekering van Consument zijn onder meer de Algemene Voorwaarden en de voorwaarden IAK Privé Pakket Personen CATP01 (hierna genoemd: “de Voorwaarden”) van toepassing.

Artikel 8.2 van de Voorwaarden bepaalt:
“8.2 Geschillenregeling
a. Als de verzekerde het oneens blijft met het oordeel van de maatschappij over de haalbaarheid of de wijze van behandeling, dan kan de verzekerde verzoeken dit verschil van mening voor te leggen aan een Nederlandse advocaat naar zijn keuze.
b. De maatschappij legt dan dit verschil van mening, met alle relevante stukken, voor aan de aangewezen advocaat, en verzoekt hem zijn oordeel te geven. Desgewenst verwoordt de verzekerde ook zijnerzijds nog eens het verschil van mening. Het oordeel van de advocaat is bindend voor de maatschappij. De kosten zijn steeds voor rekening van de maatschappij;
c. Als verzekerde zich niet met het oordeel van de advocaat kan verenigen, kan hij de zaaksbehandeling voor eigen rekening en risico voortzetten. Wordt hij daardoor alsnog geheel of gedeeltelijk in het gelijk gesteld, dan betaalt de maatschappij alsnog, tot ten hoogste het verzekerde kostenmaximum, de redelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand.
(…)”
2.3. Bij brief van 11 januari 2013 heeft Aangeslotene aan Consument onder meer geschreven:
“(…)
De kwestie die u bij mij gemeld heeft betreft een geschil over een factuur van [mr. H.] d.d. 7 maart 2012. U geeft aan het niet eens te zijn met de hoogte van deze factuur. De factuur betreft (voornamelijk) kosten die zijn gemaakt inzake het Kort Geding dat tegen u is aangespannen door [naam instantie].
Na ontvangst van de factuur heeft u deze onbetwist gelaten en ineens betaald. U heeft mij nu aangegeven het niet eens te zijn met de berekende bedragen. Tevens geeft u mij aan dat [mr. H.] fouten heeft gemaakt zowel in de procedure bij het medisch tuchtcollege als tijdens de Kort Geding zitting. (…)
Het spijt mij heel erg te moeten aangeven dat het dossier geen grondslag biedt voor een aansprakelijkstelling van [mr. H].
Ik weet dat de kwestie erg belangrijk voor u is en ik wil dan ook coulancehalve contact opnemen met [mr. H.], met uw toestemming, om te kijken of er alsnog een regeling kan worden getroffen in deze. (…)”
2.4. Bij brief van 22 februari 2013 heeft Aangeslotene Consument onder meer het volgende bericht:
“(…)
In de geschillenregeling in artikel 8.2 van uw rechtsbijstandverzekering bij IAK CATP01 staat het volgende bepaald:
8.2 Geschillenregeling
(…)
Ik stel voor dat, wanneer blijkt dat deze brief geen effect heeft, wij u in de gelegenheid stellen om gebruik te maken van de geschillenregeling. In dat geval zullen wij de zaak aan een advocaat voorleggen, waarbij het uitdrukkelijk de bedoeling is van polisvoorwaarde dat DAS dan de opdracht daartoe – uiteraard in overleg met u – verstrekt. (…)”.

