Mijn Kifid

Uitspraak 2016-017

Niet-Bindende uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening
nr. 2016-017 d.d. 11 januari 2016
(mr. C.E. du Perron, voorzitter, mr. B.F. Keulen en drs. W. Dullemond, leden en
mr. R. de Kruif, secretaris)

Samenvatting

De werkgever van Consument had in 1999 Aangeslotene ingeschakeld om een pensioenregeling tot stand te brengen en haar werknemers daarover voor te lichten. Bij aanvang in 1999 was de afspraak tussen Consument en zijn werkgever dat Consument voor 50% zou bijdragen in de pensioenpremie. In 2005 is deze eigen bijdrage gewijzigd en vrijwel geheel voor rekening van Consument gekomen. De Commissie acht het niet aannemelijk dat Consument de verhoging van de eigen bijdrage niet eerder dan in 2014 heeft bemerkt. Bovendien gold de afspraak over de hoogte van de eigen bijdrage tussen Consument en zijn werkgever en daarvoor kan Aangeslotene niet worden aangesproken. Geen sprake van geschonden zorgplicht. Voor zover Consument verhaalsmogelijkheden denkt te hebben op de in 2012 failliet verklaarde werkgever zal hij zich tot de curator dienen te wenden. De vordering van Consument is afgewezen.

Consument,

tegen

Bureau De Drie Waerden B.V., gevestigd te Oosterhout (NB), hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het door Consument ondertekende vragenformulier met bijlagen;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene.

De Commissie stelt vast dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid en dat partijen haar advies niet als bindend aanvaarden.
Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 30 november 2015 en zijn aldaar verschenen.


2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

2.1. Consument heeft in 1999 een pensioenregeling getroffen met zijn werkgever [bedrijf] (hierna: Werkgever). Daarbij is afgesproken dat de helft van de premie voor rekening van Consument zou komen. Werkgever heeft de pensioenregeling middels een pensioenverzekering ondergebracht bij Nationale-Nederlanden. Consument is hierbij als deelnemer aangemeld.
2.2. Nationale-Nederlanden ontving de totaal verschuldigde premie van Werkgever, die op haar beurt een deel van de verschuldigde premie heeft verrekend met het salaris van Consument. Deze eigen bijdrage beliep in eerste instantie 50% van de premie. Vanaf 2005 is de eigen bijdrage toegenomen, dan wel is de premie geheel voor rekening van Consument gekomen.
2.3. Consument heeft over de verhoging van zijn eigen bijdrage gecorrespondeerd met een medewerker van Aangeslotene. Het laatste e-mailbericht van deze medewerker dateert van 5 december 2009 en daarin was het volgende opgenomen:
“Hierbij de wet Algemene Gelijke Behandeling. Deze wet is ook van toepassing verklaard op alle pensioenen. Verder is het probleem met de achterstand inmiddels opgelost, vandaar de excuusbrief (per ongeluk heb je daarna nog een brief gehad). Tenslotte heeft het budget neutrale meer met je werkgever te maken (de opgelegde pensioenaanpassingen mochten niet leiden tot premie verhogingen) en was geen grondslag om de pensioenregeling individueel te stoppen.”
2.4. Werkgever is per 24 januari 2012 failliet verklaard. Het UWV heeft vervolgens alle achterstallige pensioenpremies betaald tot en met 1 april 2012. De pensioenverzekering is premievrij gemaakt per 1 april 2012.
2.5. Bij brief van 26 mei 2014 en 14 juli 2014 heeft Consument geklaagd bij Aangeslotene, waarna de klachtprocedure bij de Ombudsman is aangevangen.

