Mijn Kifid

Uitspraak 2016-388 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-388
(mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. M.J. Vlasveld, secretaris)

Klacht ontvangen op : 7 mei 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : Generali schadeverzekering maatschappij nv, gevestigd te Diemen, verder te noemen
Verzekeraar
Datum uitspraak : 15 augustus 2016
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting
De auto van consument raakte in botsing met een andere auto nadat hij achteruit een parkeervak uitreed. Daarop reed de eveneens achteruitrijdende andere auto tegen de achterzijde van de auto van consument aan. Consument is van mening dat hij stilstond en wel dusdanig lang dat zijn bijzondere manoeuvre was beëindigd. Een zogenaamde disculperende stilstand. Hij eist volledige vergoeding van de schade aan zijn auto, in aanvulling op de door verzekeraar betaalde 50%. De Commissie is van oordeel dat vast is komen te staan dat consument ten tijde van de botsing stilstond. Dit blijkt onder andere uit het schadeformulier. Consument heeft ter onderbouwing van de disculperende stilstand een verklaring van een getuige overgelegd. Verzekeraar voert gemotiveerd aan waarom hij deze verklaring niet betrouwbaar vindt. De Commissie weegt alle omstandigheden van het geval af en komt tot de conclusie dat aan de verklaring van de getuige bewijskracht moet worden toegekend. De Commissie wijst de vordering toe.
1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument ingediende klachtformulier van 5 mei 2015 met bijlagen;
• de aanvullende stukken van Consument ontvangen op 28 mei 2015;
• de reactie van Verzekeraar van 3 juli 2015, met bijlagen;
• het verweerschrift van Verzekeraar, met bijlagen;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van Verzekeraar;
• de verklaring van Consument met diens keuze voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies en dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Op 6 januari 2015 heeft op een parkeerterrein te Beverwijk een botsing plaatsgevonden tussen de auto van Consument, een [MERK A], en een [MERK B]. Consument reed achteruit een parkeervak uit. Daarop reed de eveneens achteruitrijdende [MERK B] tegen de achterzijde van de [MERK A] aan. Beide voortuigen zijn als gevolg van de botsing beschadigd. In het expertiserapport is de schade aan de [MERK A] van Consument bepaald op € 1.439,88 (inclusief btw).
2.2 Consument en de bestuurder van de [MERK B] hebben de voorzijde van het schadeformulier ingevuld en ondertekend. Onder ‘Toedracht’ heeft de bestuurder van de [MERK B] de hokjes ‘verliet een parkeerplaats’, ‘reed weg van een parkeerplaats’ en ‘reed achteruit’ aangekruist. Bij het voertuig van Consument is het hokje ‘stond stil’ aangekruist.

2.3 Op de achterzijde van het aanrijdingsformulier heeft de bestuurder van de [MERK B] verklaard: “Het enige wat ik zeker weet is dat ik achteruit reed en dat er toen een botsing ontstond met een auto die midden op de weg stilstond en die even daarvoor er niet was.”.

2.4 De WAM-verzekeraar van Consument heeft op 28 januari 2015 aan de gevolmachtigde van Verzekeraar, zijnde de WAM-verzekeraar van de bestuurder van de [MERK B], geschreven: “(…) Wij vinden dat onze klant niet aansprakelijk is. Bij deze krijgt u een kopie van het schadeformulier. Hieruit blijkt dat onze klant stilstond. Uw klant is dus tegen een stilstaande auto aangereden. Als u nog vindt dat onze klant wel aansprakelijk is, dan krijgen we daarvoor graag het bewijs van u. Op grond van OVS 6 betaalden wij u € 286,32.”

