Mijn Kifid

Uitspraak 2016-413

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2016-413
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H. Luk, secretaris)

Klacht ontvangen op : 17 september 2014
Ingediend door : Consument
Tegen : Achmea Schadeverzekeringen N.V., handelende onder de naam Centraal Beheer Achmea en Achmea GlobalNeth, verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 7 september 2016
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Consument is betrokken geweest bij een aanrijding in Duitsland. Haar auto werd tijdens het inhalen van een vrachtautocombinatie van achter aangereden door een BMW. Ter plaatse geldt geen maximumsnelheid, maar een adviessnelheid van 130 km/uur. Consument reed met een snelheid van ca. 130 km/uur, terwijl de BMW ca. 200 km/uur reed. De Duitse aansprakelijkheidsverzekeraar van de BMW heeft de aansprakelijkheid afgewezen, omdat Consument kort vóór de aanrijding, tijdens het inhalen van een andere auto, van rijstrook was gewisseld. Een door de rechtsbijstandverzekeraar van Consument ingeschakelde Duitse advocaat schatte de aansprakelijkheid van de wederpartij gezien diens snelheid op 20-30%. Een jurist van de ANWB kwam tot het oordeel, dat de schade slechts voor 20% verhaalbaar was. De rechtsbijstandverzekeraar heeft Consument een voorstel gedaan tot definitieve regeling van de zaak door betaling van een bedrag van €3.000,00 (ca. 85% van de schade). De Commissie komt tot de conclusie dat de rechtsbijstandverzekeraar en de autoverzekeraar zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat beide partijen aansprakelijk zijn voor de schade die uit de aanrijding is voortgevloeid. Uit de stukken, waaronder de verklaring van Consument en haar gemachtigde, kan niet worden afgeleid dat het wisselen van rijstrook voor het inhalen van de vrachtautocombinatie geen omstandigheid is die aan het ontstaan van de aanrijding heeft bijgedragen. Het schadebeeld aan beide auto’s, waarmee Consument haar visie onderbouwt dat het ging om een kop-staartbotsing, maakt dat niet anders nu Consument zelf heeft verklaard dat zij kort voor de aanrijding van rijstrook wisselde om te gaan inhalen. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat de wederpartij van Consument volledig aansprakelijk moet worden geacht voor de schade. De rechtsbijstandverzekeraar heeft met het aanbod ruimschoots aan zijn verplichtingen voldaan. De autoverzekeraar heeft het verzoek van Consument om herstel van de bonus-malusinschaling terecht en op juiste gronden afgewezen. Een andere, voor Consument gunstigere schulddeling leidt immers niet tot een andere bonus-malusterugval. De Commissie wijst de vordering af.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• De klachtbrieven van de gemachtigde van Consument d.d. 15 september 2014,
10 april 2015 en 4 juni 2015;
• Het verweerschrift van de rechtsbijstanduitvoerder (een stichting) d.d. 23 juni 2015;
• De repliek van de gemachtigde van Consument d.d. 10, 26 en 29 juli 2015,
12 augustus 2015 en 4 en 9 september 2015;
• De dupliek van de rechtsbijstanduitvoerder d.d. 14 september 2015 met een regelingsvoorstel;
• De met Consument en haar gemachtigde gevoerde correspondentie in de periode
24 september 2015 tot en met 29 juli 2016.

De Commissie stelt vast dat Consument geen keuze heeft gemaakt voor een bindend dan wel niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1. Consument is als bestuurster van een Peugeot 106-personenauto op 17 april 2006 betrokken geweest bij een aanrijding in Duitsland. Haar auto werd tijdens het inhalen van een vrachtautocombinatie van achter aangereden door een BMW-personenauto en is vervolgens enkele malen over de kop geslagen en naast de weg in een slootje tot stilstand gekomen. Ter plaatse geldt geen maximumsnelheid, maar een advies-snelheid van 130 km/uur.
Consument reed volgens haar opgave met een snelheid van ca. 130 km/uur, terwijl de BMW volgens de verklaring van de bestuurder ca. 200 km/uur reed. Consument heeft een beroep gedaan op haar rechtsbijstandverzekering voor het verhalen van de schade aan de auto en de daarin aanwezige reisbagage. De Duitse aansprakelijkheids-verzekeraar van de BMW heeft de aansprakelijkheid van de bestuurder op 9 augustus 2006 afgewezen, omdat Consument kort vóór de aanrijding, tijdens het inhalen van een andere auto, van rijstrook was gewisseld en daarbij het voorrangsrecht van de wederpartij niet in acht zou hebben genomen. Er is een getuige die achter Consument reed en het ongeval heeft zien gebeuren.