3. De vordering en grondslagen

3.1. Consument vordert € 8.564,47 van Aangeslotene.

3.2. Aan deze vordering legt Consument ten grondslag dat Aangeslotene toerekenbaar is
tekortgeschoten in haar zorgplicht. Consument voert de volgende argumenten aan:
• Aangeslotene heeft onjuiste voorlichting gegeven over de pensioenregeling van Werkgever.
• De veranderde wetgeving rondom de Wet gelijke behandeling kan geen reden zijn voor de veranderde verdeling van de pensioenpremie. Aangeslotene heeft deze reden ten onrechte opgevoerd.
• Aangeslotene heeft Consument er niet op gewezen dat de (wettelijke) veranderingen in 2005 tot gevolg hebben gehad dat Consument de pensioenpremie vrijwel volledig zelf moest gaan betalen.
• Hierdoor is Consument circa € 8.000,- aan inkomsten misgelopen. Verhaal halen bij Werkgever is niet meer mogelijk, omdat het bedrijf failliet is. Aangeslotene is echter door Werkgever ingehuurd om het pensioentraject te begeleiden en te regelen. Voor alle pensioengerelateerde zaken werd door Werkgever verwezen naar Aangeslotene.
• Met Nationale-Nederlanden is een schikking getroffen in verband met de klachten over de pensioenverzekering. Met Nationale-Nederlanden bestaat geen geschil meer.
3.3. Op de stellingen die Aangeslotene tot verweer heeft opgeworpen, wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. Beoordeling

4.1. Vast staat dat Werkgever Aangeslotene heeft ingeschakeld om een pensioenregeling tot stand te brengenen en om haar werknemers, waaronder Consument, daarover voor te lichten. Anders dan Consument lijkt te stellen, bestond er dus alleen een overeenkomst van opdracht (adviesrelatie) tussen Aangeslotene en Werkgever. Hoewel Werkgever jegens haar werknemers verantwoordelijk was voor de door haar ingeschakelde tussenpersoon, te weten Aangeslotene, en het dan ook begrijpelijk is dat zij bij vragen en/of klachten over de pensioenregeling Consument heeft verwezen naar Aangeslotene, betekent dit niet dat Aangeslotene daarmee ook de adviseur van Consument is geworden. De gemaakte pensioenafspraken golden tussen Werkgever en Consument. Dat sluit niet uit dat er op Aangeslotene ook een zorgplicht rustte tegenover Consument en andere deelnemers in de pensioenregeling bij Werkgever. Niet gebleken is echter dat Aangeslotene in de nakoming van een dergelijke zorgplicht is tekortgeschoten. De Commissie overweegt daartoe als volgt.
4.2. Tussen Consument en Werkgever bestonden afspraken over de eigen bijdrage aan de door Werkgever aan Nationale-Nederlanden verschuldigde pensioenpremie. In het begin (1999) was de afspraak dat Consument voor 50% zou bijdragen. In 2005 is de eigen bijdrage gewijzigd. Blijkbaar heeft Consument daarover, en over de betalingsachterstanden van de pensioenpremie van Werkgever aan Nationale-Nederlanden, vragen gesteld aan Aangeslotene, hetgeen heeft geleid tot voormeld e-mailbericht van 5 december 2009. In dat e-mailbericht heeft Aangeslotene onder andere medegedeeld dat het probleem met de betalingsachterstand is opgelost en dat de budgetneutrale oplossing te maken heeft met de door Werkgever gestelde eis dat de pensioenaanpassingen niet mochten leiden tot premieverhogingen. Hoewel hieruit niet duidelijk wordt welke wijzigingen in de pensioenregeling zijn doorgevoerd, is daarentegen ook niet gebleken dat Consument na 2009 (tot aan de klacht in 2014) nog met Aangeslotene over de pensioenaanpassingen en/of over de verhoging van de eigen bijdrage contact heeft gehad. De Commissie acht het niet aannemelijk dat Consument de verhoging van de eigen bijdrage niet eerder dan in 2014 heeft bemerkt. Bovendien geldt dat de afspraak over de hoogte van de eigen bijdrage van Consument een afspraak was tussen Werkgever en Consument, waar Aangeslotene geheel buiten stond. Op die afspraak kan Aangeslotene niet worden aangesproken.
4.3. Wellicht ten overvloede overweegt de Commissie nog dat voor zover Consument verhaalsmogelijkheden denkt te hebben voor misgelopen inkomsten, omdat Werkgever zich niet aan de met haar gemaakte afspraken heeft gehouden, hij zich tot de curator van Werkgever had dienen te wenden.
4.4. De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat Aangeslotene onjuiste informatie aan Consument heeft verstrekt of onrechtmatig jegens Consument heeft gehandeld waardoor zij aansprakelijk is geworden voor de door Consument gestelde schade. De vordering van Consument wordt daarom afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor https://www.kifid.nl/consumenten/klacht-voor-1-oktober-2014-bij-kifid-ingediend.

Bekijk de volledige uitspraak