2.5 Consument heeft een schriftelijke verklaring overlegd. Deze verklaring bevat geen datum, handtekening of adres van de getuige. In de verklaring staat het volgende: “Mijn naam is (…), bij deze wil ik mijn verklaring neerleggen van de gebeurtenis die ik had gezien (…). Ik hou bij mijn verklaring mijn adres als privé omdat ik niets te maken heb met het verhaal maar omdat de eigenaar van de [MERK A] het opdringerig heeft gevraagd bied ik mijn verklaring aan. (…) De eigenaar van de [MERK A] (…) zat in de auto en reed normaal achteruit, omdat voor de [MERK A] een andere auto bezig was met achteruit manoeuvreren, moest de eigenaar van de [MERK A] stilstaan om de auto voor hem veilig te laten uitrijden van de parkeerplaats. Op het moment dat de [MERK A] stilstond om de weg vrij te laten voor de andere auto (die achteruit reed), kwam de eigenaar van de [MERK B] met zijn vrouw of vriendin, de auto ingestapt en echt hard achteruit gereden, de [MERK B] heeft de [MERK A] echt aangereden. (…) Opeens stappen de 2 partijen hun auto in en reden achter elkaar. Na ongeveer 20 minuten zag ik de [MERK A] eigenaar weer terug op de parkeerplaats. Toen en door nieuwsgierigheid ben ik uitgestapt (…) en vroeg ik aan hem of het goed ging en of er problemen gebeurde met de tegenpartij (…). Kortom, wat ik zag is dat [MERK A] eigenaar stilstond om voor een andere auto de weg vrij te laten om uit te rijden van de parkeerplaats, en op dat moment reed de eigenaar van de [MERK B] achteruit en de [MERK B] heeft de schade veroorzaakt. Als u meer erover wilt weten, kunt u mij bereiken op telefoonnummer 06-(…)”.

Deze verklaring heeft de getuige ook per e-mail aan de WAM-verzekeraar van Consument toegezonden. De WAM-verzekeraar van Consument heeft daarop gevraagd of de getuige kan aangeven hoeveel seconden de [MERK A] ongeveer stilstond. De getuige heeft per
e-mail geantwoord: “Ik kan dat niet vaststellen of precies aangeven maar het was zeker
15 seconden of meer aangezien de andere auto tijd nodig had om de achteruit manoeuvre uit te voeren.”

2.6 In de e-mail aan Consument van 27 januari 2015 heeft Verzekeraar zich op het standpunt gesteld dat zowel de Consument als de bestuurder van de [MERK B] bezig waren met een bijzondere manoeuvre, namelijk het verlaten van een parkeerplaats, dat Consument ondanks dat hij op het moment van de aanrijding stilstond nog steeds bezig was met uitparkeren en dat hij daarom deels aansprakelijk is. Verder heeft Verzekeraar in deze
e-mail geschreven: “Alleen als u met wettelijk overtuigend bewijs kunt aantonen dat u voor langere tijd stilstond (15 à 20 seconden, de zgn. disculperende stilstand), bent u niet aansprakelijk.”

2.7 Verzekeraar heeft de Consument de helft van diens schade, te weten een bedrag € 719,94, betaald.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert betaling van het resterende deel van zijn schade, te weten een bedrag van € 719,94.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 De vordering van Consument steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Alleen de bestuurder van de [MERK B] is aansprakelijk voor de botsing omdat Consument op het moment van de botsing ten minste 15 seconden stilstond. Om die reden heeft hij recht op vergoeding van de gehele schade door Verzekeraar.

3.3 Consument voert hiertoe – zakelijk weergegeven – de volgende argumenten aan.
• Ten tijde van de botsing was Consument klaar met het achteruit rijden uit de parkeerplaats. Zijn [MERK A] stond stil voor een andere auto die voor hem aan het manoeuvreren was en de [MERK A] werd vervolgens geraakt door de [MERK B].
• Dat sprake was van een stilstand en dat de [MERK A] werd geraakt door de achteruitrijdende [MERK B] heeft de bestuurder van de [MERK B] bevestigd in zijn lezing van de toedracht van de botsing in het schadeformulier dat hij heeft ondertekend.
• Ook de WAM-Verzekeraar van Consument stelt zich op het standpunt dat de wederpartij aansprakelijk is voor de botsing.
• Over de gebeurtenis heeft een getuige een verklaring afgelegd die de lezing van Consument, dat hij op het moment van de botsing ten minste 15 seconden stilstond, onderschrijft. De verklaring van die getuige heeft Consument al op 20 april 2015 aan de WAM-verzekeraar van Consument toegestuurd die deze op zijn beurt, als het goed is, naar Verzekeraar heeft doorgestuurd. Consument heeft alleen het telefoonnummer van de getuige en kent deze verder niet. De getuige heeft de verklaring vrijwillig verstrekt, Consument kende de inhoud van deze verklaring niet en hij heeft hierop ook geen enkele invloed gehad.
• Consument heeft de verklaring van de getuige voor de Kifid-procedure aan diens
WAM-verzekeraar gestuurd. Hij verkeerde in de veronderstelling dat zijn
WAM-verzekeraar de verklaring had doorgestuurd aan Verzekeraar.

