Mijn Kifid

Uitspraak 2016-041 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-041 d.d.
22 januari 2016
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. J.W.H. Offerhaus en mr. drs. R. Knopper, leden en
mr. E.C. Aarts, secretaris)

Samenvatting

Consument is houder van een creditcard. De bestedingslimiet van de creditcard is meerdere malen verhoogd. Consument stelt dat Aangeslotene hem een hogere bestedingslimiet heeft toegestaan dan gelet op zijn financiële positie passend was (overkreditering). Naar het oordeel van de Commissie is noch gebleken, noch door Consument voldoende onderbouwd dat Aangeslotene haar beoordeling van de limietverhogingen op basis van onjuiste (inkomens)gegevens heeft uitgevoerd. De Commissie acht het bovendien alleszins redelijk dat bij aanvragen tot en met € 5.000,- de opgaves van de aanvrager ten grondslag worden gelegd aan de capaciteitsberekening. Van overkreditering is geen sprake. De vorderingen van Consument worden afgewezen.

Consument,

tegen

de besloten vennootschap International Card Services B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– het door Consument ondertekende klachtformulier inclusief bijlagen, ontvangen op
9 januari 2015;
– het verweerschrift van Aangeslotene;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Aangeslotene.

2. Overwegingen

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid en dat beide partijen het advies van de Commissie als bindend aanvaarden. Op verzoek van partijen zal de Commissie het geschil schriftelijk afdoen zoals bedoeld in artikel 37.7 van haar reglement.

3. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

3.1. Consument is met ingang van 6 september 2011 houder van een World Card (hierna: ‘creditcard’) met een bestedingslimiet van € 2.500,-.

3.2. Op 2 mei 2012 is op verzoek van Consument de bestedingslimiet van de creditcard verhoogd naar € 3.750,-. In een intern document van Aangeslotene voor de capaciteitsberekening, van 26 april 2012 is – voor zover relevant – het volgende vermeld:

“(…)
netto inkomen € 2.700
netto ink. partner € 0
(…)
mnd verpl. BKR ** € 600
(…)”

3.3. Op 24 januari 2013 is op verzoek van Consument de bestedingslimiet van de creditcard (wederom) verhoogd, ditmaal naar € 5.000,-. In een intern document van Aangeslotene voor de capaciteitsberekening, van 24 januari 2013 is – voor zover relevant – het volgende vermeld:

“(…)
netto inkomen € 2.925
netto ink. partner € 0
(…)
mnd verpl. BKR ** € 725
(…)”

3.4. In oktober 2013 is op verzoek van Consument en zijn partner de bestedingslimiet van de creditcard verhoogd naar € 6.250,-. In het formulier ‘Bestedingslimiet wijzigen’ van
8 oktober 2013 is – voor zover relevant – het volgende vermeld:

“(…)
Consument
(…)
Nettomaandinkomen: € 2.850,-
Dertiende maand ja
Nettomaandinkomen partner: € 1.250
(…)”

3.5. In het ‘Formulier Partnergegevens’ van 11 oktober 2013 is – voor zover relevant – het volgende vermeld:

“(…)
Persoonlijke gegevens
(…)
Naam: de heer [X]
(…)
Uw financiële situatie
Dienstverband: Vast dienstverband
(….)
Uw nettomaandinkomen: € 1.300
(…)”

3.6. Bij de aanvraag voor de limietverhoging in oktober 2013 zijn door Consument onder andere loonstroken en bankafschriften van hemzelf en zijn partner overgelegd. In de loonstrook van de partner van Consument is een netto salaris opgenomen van
€ 1.317,34. Op de overlegde bankafschriften van de partner van Consument is een ‘salarisbetaling’ opgenomen van € 1.262,28.

3.7. Bij brief van 21 mei 2014 heeft Aangeslotene Consument bericht van welke (inkomens)gegevens zij is uitgegaan bij de beoordeling van de aangevraagde limietverhoging in oktober 2013. In voornoemde brief is – voor zover relevant – het volgende vermeld:

“(…)
Inkomen:
– Consument: € 1.974,= (70% van € 2.820,= bruto inkomen)
– De heer [X] € 1.113,= (netto € 1.317,= minus toeslagen en vakantiegeld)

Vaste lasten:
– Hypotheek € 863,= (70% van bruto € 1.233,68)
– BKR verplichting € 600,= (2% van € 30.000,=)

Besteedbaar inkomen € 1.624,= (inkomen minus vaste lasten)
Norm levensonderhoud € 1.353,= (norm per oktober 2013)
Vrij te besteden € 271,=

Leencapaciteit € 271,= X 50 = € 13.550,=.

Alle gegevens zoals hierboven vermeld zijn gestaafd met bewijzen die u ons toegestuurd heeft.
(…)”

3.8. In november 2013 zijn er betalingsproblemen ontstaan. Op 3 maart 2014 bedroeg het openstaande saldo van de creditcard € 7.777,09. Partijen hebben een betalingsregeling getroffen.

