Mijn Kifid

Uitspraak 2016-036 (bindend)

Uitspraak Commissie van Beroep 2016-036 d.d. 21 november 2016
(door mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, drs. P.H.M. Kuijs AAG en
mr. A. Smeeing-van Hees, leden, en mr. H.C. Dobbelaar-ten Cate, secretaris)

Samenvatting

Belanghebbenden hebben bij de rechtsbijstandverzekeraar een verzoek tot vergoeding van externe rechtshulp ingediend in twee zaken. De rechtsbijstandverzekeraar heeft die verzoeken gehonoreerd, maar stelt zich op het standpunt dat de zaken zijn te herleiden tot één gebeurtenis zodat slechts éénmaal het geldende kostenmaximum van toepassing is. De Geschillencommissie stelt de rechtsbijstandverzekeraar in het gelijk.
De Commissie van Beroep is van oordeel dat beide zaken een onverwacht en redelijkerwijs niet te voorzien voorval zijn en dat tussen die zaken een zodanig verband bestaat dat deze zijn aan te merken als één gebeurtenis in de zin van de van toepassing zijnde voorwaarden. De beslissing van de Geschillencommissie wordt gehandhaafd.

Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg.

1. De procedure in beroep

1.1 Bij een op 1 februari 2016 door de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening (verder: Commissie van Beroep) ontvangen mailbericht hebben Belanghebbenden beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (verder: Geschillen¬commissie) van 21 december 2015 (kenmerk [nummer] en
[nummer]) en deze ter toetsing voorgelegd. Na daartoe verleend uitstel hebben Belanghebbenden bij brief van 19 februari 2016 de gronden van het beroep geformuleerd.

1.2 Namens Verzekeraar heeft de [naam stichting] een op 14 april 2016 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.3 De Commissie van Beroep heeft het beroep mondeling behandeld op 23 mei 2016. Beide partijen waren aanwezig. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en vragen van de Commissie van Beroep beantwoord.

2. De procedure in eerste aanleg

Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst de Commissie van Beroep naar de aan deze uitspraak gehechte uitspraak van de Geschillencommissie.

3. Inleiding op de beoordeling van het beroep

3.1 De Commissie van Beroep gaat uit van de door de Geschillencommissie onder 2.1 tot en met 2.10 van haar uitspraak vermelde feiten, voor zover relevant aangevuld met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.

3.2 Kort gezegd gaat het om het volgende.

3.2.1 Belanghebbenden hebben een rechtsbijstandverzekering – met voor externe kosten een maximum verzekerd bedrag van € 50.000,- afgesloten bij [naam verzekeraar]. Na de fusie van laatstgenoemde met Verzekeraar is de verzekerde rechtsbijstand uitgevoerd door [naam stichting], vanaf 1 oktober 2007 onder de naam [naam verzekeraar 2].

3.2.2 Op de rechtsbijstandverzekering zijn van toepassing de Polisvoorwaarden Rechtsbijstandverzekering voor Particulieren (hierna: de Voorwaarden). Sinds 2007 staat op de polisbladen telkens een maximum verzekerd bedrag van € 30.000,- voor externe kosten.

3.2.3 In de Voorwaarden is het begrip ‘gebeurtenis’ als volgt omschreven:
‘gebeurtenis: een bij het afsluiten van de verzekering onverwacht en redelijkerwijs niet te voorzien voorval. Een reeks met elkaar verband houdende voorvallen wordt als één gebeurtenis aangemerkt. De datum waarop het eerste voorval in deze reeks is voorgevallen, wordt aangemerkt als het begin van de reeks en bepaalt of de gebeurtenis binnen de looptijd van de overeenkomst heeft plaats gehad.’

3.2.4 Belanghebbenden hebben [naam belastingkantoor] (hierna: [naam belastingkantoor]) op
20 november 2008 opdracht gegeven voor het voeren van een procedure tegen de Belastingdienst. Bij uitspraak van 3 oktober 2011 heeft de belastingkamer van de rechtbank Arnhem de vordering van Belanghebbenden afgewezen. Op advies van [naam belasting-kantoor] hebben Belanghebbenden tegen die uitspraak beroep ingesteld. Daarbij is af-gesproken dat [naam belastingkantoor] advies zou inwinnen bij prof. dr. [naam] van [naam belastingkantoor 2] (hierna: [naam belastingkantoor 2]). Bij uitspraak van 12 februari 2013 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de uitspraak van de rechtbank Arnhem bevestigd. De hier beschreven procedures worden verder aangeduid als ‘de Belastingprocedure’.