• Dat de waarnemingen van de getuige door Verzekeraar in twijfel worden getrokken, vindt Consument niet professioneel. Ieder mens beleeft een situatie anders en het betreft hier de waarneming van de getuige. Zo heeft hij de botsing als hard omschreven. De bestuurder van de [MERK B] kwam na de botsing naar Consument toe met de vraag of hij geen letsel had opgelopen. Dat doe je niet als er geen sprake is van een harde botsing. De getuige zat op de parkeerplaats in een auto te wachten op iemand die inkopen aan het doen was bij de bouwmarkt. In de beleving van de getuige duurde het twintig minuten voordat Consument terugkwam nadat hij met de bestuurder van de [MERK B] was vertrokken om de schadeformulieren te gaan invullen. Die twintig minuten is de beleving van de getuige van die periode. Consument kwam terug naar de parkeerplaats omdat hij bij de bouwmarkt nog extra spullen moest halen. De getuige is ook de Nederlandse taal niet goed machtig waardoor hij geen officiële brief kan schrijven.
• Consument heeft een briefje bij de bouwmarkt opgehangen met de vraag of er getuigen van de botsing waren. Er heeft zich ook een andere getuige van de botsing gemeld. Deze vroeg echter een financiële vergoeding voor zijn verklaring waarop Consument niet is ingegaan.

Verweer Verzekeraar
3.4 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Consument heeft de getuigenverklaring voor het eerst pas overgelegd tijdens de procedure bij Kifid. De Verzekeraar had de getuigenverklaring niet eerder van de WAM-verzekeraar van Consument ontvangen.
• De getuigenverklaring is ongeloofwaardig omdat Consument op het aanrijdingsformulier vermeld heeft dat er geen getuigen van het voorval waren. Consument heeft overigens verklaard dat er twee getuigen waren, maar hiervan heeft hij geen namen verstrekt.
• De verklaring van de getuige is niet gedateerd, bevat geen woonadres en geen handtekening. Er is echter alleen een telefoonnummer bekend. De afdeling speciale zaken van Verzekeraar heeft telefonisch contact gehad met de getuige. De getuige heeft een naam opgegeven die overeenkomt met die op de verklaring en hij is bij de inhoud van zijn getuigenverklaring gebleven. De getuigde wilde echter zijn adres privé houden. Om die reden heeft er geen controle van diens identiteit kunnen plaatsvinden.
• De getuigenverklaring bevat feiten die niet overeenstemmen met het door beide partijen ondertekende aanvraagformulier, het expertiserapport en de verklaring van de bestuurder van de [MERK B]. Zo heeft de getuige verklaard dat de bestuurder van de [MERK B] pas in de [MERK B] stapte op het moment dat de [MERK A] al stilstond en dat de [MERK B] hard achteruit reed. Het is opmerkelijk dat partijen hem niet hebben opgemerkt terwijl hij in de auto zat die naast de [MERK B] geparkeerd stond. Verder kan de tijdsspanne tussen het vertrek van partijen en de terugkomst van Consument op de parkeerplaats van twintig minuten niet juist zijn. Voorts is het onwaarschijnlijk dat de getuige zolang in de auto op de parkeerplaats heeft gezeten dat hij én de botsing heeft waargenomen én hij nog ter plaatste was toen Consument terugkwam. Tot slot is het onwaarschijnlijk dat de getuige de botsing vanaf zijn positie goed heeft waargenomen.
• Consument draagt de bewijslast voor zijn stelling dat hij stilstond op het moment dat de botsing plaatsvond. Hieraan is niet voldaan omdat er vraagtekens bij de getuigenverklaring kunnen worden geplaatst en deze inhoudelijk ongerijmdheden bevat.
Beide partijen verrichtten een bijzondere manoeuvre en daarom is het redelijk en passend dat slechts 50% van de schade van Consument is vergoed.
• De bestuurder van de [MERK B] heeft met zijn verklaring dat de [MERK A] stilstond geen aansprakelijkheid willen erkennen. Op de achterzijde van het aanrijdingsformulier heeft hij vermeld dat een botsing ontstond met een auto die er even daarvoor nog niet was. Dat beide bestuurders achteruitreden blijkt ook uit de botsingsrichting van de voertuigen. Consument kwam derhalve uit het parkeervak op het moment van de botsing en stond niet al op de rijbaan.
• Bij dupliek heeft Verzekeraar betwist dat Consument ten tijde van de botsing stil stond althans dat de stilstand dusdanig lang was dat gesproken kan worden van een onderbreking van de bijzondere manoeuvre. De bestuurder van de [MERK B] heeft verklaard stapvoets achteruit te zijn gereden, dat de parkeersensor was ingeschakeld en deze niet afging en dat hij zijn manoeuvre heeft onderbroken voor een passerende auto. Dit is vermoedelijk dezelfde auto als waarvoor Consument zegt te zijn gestopt. Indien Consument al langere tijd stilstond achter de [MERK B], zou de bestuurder dit hebben gezien en zou de parkeersensor zijn afgegaan. Geen van beide is gebeurd, wat alleen kan worden verklaard als Consument tegelijk met de [MERK B] achteruit is gereden.
• De WAM-verzekeraar van Consument heeft 50% van de aan de [MERK B] ontstane schade aan vergoed. Hieruit blijkt dat ook de WAM-verzekeraar van Consument er vanuit is gegaan dat beide partijen een bijzondere manoeuvre verrichtten en beiden dus ten dele aansprakelijk zijn.

