Mijn Kifid

Uitspraak 2016-029

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-029
(mr. J.S.W. Holtop, voorzitter, mr. B.F. Keulen, mr. C.E. Polak, leden en mr. W.H.
Luk, secretaris)

Klacht ontvangen op : 11 november 2014
Ingesteld door : Consument
Tegen : Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Verzekeraar, waarbij de
uitvoering van rechtsbijstand is overgedragen aan Stichting SRK
Rechtsbijstand, verder te noemen SRK
Datum uitspraak : 15 januari 2016
Aard uitspraak : Niet-bindend

Samenvatting

Consument stelt dat de rechtsbijstanduitvoerder de behandeling van zijn zaak ten onrechte heeft beëindigd en vordert de door hem gemaakte advocaatkosten. In artikel 7:942 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een rechtsvordering tegen een verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden. De echtsbijstandstichting heeft het verzoek om vergoeding van de advocaatkosten op 1 februari 2006 afgewezen. Consument komt pas in mei 2014 op de zaak terug. De verjaringstermijn is dan al lang verstreken. De omstandigheid dat het Hof van Justitie in het DAS/Sneller-arrest heeft geoordeeld dat een rechtsbijstandsverzekeraar gehouden is de kosten te vergoeden van de advocaat die een partij zelf heeft gevraagd voor hem op te treden doet hier niet aan af. De vordering wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ondertekende klachtformulier, met als bijlage de correspondentie in de interne klachtprocedure van SRK;
• de brief van SRK van 18 december 2014, waarin zij verwijst naar het standpunt dat zij eerder in haar interne klachtprocedure heeft ingenomen;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van SRK.

Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 2 november 2015 te Den Haag en zijn aldaar verschenen

2. Feiten

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft in februari 2004 een beroep op zijn rechtsbijstandverzekering gedaan inzake een strafzaak tegen hem. Consument werd gedagvaard wegens opzettelijke bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. SRK, aan wie de uitvoering van de verzekering is overgedragen, heeft voor deze melding dossiernummer [..1..] aangemaakt.
2.2 Op 20 februari 2004 heeft SRK het verzoek om rechtsbijstand afgewezen door een beroep te doen op de uitsluitingsgrond in de verzekeringsvoorwaarden dat geen aanspraak op rechtshulp kan worden gedaan indien de verzekerde in een strafzaak wordt verdacht van een (voorwaardelijk) opzetdelict, dan wel opzet (mede) ten laste is gelegd. Op 14 april 2005 is Consument van het tenlastegelegde vrijgesproken.
2.3 Met de brief van 22 februari 2015 heeft Consument via zijn advocaat een beroep op zijn rechtsbijstandverzekering gedaan in verband met een ernstige mishandeling door zijn buurman op 6 januari 2005 als gevolg waarvan Consument letsel heeft opgelopen. De advocaat heeft SRK daarbij verzocht de behandeling van de zaak aan hem over te dragen.
2.4 SRK heeft deze kwestie onder dossiernummer [..2..] in behandeling genomen en het verzoek van de advocaat om de behandeling van de zaak op kosten van de rechtsbijstand-verzekering aan hem over te dragen afgewezen. Met de brief van 28 februari 2005 heeft de advocaat van Consument SRK verzocht het afwijzende standpunt in heroverweging te nemen. SRK handhaafde hierop het ingenomen standpunt, waarna Consument akkoord is gegaan met een verdere behandeling van de zaak door de rechtsbijstanduitvoerder.
2.5 SRK heeft Consument vervolgens diverse malen (7 april, 17 mei, 23 juni, 9
en 18 augustus 2005) schriftelijk verzocht om aanvullende informatie. In de brief
van 18 augustus 2005 wees SRK Consument erop dat de communicatie, mede doordat Consument niet op alle vragen en/of verzoeken inging, moeizaam verliep. Consument reageerde hierop door zich op het standpunt te stellen dat SRK onvoldoende gemotiveerd zou zijn om zijn belangen te behartigen.
2.6 In december 2005 heeft Consument SRK verzocht de door hem gemaakte advocaat-kosten te vergoeden. SRK heeft op 1 februari 2006 hierop als volgt gereageerd:
“(…) Ik heb u vooraf toegelicht dat de kosten van uw advocaat niet worden vergoed. Overigens zie ik weinig andere uitleg ruimte, dan dat u een andere rechtshulpverlener voor uw zaak heeft ingeschakeld. Daarnaast is er sprake van informatie en/of medewerking die ontbreekt, waardoor SRK u niet of nauwelijks kan adviseren of bijstaan, als dat uw keuze al zou zijn (geweest). Het is helder dat ons kantoor op deze wijze niets voor u kan doen. Ik zal het dossier dan ook sluiten.”
2.7 Consument heeft hierop zijn ongenoegen geuit over het besluit van SRK en verzocht de zaak verder in behandeling te nemen. SRK heeft dit verzoek gehonoreerd en Consument opnieuw om aanvullende gegevens verzocht. In de brief van 3 maart 2006 heeft SRK Consument erop gewezen dat de dekking zonder verdere aankondiging zou komen te vervallen, voor zover SRK niet uiterlijk 15 maart 2006 over de gewenste informatie zou beschikken.
2.8 In mei 2014 heeft Consument SRK verzocht de gemaakte advocaatkosten alsnog te vergoeden. SRK heeft dit verzoek afgewezen omdat het recht op rechtsbijstand in de zaak inmiddels is verjaard.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering
3.1 Consument vordert dat SRK alsnog de gemaakte advocaatkosten vergoedt. Over de periode van december 2005 tot november 2014 bedragen deze kosten € 38.870,61.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de grondslag dat SRK jegens Consument in de uitvoering van de verzochte rechtsbijstand in dossier [..2..] is tekortgeschoten. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan:
• Vast staat dat Consument is vrijgesproken van hetgeen hem in 2004 is tenlastegelegd. Ondanks het feit dat het verzoek om rechtsbijstand in 2005 niets te maken heeft met het eerdere verzoek, heeft SRK volgehouden dat beide zaken met elkaar verband houden en Consument als een verdachte aangemerkt.
• Van verjaring kan geen sprake zijn omdat het niet aan SRK is om deze termijn te bepalen. Het resultaat van het proces wordt immers bepaald door de rechtbank, het gerechtshof en de Hoge Raad.
• SRK is op grond van het DAS/Sneller-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 november 2013 (C-442/12) gehouden de advocaatkosten te vergoeden die Consument in de letselschadezaak heeft gemaakt.
• Consument heeft na 2006 niet meer gereageerd richting SRK omdat hij daartoe als gevolg van de mishandeling niet in staat was.
• Consument heeft als gevolg van de mishandeling ernstig letsel opgelopen. SRK wenste de ernst van de situatie niet in te zien en stelde zich op het standpunt dat voor het inschakelen van een advocaat geen noodzaak was. Het inschakelen van een advocaat is niet het besluit van Consument geweest, maar het gevolg van de werkwijze van SRK.

