Mijn Kifid

Uitspraak 2016-008 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-008 d.d.
11 januari 2016
(mr. C.E. du Perron, voorzitter, mr. J.S.W. Holtrop en mw. mr. A.M.T. Wigger, leden
en mevrouw mw. F. Faes, secretaris)
Samenvatting
Consument is in augustus 2013 telefonisch benaderd door iemand die zich voordeed als een
medewerker van de Bank. Tijdens dit gesprek heeft Consument op verzoek van deze persoon de
I-en S-codes verstrekt die nodig zijn om elektronisch te bankieren. Vervolgens is een transactie
uitgevoerd, waardoor een grote som geld van de spaarrekening van Consument naar haar
betaalrekening is overgeboekt. Dit bedrag is vervolgens van de betaalrekening van Consument
overgeboekt naar een rekening van een derde. Consument erkent dat zij de beveiligingscodes in
strijd met de voorwaarden aan een onbekende heeft verstrekt, maar stelt dat de Bank haar niet
voldoende voor deze vorm van fraude, phishing, heeft gewaarschuwd. De Commissie is van
oordeel dat de Bank voldoende heeft gemotiveerd dat zij en de NVB consumenten voor deze en
vergelijkbare vormen van fraude concreet en indringend hebben gewaarschuwd. Consument heeft
grof nalatig in de zin van artikel 7:529 BW gehandeld en is in beginsel volledig aansprakelijk voor
de geleden schade. Dat de fraudeur beschikte over specifieke (rekening)gegevens van Consument
is in deze context niet van belang, omdat dit geen reden is om te veronderstellen dat het
doorgeven van de I- en S-codes niet grof nalatig is. Niet aannemelijk is geworden dat het aan de
Bank is te wijten dat de criminelen over deze (rekening)gegevens beschikten. Gelet op de
specifieke omstandigheden van het geval ziet de Commissie wel aanleiding de aansprakelijkheid van
Consument op grond van art. 7:529 lid 3 te beperken tot een bedrag van € 5.000,-. De vordering
wordt deels toegewezen.
Consument;
en
de Coöperatieve Rabobank Utrechtse Heuvelrug U.A., gevestigd te Zeist, hierna te noemen de
Bank.
1. Procesverloop
De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:
– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het verzoek tot geschilbeslechting ontvangen op 26 september 2014;
– het verweerschrift van de Bank;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van de Bank;
– de brief van de Bank ontvangen op 18 februari 2015;
– de schriftelijke reactie van Consument daarop ontvangen op 27 februari 2015;
– de brief van de Bank ontvangen op 8 april 2015; en
– de schriftelijke reactie van Consument daarop ontvangen op 29 april 2015.

Bekijk de volledige uitspraak