2.2. De rechtsbijstanduitvoerder heeft een schaderegelingsbureau ingeschakeld ter beoordeling van de verhaalsmogelijkheden. Een door dit bureau ingeschakelde Duitse advocaat schatte de aansprakelijkheid van de wederpartij gezien diens snelheid op
20-30% en heeft dit bevestigd met een brief d.d. 28 augustus 2006. De rechtsbijstand-uitvoerder concludeerde dat van de schade van Consument maximaal 20% verhaalbaar zou zijn op de wederpartij.

2.3. Op verzoek van Consument heeft de afdeling Rechtshulp van de ANWB in het kader van toepassing van de geschillenregeling van de rechtsbijstandverzekering op 16 juni 2008 een second opinion uitgebracht. De jurist van de ANWB kwam tot het oordeel dat het standpunt van de rechtsbijstandstichting, dat de schade van de bestuurster van de Peugeot slechts voor 20% verhaalbaar was, correct is. Naar zijn mening waren er verder geen goede, juridisch steekhoudende argumenten aan te voeren om tot een hoger percentage medeschuld te komen.
Hij maakte in zijn brief ook melding van het feit dat de bestuurder van de BMW en twee getuigen hebben verklaard dat er voor Consument eigenlijk geen reden was om van rijstrook te wisselen; zij zeggen geen ander voertuig op de rechterrijstrook te hebben gezien. De rechtsbijstand-stichting heeft daarop de behandeling gestaakt en het dossier gesloten. Consument is hiervan op 1 juli 2008 in kennis gesteld.

2.4. Naar aanleiding van een op 15 oktober 2012 ingediende klacht over de wijze van behandeling van het verzoek om rechtsbijstand heeft de rechtsbijstanduitvoerder Consument met een brief d.d. 21 november 2012 twee opties voorgelegd om tot een oplossing te komen:
a. Betaling van een bedrag van €2.000,00;
b. Het alsnog laten uitvoeren van een ongevallenanalyse door een verkeers-deskundige.

Consument heeft gekozen voor optie nr. 2. Het bureau Dekra Claims Services in Duitsland heeft de ongevalsreconstructie uitgevoerd op basis van het dossier van het Openbaar Ministerie, parket Münster, en fotomateriaal van de Peugeot van Consument. De deskundige heeft onderzoek gedaan naar de mogelijke oorzaak/oorzaken van de aanrijding, te weten het wisselen van rijstrook door Consument en het niet tijdig reageren door de wederpartij.

De conclusie in het rapport d.d. 30 augustus 2013 luidt dat beide interpretaties van het gebeurde in principe technisch mogelijk zijn en dat het een juridische afweging is welke van deze twee (mede naar aanleiding van de onafhankelijke getuigen-verklaringen) het meest waarschijnlijk wordt geacht.

2.5. De rechtsbijstanduitvoerder heeft na kennisneming van het rapport met de ongevallen-analyse Consument op 30 december 2014 een voorstel gedaan tot definitieve regeling van de zaak door betaling van een bedrag van €2.750,00. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Schade auto €2.400,00
3 cd’s van Queen 49,00
1 cd van Phil Collins 20,00
Autoradio 250,00
2x stomerij 12,50
Totaal (afgerond) €2.750,00
De overige kosten had Consument kunnen claimen op haar inboedelverzekering en/of reisverzekering. In verband met een verhuizing was ten tijde van de schade-gebeurtenis echter nog geen inboedelverzekering gesloten.
Als Consument het aanbod niet zou accepteren, had zij nog de mogelijkheid om zelf een deskundige in te schakelen om een ongevallenanalyse uit te voeren. Mocht daaruit naar voren komen dat Consument niet schuldig was aan de aanrijding, zouden de kosten van de deskundige door de rechtsbijstanduitvoerder worden vergoed. Met dat rapport zou Consument tevens bij haar autoverzekeraar een verzoek kunnen indienen om de no-claimkorting te herstellen.