Verweer van SRK
3.3 SRK heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• De strafzaak waarvoor Consument in 2004 om rechtshulp heeft verzocht (dossier [..1..]) staat niet in verband met de zaak waarvoor Consument zich in februari 2005 tot SRK heeft gewend (dossier [..2..]).
• SRK heeft de dekking van de zaak die geregistreerd is onder dossiernummer [..2..] in 2006 beëindigd omdat Consument niet de vereiste medewerking heeft verleend. Pas in 2014 is Consument op de kwestie teruggekomen. De aanspraken die Consument in deze zaak aan zijn rechtsbijstandverzekering kon ontlenen, zijn op grond van artikel 7:942 Burgerlijk Wetboek (BW) dan wel artikel 3:310 BW verjaard.

4. Beoordeling

4.1 Voorop dient te worden gesteld dat de strafzaak waarvoor Consument in 2004 een beroep op zijn rechtsbijstandverzekering heeft gedaan los staat van de civiele zaak uit 2005. SRK heeft tijdens de zitting bevestigd dat de zaak onder dossiernummer [..1..] niet van invloed is geweest op de beoordeling en de behandeling van dossier [..2..]. De Commissie kan dit oordeel van SRK volgen.
4.2 Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vordering van Consument tot betaling van de gemaakte advocaatkosten is verjaard. Consument is van mening dat van verjaring geen sprake is en verwijst daarbij met name naar het DAS/Sneller-arrest. SRK stelt dat de vordering is verjaard omdat de dekking bij brief van 1 februari 2006 is beëindigd en Consument niet tijdig daartegen is opgekomen.
4.3 In artikel 7:942 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een rechtsvordering tegen een
verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de
aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de
opeisbaarheid daarvan bekend is geworden. In het tweede lid van dit artikel is voorts bepaald dat de verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt. Een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen.
4.4 In het onderhavige geval heeft Consument in december 2005 het standpunt ingenomen
aanspraak te kunnen maken op vergoeding van zijn advocatenkosten. Hij moet daarom toen geacht worden met de opeisbaarheid van die kosten bekend te zijn geweest. SRK heeft de vordering op 1 februari 2006 afgewezen. De dag daarop is vervolgens de verjaring gaan lopen. Vast staat dat Consument daarna niks meer van zich heeft laten horen. De stelling van Consument dat hij niet in staat was te reageren, is onvoldoende onderbouwd, terwijl onweersproken is dat hij in 2006 tot 2008 nog andere zaken bij SRK heeft aangemeld, waartoe hij toen kennelijk wel in staat was. De verjaringstermijn was in 2014 dan ook reeds lang verlopen.
4.5 De omstandigheid dat het Hof van Justitie in 2013 heeft geoordeeld dat een
rechtsbijstandverzekeraar gehouden is de kosten te vergoeden van de advocaat die een
partij zelf heeft gevraagd voor hem op te treden, en dat Consument pas daarna kon weten dat het standpunt van Aangeslotene onjuist was, doet hier niet aan af. In dit verband kan worden verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad van 26 november 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AR1739). De Hoge Raad overwoog hierin dat bekendheid met de juridische beoordeling van de feiten en omstandigheden van de vordering geen vereiste is voor het aanvangen van de verjaringstermijn. De Geschillencommissie heeft dit recent bevestigd
(nr. 2015-400 d.d. 21 december 2015).
4.6 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat SRK het standpunt heeft kunnen innemen dat de vordering van Consument is verjaard. De Commissie wijst de vordering daarom af. Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, behoeft niet te worden besproken, omdat het niet kan leiden tot een andere beslissing.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

Bekijk de volledige uitspraak