2.5. Op verzoek van Consument heeft Aangeslotene op 6 maart 2013 een brief gestuurd naar mr. H. Daarin heeft zij onder meer geschreven:
“(…)
Cliënte is uiterst ontevreden over de wijze waarop u haar juridisch heeft bijgestaan. U heeft cliente wel een factuur ad € 6.000,- gezonden! (…)
Zoals hierboven aangegeven kan cliënte echter niet akkoord gaan met uw werkwijze en het bedrag dat hier vervolgens voor gevraagd wordt. Ook aan het psychische welbevinden van cliënte en haar partner heeft de hele zaak absoluut niet bijgedragen. (…)
Indien er dan ook geen inhoudelijke reactie en een voorstel van u ontvangen wordt binnen de gestelde termijn, ziet cliënte zich genoodzaakt een klacht tegen u in te dienen bij de Deken van de Orde van uw arrondissement. (…)”
2.6. Per gelijke post heeft Aangeslotene op 6 maart 2013 een brief naar Consument gestuurd waarin zij onder meer heeft geschreven:
“(…)
Zodra ik een reactie ontvang van [mr. H.], neem ik contact met u op. Zoals eerder aan u aangegeven kan ik geen bedragen ter terugbetaling vorderen van haar. Indien [mr. H.] aldus niet positief reageert op het schrijven kan ik niets voor u afdwingen. (…)”
2.7. Bij brief van 20 mei 2013 heeft mr. H. uitgebreid gereageerd op de brief van Aangeslotene van 6 maart 2013 en de klachten van Consument van de hand gewezen.
2.8. Op verzoek van Consument heeft Aangeslotene bij brief van 29 augustus 2013 een advocatenkantoor verzocht om een second opinion uit te brengen over de zaak van Consument. De behandelend advocaat (hierna genoemd: “mr. G.”) van dit advocatenkantoor heeft in zijn brief van 6 november 2013 onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Gelet op hetgeen partijen in de kort geding procedure over en weer hebben gesteld, kom ik niet tot de conclusie dat [mr H.] een beroepsfout zou hebben gemaakt. (…)”
2.9. Aangeslotene heeft bij e-mailbericht van 8 november 2013 de brief van mr. G. aan Consument doen toekomen en daarbij aangegeven dat de rechtsbijstand hierbij eindigt.
2.10. Consument heeft tegen het besluit van Aangeslotene een klacht bij Aangeslotene ingediend. Bij brief van 21 november 2013 heeft Aangeslotene Consument bericht dat de kwestie nogmaals is onderzocht maar Aangeslotene niet van haar ingenomen standpunt afwijkt.
2.11. Consument heeft haar klacht tegen mr. H. voorgelegd bij de Orde van Advocaten. Bij brief van 17 juli 2014 heeft mr. G. aan de Orde van Advocaten een toelichting gegeven op zijn oordeel zoals beschreven in zijn brief van 6 november 2013 genoemd onder 2.8.

3. De vordering en grondslagen

3.1. Consument vordert dat Aangeslotene een juridische procedure aanhangig maakt om mr. H. aansprakelijk te stellen voor de schade die Consument heeft geleden.

3.2. Deze vordering steunt kort en zakelijk op de volgende grondslagen:
a) Consument heeft schade geleden door beroepsfouten die mr. H. heeft gemaakt tijdens het bijstaan van Consument in een gerechtelijke procedure. Voor deze schade kan mr. H. aansprakelijk worden gehouden;
b) Aangeslotene en mr. G. hebben de zaak die Consument tegen mr. H. wenst aan te spannen niet goed onderzocht en hebben beide hun conclusie gebaseerd op grond van verkeerde veronderstellingen.

3.3. Op de stellingen die Aangeslotene tot verweer heeft opgeworpen, wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. Beoordeling

4.1. De Commissie stelt voorop dat het een rechtsbijstandsverzekeraar – in dit geval Aangeslotene – vrij staat om bij de behandeling van een aan haar voorgelegd geschil tot het oordeel te komen dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om het door de verzekerde beoogde resultaat met redelijke kans van slagen te bereiken. Indien een verzekerde het oneens is met de wijze van behandeling dan wel met het standpunt over de haalbaarheid van de zaak, heeft hij de mogelijkheid gebruik te maken van de geschillenregeling (second opinion) zoals bepaald in artikel 8.2 van de Voorwaarden. Het oordeel van de advocaat die de second opinion heeft uitgevoerd, is voor Aangeslotene bindend.
4.2. Vast staat dat Consument het niet eens is met het oordeel van Aangeslotene over de haalbaarheid van de zaak en zij een beroep op de geschillenregeling heeft gedaan. Aangeslotene heeft de geschilpunten voorgelegd aan een door Consument aangewezen advocaat mr. G.. Bij brief van 6 november 2013 heeft mr. G. kenbaar gemaakt dat hij tot het oordeel is gekomen dat hij Aangeslotene in haar standpunt volgt dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om het door Consument beoogde resultaat met een redelijke kans van slagen te bereiken.
4.3. Nu vast staat dat Aangeslotene de geschillenregeling correct heeft uitgevoerd, behoeft de Commissie zich niet meer uit te laten over de vraag of het onderzoek van Aangeslotene naar de haalbaarheid van de zaak van Consument voldoende is geweest.
4.4. De slotsom is dat de vordering van Consument moet worden afgewezen nu Aangeslotene geen verwijt treft. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.
4.5. Aangeslotene heeft overigens ter zitting nog aangevoerd dat zij de haalbaarheid van een procedure tegen mr. H. opnieuw zal beoordelen wanneer Consument nieuwe relevante stukken verstrekt.

5. Beslissing

De Commissie wijst, als bindend advies, de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor https://www.kifid.nl/fileupload/formulieren/informatie_belegging2015.pdf.

Bekijk de volledige uitspraak