Consument had een schade-overzicht opgesteld voor een totaalbedrag van €3.541,55 waaronder €2.400,00 voor de resterende schade aan de auto (de dagwaarde van €3.000,00 onder aftrek van een reeds ontvangen uitkering van €600,00 zijnde de opbrengst van de restanten). De rechtsbijstanduitvoerder verklaarde zich op
14 september 2015 bereid de zaak te regelen voor een bedrag van €3.000,00. Een specificatie van het berekende schadebedrag is in de brief van die datum opgenomen. Dit aanbod is niet door Consument geaccepteerd.

2.6. Verzekeraar heeft zich bij brieven aan de gemachtigde van Consument d.d. 23 juli 2015, 25 augustus 2015 en 28 augustus 2015 op het standpunt gesteld dat hij op grond van het Duitse politierapport niet onterecht aan de Duitse wederpartij had betaald en dat door deze uitkering terecht de bonus-maluskorting op de auto-verzekering van Consument was verlaagd. Op grond van diens medeschuld van 30% is 70% van de schade van de wederpartij vergoed. Subsidiair heeft Verzekeraar een beroep gedaan op verjaring van de vordering van Consument. Voor het melden van een niet-nakoming van een verbintenis uit een (verzekerings)overeenkomst geldt een wettelijke verjaringstermijn van vijf jaar. Verzekeraar stelt, dat ook als een ander percentage schulddeling zou zijn toegepast, bijvoorbeeld 50-50%, verzekerde gedeeltelijk aansprakelijk blijft voor (de gevolgen van) het ongeval en dat in dat geval een bedrag van €3.000,00 á €3.500,00 aan wederpartij had moeten worden vergoed.

Voor de verlaging van de bonus-malusinschaling zou dat geen verschil hebben gemaakt. De zaak is volgens de ter beschikking staande stukken op een juiste manier afgewikkeld en er is geen reden om de positie op de bonus-malusladder te herstellen.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1. Consument vordert dat Verzekeraar de schade vergoedt die is ontstaan door tekort-komingen in de uitvoering van de verzekerde rechtsbijstand, te weten:
– de schade aan de auto en reisbagage;
– de schade als gevolg van het ten onrechte verlagen van het aantal opgebouwde
schadevrije jaren met vijf jaar;
– Een rentevergoeding van 4% per jaar over het totale bedrag.

Grondslagen
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen.
Verzekeraar en de rechtsbijstanduitvoerder zijn toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de overeenkomst van autoverzekering respectievelijk rechtsbijstandverzekering en zijn aansprakelijk voor de gevolgen daarvan. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.

– Er is sprake geweest van een kop-staartaanrijding (‘Auffahrunfall’). Dat blijkt ook uit het schadebeeld aan beide voertuigen. Consument had de inhaalmanoeuvre al voltooid en reed al enige tijd op de linker rijstrook. De wederpartij heeft niet tijdig gereageerd en te laat geremd, waardoor hij tegen de achterzijde van de auto van Consument reed.
– Een gepensioneerde inspecteur van de verkeerspolitie heeft op 28 februari 2011 verklaard dat hij er als ongevallenspecialist van overtuigd was dat het hier een kop-staartaanrijding betreft.
– Verzekeraar heeft ten onrechte de schade van wederpartij gedeeltelijk vergoed en in verband daarmee de Bonus-malusinschaling van de autoverzekering van Consument verlaagd.