3.2.5 Over de hoogte van de door [naam belastingkantoor 2] bij Belanghebbenden ingediende declaraties voor haar werkzaamheden in de Belastingprocedure is een (incasso)geschil ontstaan. Dit geschil heeft er toe geleid dat Deloitte Belanghebbenden heeft doen dag-vaarden.
Op 21 mei 2012 hebben Belanghebbenden bij Verzekeraar een verzoek tot vergoeding van externe rechtshulp in die zaak (hierna: ‘de [naam belastingkantoor 2]-zaak’) ingediend en op 13 juni 2012 hebben zij dit verzoek gedaan voor het oproepen van [naam belasting¬- kantoor 1] in vrijwaring in de [naam belastingkantoor 2]-zaak.
Verzekeraar heeft die verzoeken tot vergoeding van externe rechtshulp op basis van de rechtsbijstandverzekering gehonoreerd.

3.2.6 Belanghebbenden hebben bij Verzekeraar met ingang van 24 december 2013 een nieuwe rechtsbijstandverzekering – met een maximum verzekerd bedrag van € 50.000,- voor externe kosten – gesloten.

3.2.7 Bij vonnis van 5 maart 2014 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, de vordering van [naam belastingkantoor 2] tegen Belanghebbenden (in de [naam belasting-kantoor 2]-zaak) afgewezen. Daardoor is de vrijwaringszaak van Belanghebbenden tegen [naam belastingkantoor 1] niet meer inhoudelijk behandeld. Belanghebbenden hebben toen een nieuw verzoek ingediend bij Verzekeraar tot vergoeding van externe rechtshulp door dezelfde advocaat in een zelfstandige procedure tegen [naam belastingkantoor 1] (hierna: ‘de [naam belastingkantoor 2]-zaak’).
Verzekeraar heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van één gebeurtenis en heeft het verzoek van Belanghebbenden in verband met de overschrijding van het in de Voorwaarden opgenomen kostenmaximum van € 30.000,- niet gehonoreerd.

3.3 Belanghebbenden hebben zich tot de Geschillencommissie gewend en gevorderd Verzekeraar te veroordelen tot vergoeding van tweemaal de externe advocaatkosten tot een maximum van € 50.000,- in zowel de [naam belastingkantoor 2]-zaak als in de [naam belastingkantoor 1]-zaak. De Geschillencommissie heeft die vordering afgewezen. Zij heeft daartoe onder meer over¬wogen – samengevat – dat Verzekeraar op grond van de polis¬ voorwaarden de [naam belastingkantoor 2]- zaak en de [naam belastingkantoor 1]-zaak mag ‘beschouwen als voortkomend uit één voorval waarvoor het kostenmaximum geldt.’

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Belanghebbenden bestrijden de afwijzing van hun vordering met een betoog dat erop neer-komt dat het wel degelijk om kosten in twee aparte zaken gaat, namelijk in de [naam belastingkantoor 2]-zaak en in de [naam belastingkantoor 1]-zaak. In de [naam belasting-kantoor 2]-zaak werd een vordering tegen hen ingesteld waartegen zij zich met externe rechtshulp moesten verdedigen. Nadat die vordering door de rechtbank was afgewezen, met als gevolg dat – zonder inhoudelijke beoordeling – ook hun vordering in de vrijwarings-zaak werd afgewezen, hebben zij de [naam belastingkantoor 1]-zaak aan¬gespannen.

4.2 Verzekeraar daarentegen heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu beide hiervoor genoemde zaken zijn te herleiden tot één gebeurtenis in de zin van de Voorwaarden, te weten: de in die zaken door [naam belastingkantoor 1] en [naam belastingkantoor 2] verleende fiscaal juridische bijstand, slechts eenmaal het geldende kostenmaximum van toepassing is.

4.3 Het onder 4.1 weergegeven betoog van Belanghebbenden treft geen doel. De [naam belastingkantoor 1]-zaak en de [naam belastingkantoor 2]-zaak zijn beide een onverwacht en redelijkerwijs niet te voorzien voorval in de zin van de Voorwaarden. Tussen die voor-vallen bestaat, in aanmerking genomen dat elk betrekking heeft op de aan Belanghebbenden verleende fiscaal juridische bijstand in de Belastingprocedure, een zodanig verband dat zij tezamen genomen zijn aan te merken als ‘één gebeurtenis’ in de zin van de hiervoor bedoelde voorwaarden.

4.4 Belanghebbenden refereren zich wat betreft de hoogte van het in dit geval verzekerde kostenmaximum aan het oordeel van de Commissie van Beroep.
De Commissie van Beroep is van oordeel dat daarvoor aansluiting dient te worden gezocht bij de Voorwaarden die golden ten tijde van de hiervóór onder 4.3 genoemde gebeurtenis. Onder 3.2.5 is vastgesteld dat de verzoeken tot externe rechtshulp in 2012 zijn gedaan. De Commissie van Beroep vindt in de stukken van de procedure onvoldoende aanknopings-punten om ervan uit te gaan dat in dat jaar sprake was van een hoger kostenmaximum dan € 30.000,-.

4.5 De slotsom is dat de beslissing van de Geschillencommissie zal worden gehandhaafd.

5. Beslissing

De Commissie van Beroep handhaaft de beslissing van de Geschillencommissie.

Bekijk de volledige uitspraak