Mijn Kifid

Uitspraak 2015-400 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-400 d.d.
21 december 2015
(mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. A.M.T. Wigger en drs. L.B. Lauwaars, leden en
mr. S. van der Hoorn, secretaris)
Samenvatting
Het gaat in deze zaak om de vraag of de vordering van Consument in 2013 tegen zijn
rechtsbijstandsverzekeraar tot betaling van zijn advocaatkosten al dan niet al was verjaard toen het
Hof van Justitie van de Europese Unie het DAS/Sneller-arrest van 7 november 2013 (C-442/12)
wees. In artikel 7:942 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een rechtsvordering tegen een
verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van
de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend
is geworden. Midden oktober 2003 heeft Aangeslotene de vordering afgewezen. De dag daarop is
vervolgens de verjaring gaan lopen. De bovenbedoelde verjaringstermijn was in 2013 dan ook
reeds lang verlopen. Voor zover uitgegaan zou moeten worden van de bepalingen met betrekking
tot de verjaring, die aan de genoemde bepaling vooraf gingen, tekent de Commissie aan dat de
vordering ook dan reeds langere tijd zou zijn verjaard. De omstandigheid dat het Hof van Justitie
in 2013 heeft geoordeeld dat een rechtsbijstandsverzekeraar gehouden is de kosten te vergoeden
van de advocaat die een partij zelf heeft gevraagd voor hem op te treden, en dat Consument pas
daarna kon weten dat het standpunt van Aangeslotene onjuist was, doet hier niet aan af.
Bekendheid met de juridische beoordeling van de feiten en omstandigheden van de vordering is
geen vereiste voor het aanvangen van de verjaringstermijn. De vordering van Consument wordt
afgewezen.
Consument,
tegen
de naamloze vennootschap DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.
1. Procesverloop
De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het door Consument ondertekende vragenformulier d.d. 28 april 2015;
– de brief van Consument d.d. 28 april 2015;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene;
– de spreekaantekeningen van Consument, overgelegd ter zitting.
De Commissie stelt vast dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot
oplossing van het geschil heeft geleid en dat partijen haar advies als bindend aanvaarden.

Bekijk de volledige uitspraak