4. De vordering en grondslagen

4.1. Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot het in mindering brengen van het betaalde bedrag aan rente over het deel van de bestedingslimiet dat uitstijgt boven de toegestane bestedingslimiet op de openstaande schuld. Daarnaast vordert Consument dat er een dragelijkere rente voor het terugbetalen van de openstaande schuld in rekening zal worden gebracht.

4.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
Aangeslotene heeft Consument een hogere bestedingslimiet toegestaan dan gelet op zijn financiële positie passend was (overkreditering). In dit kader voert Consument het volgende aan:
– Aangeslotene heeft bij de beoordeling van de aangevraagde limietverhogingen tot oktober 2013 ten onrechte rekening gehouden met het inkomen van zijn partner en heeft bovendien nagelaten de gegevens die Consument op het aanvraagformulier heeft ingevuld te verifiëren aan de hand van de door hem opgestuurde bescheiden.
– Aangeslotene heeft bij de beoordeling van de aangevraagde limietverhoging in oktober 2013 zonder enige onderbouwing aangenomen dat zijn partner een vast contract had en een netto maandinkomen van € 1.300,-. Daarnaast is zij ten onrechte uitgegaan van een netto maandinkomen van Consument van € 2.820,-. Volgens Consument dient te worden gerekend met een netto maandinkomen van
€ 2.600,-.
– Aangeslotene heeft nagelaten een zogenaamd ‘BKR-onderzoek’ uit te voeren bij de aangevraagde limietverhogingen en heeft in haar capaciteitsberekeningen geen rekening gehouden met zijn verzekering bij Brand New Day. Ook heeft Aangeslotene het netto inkomen vermeerderd met een dertiende maand, hetgeen niet is toegestaan volgens de regels van de vereniging van financieringsondernemingen in Nederland.

4.3. Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:

– Aangeslotene heeft de kredietwaardigheid van Consument getoetst op basis van de destijds geldende normen van de Nederlandse Vereniging van Banken. Bij aanvragen tot en met € 5.000,- worden de opgaves van de aanvrager ten grondslag gelegd aan de capaciteitsberekening. Bij een aanvraag van een limiet daarboven vraagt Aangeslotene kopie-bescheiden op ter beoordeling van de opgegeven informatie.
– In tegenstelling tot hetgeen Consument stelt is bij de limietverhogingen tot oktober 2013 geen rekening gehouden met het inkomen van zijn partner. Consument stelt daarnaast ten onrechte dat hij bij elk verzoek tot limietverhoging alle documentatie heeft verstrekt. De eerste documenten zijn pas op 8 oktober 2013 toegestuurd.
– Bij de aanvraag voor de limietverhoging in oktober 2013 hebben Consument en zijn partner zelf opgegeven dat er sprake was van een vast dienstverband. Tevens zijn er een loonstrook en bankafschriften van de partner van Consument overgelegd. Er bestond voor Aangeslotene op basis van het voorgaande geen enkele reden om te twijfelen aan het vaste dienstverband van de partner van Consument.
– Consument heeft zelf zijn netto inkomen doorgegeven aan Aangeslotene. Het is dan ook zijn eigen verantwoordelijkheid geweest om het juiste bedrag op te geven.
– Aangeslotene heeft het register van het BKR geraadpleegd bij de verzoeken tot limietverhoging.
– Bij de aanvraag voor de limietverhoging tot € 5.000,- heeft Consument een netto last opgegeven van € 900,-. Deze netto last is gebruikt bij de capaciteitsberekening. Bij de aanvraag voor de limietverhoging tot € 6.250,- had het bedrag van € 150,-, dat Consument verschuldigd is voor zijn verzekering bij Brand New Day, geen verschil gemaakt voor het al dan niet verstrekken van de limiet aangezien er voldoende capaciteit was voor een limiet van € 6.250,-.
– De dertiende maand is een bestendig onderdeel van het inkomen en mag dan ook worden meegenomen bij de capaciteitsberekening.

5. Beoordeling

5.1. Ter beoordeling ligt de vraag voor of Aangeslotene Consument een hogere bestedingslimiet heeft toegestaan dan gelet op zijn financiële positie passend was.

Limietverhogingen tot oktober 2013
5.2. Consument meent allereerst dat Aangeslotene bij de beoordeling van de aangevraagde limietverhogingen tot oktober 2013 ten onrechte rekening heeft gehouden met het inkomen van zijn partner en bovendien heeft nagelaten de gegevens die Consument op het aanvraagformulier heeft ingevuld te verifiëren aan de hand van de door hem opgestuurde bescheiden. De Commissie overweegt hieromtrent als volgt.

5.3. Naar het oordeel van de Commissie is noch gebleken, noch door Consument voldoende onderbouwd, dat Aangeslotene haar beoordeling(en) van de limietverhogingen tot oktober 2013 op basis van onjuiste (inkomens)gegevens heeft uitgevoerd. Anders dan Consument lijkt te veronderstellen heeft Aangeslotene geen rekening gehouden met het inkomen van zijn partner, hetgeen ook duidelijk blijkt uit de capaciteitsberekeningen van 26 april 2012 en 24 januari 2013, waarbij onder het kopje ‘netto ink. partner’ een bedrag van € 0,- is opgenomen.

5.4. De Commissie verwerpt de stelling van Consument dat Aangeslotene ten onrechte heeft nagelaten de gegevens die Consument op de aanvraagformulier heeft ingevuld te verifiëren aan de hand van de door hem opgestuurde bescheiden. Nog daargelaten dat in deze procedure niet is komen vast te staan dat Consument al eerder dan oktober 2013 (inkomens)bescheiden naar Aangeslotene heeft opgestuurd, is Aangeslotene – wanneer er geen reden bestaat om aan de door een aanvrager van een krediet zelf verstrekte informatie te twijfelen – niet gehouden die informatie op juistheid te toetsen. De Commissie acht het alleszins redelijk dat bij aanvragen tot en met € 5.000,- de opgaves van de aanvrager ten grondslag worden gelegd aan de capaciteitsberekening. Niet gebleken is dan ook dat Aangeslotene op bovenstaande punten onjuist heeft gehandeld.

Limietverhoging oktober 2013
5.5. Consument verwijt Aangeslotene voorts dat zij bij de beoordeling van de aangevraagde limietverhoging in oktober 2013 zonder enige onderbouwing heeft aangenomen dat zijn partner een vast contract had en een inkomen van € 1.300,- netto per maand en zij bovendien ten onrechte is uitgegaan van een netto maandinkomen van Consument van
€ 2.820,-. De Commissie overweegt hieromtrent als volgt.

5.6. De Commissie stelt vast dat in het ‘Formulier Partnergegevens’ van 11 oktober 2013 Consument en/of zijn partner heeft ingevuld dat het inkomen van de partner € 1.300,- bedroeg en dat er sprake was van een vast dienstverband. Tevens zijn een loonstrook en bankafschriften aan Aangeslotene overgelegd die het voorgaande bevestigen. Naar het oordeel van de Commissie mocht Aangeslotene er gelet op het voorgaande gerechtvaardigd van uitgaan dat de partner van Consument een vast dienstverband en een daarbij behorend inkomen van € 1.300,- netto per maand had en was zij derhalve niet gehouden een en ander (nog) nader te verifiëren.
Aangeslotene mocht het inkomen van de partner van Consument dan ook meenemen in de beoordeling van de limietverhoging in 2013. Consument heeft voorts gesteld dat Aangeslotene ten onrechte is uitgegaan van een netto maandinkomen van hem van
€ 2.820,-. Volgens Consument dient te worden gerekend met een netto maandinkomen van € 2.600,-. Hoe dit verder zij, kan echter in het midden worden gelaten omdat ook indien in de berekening zou zijn uitgegaan van een netto maandinkomen van € 2.600,-, dit niet ertoe geleid zou hebben dat de financiering niet verstrekt had mogen worden. Dat de (eigen) berekening van Consument afwijkt van de berekening van Aangeslotene, is gelegen in het feit dat Consument is uitgegaan van andere gegevens dan die hij heeft opgegeven c.q. die volgen uit de door hem toegezonden bescheiden.

Overig
5.7. De Commissie verwerpt de stelling van Consument dat Aangeslotene heeft nagelaten een BKR toets uit te voeren bij de aangevraagde limietverhogingen. Aangeslotene heeft bij de aanvragen voor de limietverhogingen telkens een capaciteitsberekening uitgevoerd. Uit deze capaciteitsberekeningen volgt dat bij de berekening wel degelijk de registers van het BKR zijn geraadpleegd.

5.8. Ook de stelling van Consument dat Aangeslotene geen rekening heeft gehouden met de verzekering bij Brand New Day faalt. Het had op de weg van Consument gelegen om
(de lasten voortvloeiende uit) de verzekering bij Aangeslotene op te geven. Voorts acht de Commissie het relevant dat Consument onvoldoende heeft onderbouwd dat meeweging daarvan in de inkomens/lastentoets ertoe zou hebben geleid dat de financiering niet verstrekt had mogen worden.

5.9. Naar de Commissie begrijpt stelt Consument zich voorts op het standpunt dat Aangeslotene in strijd met de regels van de vereniging van financieringsondernemingen in Nederland het netto inkomen heeft vermeerderd met een dertiende maand. De Commissie is met Aangeslotene van oordeel dat de dertiende maand een vast bestanddeel is van het inkomen en dan ook mag worden meegenomen bij de berekening van de maximale leencapaciteit.

Slotsom
5.10. Gelet op het voorgaande concludeert de Commissie dat er geen sprake is van overkreditering en dat de vorderingen van Consument dienen te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

6. Beslissing

De Commissie stelt bij bindend advies vast dat de vorderingen van Consument worden afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor
www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld

Bekijk de volledige uitspraak