Verweer van de rechtsbijstanduitvoerder,
3.3. De rechtsbijstanduitvoerder heeft, mede namens Verzekeraar, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
– In november 2012 is vastgesteld dat de rechtsbijstanduitvoerder op twee punten niet correct handelde. Consument zijn toen twee opties voorgelegd. De gewenste ongevallenanalyse is uitgevoerd.
– Op grond van de uitkomst van de ongevallenanalyse is Consument aangeboden om haar schadeloos te stellen voor de materiële schade.
– De rechtsbijstanduitvoerder is bereid contact op te nemen met Verzekeraar over het gevraagde herstel van de no-claimkorting. Dat is inmiddels gebeurd en Verzekeraar heeft een standpunt kenbaar gemaakt.

4. Beoordeling

4.1. De klacht van Consument betreft primair de vraag of Verzekeraar bij de behandeling van de claims op respectievelijk de rechtsbijstandverzekering en de autoverzekering van Consument tekort is geschoten in de uitvoering van de verzekerings-overeenkomst en zo ja, of daaruit (extra) schade voor Consument is voortgevloeid. Voorop staat dat het op de weg van Consument ligt om te stellen, en bij gemotiveerde betwisting ook om te bewijzen, dat Verzekeraar en de rechtsbijstand-uitvoerder zijn tekortgeschoten en – indien dat het geval is – dat hij daardoor schade heeft geleden. Het is ook aan Consument om die schade met voldoende concrete gegevens te onderbouwen.

4.2. De vraag die de Commissie moet beantwoorden met betrekking tot de klacht over de rechtsbijstandverzekering is of de rechtsbijstanduitvoerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat Consument mede aansprakelijk is voor de gevolgen van de aanrijding op 17 april 2006, zodat de door haar geleden schade slechts gedeeltelijk (20 of 30%) verhaalbaar is op de (aansprakelijkheidsverzekeraar van) de wederpartij.

4.3. Consument en haar gemachtigde hebben steeds als toedracht weergegeven dat Consument, rijdend in haar Peugeot 106 op de Duitse Autobahn 31 met een snelheid van 130 km/uur (de adviessnelheid ter plaatse), een vóór haar rijdende vrachtauto-combinatie inhaalde toen op de linkerrijstrook een BMW met grote snelheid naderde en tegen de achterzijde van de auto van Consument reed. Consument bemerkte dat de BMW snel dichterbij kwam toen zij de combinatie die zij passeerde dicht genaderd was. Zij reed op dat moment naast de combinatie, zodat uitwijken naar rechts niet meer mogelijk was.

4.4. Op grond van de ter beschikking staande gegevens komt de Commissie tot de conclusie dat Verzekeraar en de rechtsbijstanduitvoerder zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat beide partijen aansprakelijk zijn voor de schade die uit de aanrijding is voortgevloeid. Uit de stukken, waaronder de verklaring van Consument en haar gemachtigde, kan niet worden afgeleid dat het wisselen van rijstrook in verband met het inhalen van de vrachtautocombinatie geen omstandigheid is die aan het ontstaan van de aanrijding heeft bijgedragen. Het schadebeeld aan beide auto’s, waarmee Consument haar visie onderbouwt dat het ging om een kop-staartbotsing, maakt dat niet anders nu Consument zelf heeft verklaard dat zij kort daarvoor van rijstrook wisselde om te gaan inhalen. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat de wederpartij van Consument volledig aansprakelijk moet worden geacht voor de schade.

De rechtsbijstanduitvoerder heeft met het aanbod om een bedrag van €3.000,00 betaalbaar te stellen, zijnde ca. 85% van de door Consument geclaimde schade, ruimschoots aan zijn verplichtingen voldaan.

4.5. Verzekeraar heeft het verzoek van Consument om herstel met terugwerkende kracht van de bonus-malusinschaling terecht en op juiste gronden afgewezen. Een andere, voor Consument gunstigere schulddeling leidt immers niet tot een andere bonus-malusterugval.

4.6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de klacht van Consument ongegrond is en dat de vordering dient te worden afgewezen. Al hetgeen Consument verder nog aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, kan niet tot een andere beslissing leiden en zal onbesproken blijven.
De Commissie gaat ervan uit dat de rechtsbijstanduitvoerder haar aanbod nog enige tijd in stand laat om Consument in de gelegenheid te stellen daarmee alsnog akkoord te gaan.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak