Mijn Kifid

Uitspraak 2016-337

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-337
(mr. P.A. Offers, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars en dr. B.C. de Vries, leden en
mr. B.I. Bethlehem, secretaris)

Klacht ontvangen op : 22 juni 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : AEGON Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, verder te
noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 26 juli 2016
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting
De Commissie is van mening dat onder ‘beroepswerkzaamheden’ in de zin van artikel 1 en 5 van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden, waarin de (mate van) arbeidsongeschiktheid wordt omschreven, zowel de werkzaamheden van Consument als zelfstandig ondernemer (kapster) als docente in loondienst bij een opleidingsinstituut vallen. Ten tijde van de aanvraag van de arbeidsongeschiktheidsverzekering werkte Consument per week 28 uur als zelfstandig ondernemer en vier uur als docente. Haar beroepswerkzaamheden namen toen 32 uur per week in beslag. Op het moment waarop Consument een beroep op haar arbeidsongeschiktheidsverzekering deed, werkte zij per week 17 uur als zelfstandig ondernemer en 16 uur als docente. Haar beroepswerkzaamheden namen toen 33 uur per week in beslag. Er is dan ook geen sprake van en het niet of niet volledig kunnen doen van de beroepswerkzaamheden van Consument voor ten minste 25%, maar slechts van een verschuiving van het ene gedeelte van de beroepswerkzaamheden (zelfstandig ondernemer) naar het andere gedeelte van de beroepswerkzaamheden (docente). Op grond van artikel 5 van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden was Verzekeraar dan ook niet gehouden om aan Consument een uitkering te verstrekken.
1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• de klachtbrief van Consument;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• de reactie van Consument;
• de reactie van Verzekeraar;
• De verklaring van Consument met haar keuze voor niet-bindend advies.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend. Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 26 mei 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft per 11 september 2012 een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Verzekeraar.

2.2 Op het aanvraagformulier heeft Consument bij vraag 6a (naam bedrijf) [..bedrijf 1..] ingevuld en bij vraag 6c (welk beroep oefent u uit?) “kapper”. Bij vraag 6d (gemiddeld aantal uren dat per week wordt gewerkt) heeft zij “28 uur” ingevuld. Van deze 28 uur werkte zij 22,5 uur per week exclusief ondernemerstaken. Bij vraag 6n (verricht u buiten uw onderneming nog beroepsmatige werkzaamheden?) heeft Consument ingevuld dat zij les geeft op een opleidingsinstituut voor vier uur per week. Zij doceerde daar zowel theorie als praktijk.

2.3 Artikel 1 van de toepasselijke Bijzondere voorwaarden nr. 1439 luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Wanneer bent u arbeidsongeschikt?
U bent arbeidsongeschikt als u aan de volgende drie kenmerken voldoet:
– Er is sprake van een ziekte, een orgaandonatie of een ongeval;
– U heeft door deze ziekte, orgaandonatie of het ongeval stoornissen;
– Deze stoornissen leiden ertoe, dat u uw eigen beroepswerkzaamheden helemaal niet of niet volledig kunt doen.”

2.4 Artikel 5 van de toepasselijke Bijzondere voorwaarden nr. 1439 luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Stap 3: Bent u arbeidsongeschikt en in welke mate?
U heeft recht op een uitkering, als u arbeidsongeschikt bent voor uw eigen beroepswerkzaamheden. Hierbij geldt als voorwaarde, dat u ten minste 25% uw beroepswerkzaamheden niet meer kunt doen. Dit heet de uitkeringsdrempel. (…)”

2.5 In december 2013 is bij Consument de ziekte van Bechterew vastgesteld. Consument heeft van Verzekeraar op basis van de arbeidsongeschiktheidsverzekering van 10 februari 2014 tot en met 31 mei 2014 een uitkering ontvangen gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 30%.

2.6 Verzekeraar heeft een arbeidsdeskundig onderzoek laten verrichten. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een rapport d.d. 19 november 2014. In dit rapport staat onder meer dat Consument vóór april 2014 22,5 uur als zelfstandig kapster werkte (28 uur inclusief ondernemerstaken) en achttien uur in loondienst bij een opleidingsinstituut en dat zij
per april 2014 vijftien uur als kapster werkte (zeventien uur inclusief ondernemerstaken) en zestien uur in loondienst bij een opleidingsinstituut. De conclusie van dit rapport luidt als volgt:
– “Uitgaande van de belastbaarheid zoals deze globaal door uw medisch adviseur is weergegeven en rekening houdend met de mij ter beschikking staande gegevens adviseer ik u vooralsnog uitkering te verstrekking in de klasse 25-35%
– Verzekerde lijkt een redelijk evenwicht te hebben gevonden met haar huidige inzet en lijkt kans te zien haar werkzaamheden zo gedeeltelijk voort te zetten
– Ik adviseer u uw medisch adviseur te vragen een belastbaarheidsprofiel op te stellen, zodat de mate van arbeidsongeschiktheid nauwkeuriger kan worden ingeschat.”