4. Beoordeling

4.1 Voor de beoordeling van het geschil geldt het volgende uitgangspunt. Een bestuurder van een auto die een bijzondere manoeuvre uitvoert, zoals het achteruit rijden uit een parkeervak, moet al het overige verkeer laten voorgaan. Dit staat in artikel 54 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Als twee bestuurders deze bijzondere manoeuvre uitvoeren en met elkaar in botsing komen, hebben beiden nagelaten voorrang te verlenen en zijn beiden in principe aansprakelijk.

4.2 De bij het Verbond van Verzekeraars aangesloten verzekeringsmaatschappijen hebben in de Overeenkomst vereenvoudigde schaderegeling (OVS) vastgelegd dat in de situatie zoals omschreven onder 4.1, beide verzekeraars 50% van de schade aan het andere motorrijtuig vergoeden. De OVS wordt in de rechtspraktijk door verzekeraars gebruikt voor de schaderegeling. De WAM-Verzekeraar en Verzekeraar hebben ook in het onderhavige geval gebruik gemaakt van de OVS. Zowel Consument als de bestuurder van de [MERK B] hebben 50% van hun schade vergoed gekregen.

4.3 Consument stelt zich op het standpunt hij zijn bijzondere manoeuvre had beëindigd omdat hij ten minste 15 seconden stil stond (de zogenaamde disculperende stilstand), waardoor hij volledig schadeloos gesteld moet worden. Dat Consument ten tijde van de botsing stilstond en dat sprake was van een disculperende stilstand, wordt door Verzekeraar gemotiveerd betwist. Om die reden is het aan de Commissie om de rechtens relevante feiten vast te stellen. Zij zal daartoe gebruik maken van de bewijsregels die zijn vastgelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
4.4 Op de voorzijde van het aanrijdingsformulier is aangekruist dat de [MERK A] van Consument stilstond. Dit is door beide partijen ondertekend. Voorts heeft de bestuurder van de [MERK B] op de achterzijde van het aanrijdingsformulier verklaard dat hij tegen een stilstaande auto is aangereden. Nu deze verklaring is voorzien van een handtekening, dient deze ex artikel 156 Rv te gelden als een onderhandse akte welke als bewijs dient. Verzekeraar is er niet in geslaagd om tegenbewijs te leveren. De gemotiveerde betwisting van de stilstand is hiertoe niet voldoende. De Commissie merkt in dit kader op dat Verzekeraar pas bij de dupliek heeft betwist dat de [MERK A] van Consument op het moment van de botsing stil stond. Dit was, zo blijkt uit het voorgaande, geen onderwerp van discussie tijdens de schadeafwikkeling. Verder citeert Verzekeraar de verklaring over de stilstand van de bestuurder van de [MERK B] niet volledig. De bestuurder verklaart immers dat hij in botsing is geraakt met een auto die midden op de weg stilstond. Bij de dupliek is door Verzekeraar de brief van de WAM-verzekeraar niet volledig geciteerd. ‘Wij vinden dat onze klant niet aansprakelijk is (…) Hieruit blijkt dat onze klant stilstond. Uw klant is dus tegen een stilstaande auto aangereden.’ uit het citaat is weggelaten. Dat Verzekeraar op basis van de brief van de WAM-verzekeraar van Consument de conclusie trekt dat laatstgenoemde vanwege de vergoeding van 50% overeenkomstig OVS-6 er ook vanuit is gegaan dat beide partijen een bijzondere manoeuvre verrichten, acht de Commissie onbegrijpelijk. De OVS dient, zoals hiervoor overwogen, in de rechtspraktijk voor schaderegeling en niet ter bewijs van schuld. In de inleiding van de OVS wordt hiertoe overwogen:” De Overeenkomst Vereenvoudigde Schaderegeling heeft als doel de materiële schaden in het verkeer tussen de aangesloten verzekeraars effectief en efficiënt af te handelen. Het gemene recht is uitgangspunt voor de OVS, maar dit wordt in de OVS gestandaardiseerd door de botsingsituaties abstract te regelen. Dat wil zeggen dat de schuldvraag of fouten, die volgens het gemene recht leiden tot eigen schuld, buiten beschouwing worden gelaten. Uit de enkele vergoeding door de WAM-verzekeraar van Consument kan geen argument worden geput voor de stelling van Verzekeraar dat Consument op het moment van de botsing een bijzonder manoeuvre verrichtte. De Commissie concludeert dan ook dat de [MERK A] van Consument ten tijde van de botsing stilstond.

4.5 Verzekeraar heeft de stelling van Consument dat hij zijn bijzondere manoeuvre had beëindigd, eveneens gemotiveerd weersproken. Daartoe voert Verzekeraar aan dat op het schadeformulier vermeld stond dat er geen getuigen waren, dat Consument in een later stadium heeft gesteld dat er twee getuigen zouden zijn en dat Consument pas in de onderhavige procedure slechts de verklaring van één getuige heeft ingebracht. De Commissie overweegt hierover als volgt. Consument heeft tegen de stelling van Verzekeraar aangevoerd dat hij een briefje bij de bouwmarkt heeft opgehangen met de vraag of er getuigen waren en dat hij met een getuige bij terugkomst op de parkeerplaats van de bouwmarkt in gesprek raakte. De Commissie begrijpt de stellingen van Consument aldus dat de getuigen hem pas bekend zijn geworden nadat hij het schadeformulier had ingevuld. Volgens Consument wenste de tweede getuige een vergoeding voor zijn verklaring waarop Consument niet is ingegaan. Hierdoor kon Consument geen tweede getuigenverklaring inbrengen. Daarmee heeft Consument naar haar oordeel een aannemelijke verklaring gegeven waarom er geen getuigen zijn ingevuld op het schadeformulier en waarom hij maar één in plaats van twee verklaringen heeft ingebracht.

De stelling van Verzekeraar dat de getuigenverklaring voor het eerst pas in deze procedure is ingebracht, heeft Consument eveneens voldoende weersproken met zijn onweersproken steling dat hij die verklaring al eerder aan zijn eigen WAM-verzekeraar had verstrekt en hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn WAM-verzekeraar de verklaring aan Verzekeraar had doorgestuurd.

4.6 Verzekeraar heeft verder betoogd dat de door Consument overgelegde getuigenverklaring niet betrouwbaar is. Het is aan de Commissie om dit bewijs te waarderen. Met andere woorden, vindt de Commissie de getuigenverklaring voldoende overtuigend? Verzekeraar heeft terecht aangevoerd dat zij de identiteit van de getuige niet heeft kunnen controleren. De getuigenverklaring is niet gedateerd en bevat geen woonadres en geen handtekening. Er is alleen een telefoonnummer bekend. Met Verzekeraar is de Commissie van oordeel dat deze omstandigheden afbreuk doen aan de bewijskracht van de verklaring. Daar staat echter tegenover dat zowel Verzekeraar als de WAM-verzekeraar van Consument per telefoon met de getuige contact hebben gehad. Uit het telefoongesprek met de medewerker van Speciale Zaken van Verzekeraar is naar voren gekomen dat de getuige bij zijn verklaring blijft. Ook heeft de getuige een op zichzelf genomen aannemelijke verklaring gegeven waarom hij zijn woonadres niet wilde prijsgeven. Van dit telefoongesprek heeft Verzekeraar geen telefoonnotitie overgelegd en kennelijk heeft Verzekeraar geen aanleiding gezien om de getuige om een nadere verklaring te vragen. De Commissie is daarom van oordeel dat aan de verklaring van de getuige wel degelijk bewijskracht toekomt.

4.7 De getuige heeft schriftelijk verklaard over de toedracht van het ongeval waarbij hij melding maakt van de stilstand van de BWM gedurende ten minste 15 seconden, een derde auto waarvoor moest worden gestopt, het achteruitrijden door de [MERK B] en de aanwezigheid van de vriendin van de bestuurder van de [MERK B]. Deze omstandigheden maken dat de Commissie het voldoende aannemelijk acht dat de getuige de botsing heeft waargenomen omdat die omstandigheden specifiek zijn voor de onderhavige botsing. Dat de getuige nog aanwezig was toen Consument weer terugkeerde op de parkeerplaats, acht de Commissie niet onaannemelijk, gelet op de verklaring die Consument hiervoor heeft gegeven. Hetgeen Verzekeraar over de tijdsduur van twintig minuten en het ‘hard’ rijden heeft aangevoerd, maakt de getuigenverklaring naar het oordeel van de Commissie evenmin onbetrouwbaar. Het is zoals Consument terecht aanvoert de beleving van de getuige. Voorts merkt de Commissie op dat de verklaring op enkele punten wellicht niet heel duidelijk is. Dit kan naar het oordeel van de Commissie zeer wel te wijten zijn aan het feit dat de getuige de Nederlandse taal op schrift niet volledig machtig is.

4.8 Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat Consument tegenover de gemotiveerde betwisting van Verzekeraar een getuigenverklaring heeft ingebracht die, in combinatie met het door Consument en de bestuurder van de [MERK B] ingevulde en ondertekende schadeaangifteformulier, het standpunt van Consument, dat hij op het moment van de botsing ten minste 15 seconden stilstond voldoende onderbouwt. Verzekeraar heeft de lezing van Consument niet door enig ander overtuigend bewijsmiddel weerlegd. De Commissie acht dan ook bewezen dat sprake was van een disculperende stilstand waarmee de bijzondere manoeuvre van Consument op het moment van de botsing was beëindigd.
Dit brengt mee dat de bestuurder van de [MERK B] volledig aansprakelijk is voor de schade aan de [MERK A] van Consument. Nu Consument ex. artikel 6 WAM een zelfstandig vorderingsrecht heeft op Verzekeraar, is Verzekeraar jegens Consument schadeplichtig.

4.9 De conclusie is dat Verzekeraar gehouden is de volledige schade van Consument te vergoeden. De schade is door een expert vastgesteld op een bedrag van € 1.439,88. Nu de helft van deze schade reeds is vergoed, dient Verzekeraar het resterende deel van € 719,94 te voldoen.

5. Beslissing

De Commissie beslist dat Verzekeraar binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument een bedrag betaalt van € 719,94.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

Bekijk de volledige uitspraak