2.7 Naar aanleiding van deze rapportage heeft Verzekeraar de arbeidsdeskundige de volgende vragen gesteld per e-mail van 1 december 2014:

– “Hoe kijkt u aan tegen de mogelijkheden om haar werkzame uren als kapster, met meer pauze, wat gelijkmatiger te spreiden dan ze nu al doet en dan met name over de dagen die zij beschikbaar heeft? Oftewel, een halve maandag, dinsdag, een halve woensdag, vrijdag en zaterdag? Stel dat ze vijf uur werkt op de dinsdag, vrijdag en zaterdag. Dan is het wellicht mogelijk de overige uren zo goed als volledig in te vullen over de halve maandag en halve woensdag? In een dergelijke redenatie wordt dan volledig rekening gehouden met haar loondienstverband bij een opleidingsinstituut.
– Mag ik evengoed nog vragen uw visie te geven op de spreiding van de werkzaamheden als kapster indien u geen rekening hoeft te houden met een loondienstverband?”

2.8 Per e-mail van 2 december 2014 heeft de arbeidsdeskundige onder meer het volgende geantwoord:

“Mijn conclusie is dat verzekerde door een spreiding van werkuren over en werkweek, de belasting van het werk over een week geleidelijk zal kunnen verdelen en de overschrijding van haar belastbaarheid kan worden beperkt. Immers ze voorkomt hiermee ‘lang staan’ en aaneengesloten ‘rug belasting’. Het spreekt vanzelf dat als geen rekening zal worden gehouden met de werkzaamheden in loondienstverband, verzekerde nog meer in staat zal zijn de werkuren over een week te verdelen en de werkzaamheden als zelfstandige hierdoor nog meer binnen haar belastbaarheid zullen vallen.”

2.9 Verzekeraar heeft geoordeeld dat het percentage arbeidsongeschiktheid minder is dan 25% en dat geen recht op uitkering bestaat.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert uitkering onder haar arbeidsongeschiktheidsverzekering vanaf
1 juni 2014 van 30% van het verzekerde bedrag à € 10.000, te weten € 250 per maand.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de grondslag dat Verzekeraar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit de verzekeringsovereenkomst door niet tot uitkering over te gaan. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan. Ten tijde van de aanvraag van de arbeidsongeschiktheidsverzekering werkte Consument 22,5 uur per week exclusief ondernemerstaken als zelfstandig ondernemer. Inmiddels is het aantal werkzame uren als kapster verminderd naar vijftien, hetgeen een verlaging van 33,33% inhoudt. Los van het feit dat een fulltime werkweek niet uit zes werkdagen bestaat, dient het arbeidsongeschiktheidspercentage te worden berekend aan de hand van de werkzame uren als kapster vóór de arbeidsongeschiktheid en na de arbeidsongeschiktheid. Het verschil daartussen bepaalt de arbeidsongeschiktheid, niet op welke wijze de uren die Consument wel kan werken verdeeld kunnen worden over een werkweek. De werkzaamheden van Consument in loondienst mogen bij het beoordelen van de arbeidsongeschiktheid als zelfstandig ondernemer geen rol spelen. De arbeidsongeschiktheidsverzekering is afgesloten voor het beroep kapper. Het lesgeven op een opleidingsinstituut is niet verzekerd. Ook op basis van het arbeidsdeskundig rapport heeft Consument recht op uitkering onder haar verzekering in klasse 25-35%.

Verweer
3.3 Verzekeraar heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie is van oordeel dat onder ‘beroepswerkzaamheden’ in de zin van artikel 1 en 5 van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden, waarin de (mate van) arbeidsongeschiktheid wordt omschreven, de werkzaamheden van Consument als zelfstandig ondernemer (kapster) en die als docente in loondienst bij een opleidingsinstituut vallen. Op het aanvraagformulier heeft Consument als antwoord op de vraag welk beroep zij uitoefent, immers kapper ingevuld en als antwoord op de vraag of zij buiten haar onderneming nog beroepsmatige werkzaamheden verricht, dat zij les geeft op een opleidingsinstituut.

4.2 Ten tijde van de aanvraag van de arbeidsongeschiktheidsverzekering werkte Consument per week 28 uur als zelfstandig ondernemer en vier uur als docente.
Haar beroepswerkzaamheden namen toen 32 uur per week in beslag. Op het moment waarop Consument een beroep op haar arbeidsongeschiktheidsverzekering deed, werkte zij per week 17 uur als zelfstandig ondernemer en 16 uur als docente.
Haar beroepswerkzaamheden namen toen 33 uur per week in beslag. Er kan daarom niet worden gesteld dat Consument niet kan voldoen aan haar beroepswerkzaamheden. Verzekeraar was dan ook niet gehouden om aan Consument een uitkering te verstrekken. De vordering wordt daarom afgewezen.
5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak