Mijn Kifid

Uitspraak 2016-447 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-447
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. C.A. Koopman, secretaris)

Klacht ontvangen op : 27 november 2015
Ingesteld door : Consument
Tegen : The Economy Bank N.V., gevestigd te Amstelveen, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 26 september 2016
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument stelt zich op het standpunt dat de financiële verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst tussen haar en de Bank voort blijven bestaan op grond van het geschrevene
in artikel 35 van de Voorwaarden. Dit is de 4% rente gedurende de looptijd van de
deposito-rekeningen. De Bank stelt hier tegenover dat de compensatie die zij heeft aangeboden door het gemiddelde te nemen van de destijds aangeboden rente en de marktrente ten tijde van het opzeggen, een meer dan redelijke schadevergoeding is. De Commissie volgt de stelling van de Bank. De vordering van Consument wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ondertekende vragenformulier;
• de klachtbrief van Consument met als bijlage de correspondentie in de interne klachtprocedure van de Bank;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• dupliek van de Bank;
• een nadere reactie van Consument;
• de Bank heeft desgevraagd niet op bovengenoemde reactie willen reageren.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies. De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft bij de Bank een drietal depositorekeningen afgesloten tegen een rente van 4%. Op deze overeenkomst zijn de Algemene Bankvoorwaarden 2009 (hierna: de Voorwaarden) van toepassing.

2.2 De einddata van de deposito’s bedroegen respectievelijk 14 december 2016, 6 maart 2017 en 10 april 2017.
2.3 Op 30 oktober 2015 heeft Consument van de Bank een drietal brieven ontvangen met hierin onder andere het volgende: “Tot onze spijt moeten wij u mededelen dat The Economy Bank N.V. haar bankactiviteiten in de komende maanden zal beëindigen. Als gevolg hiervan zijn wij genoodzaakt uw TEB Ster deposito voortijdig te sluiten en het saldo met de door onverschuldigde rente via uw spaarrekening over te boeken naar uw tegenrekening (…) Wij vergoeden u het verschil tussen de met u overeengekomen depositorente en de, op het moment van het sluiten van uw deposito, geldende marktrente voor de resterende looptijd. Deze marktrente is gebaseerd op het gemiddelde rentepercentage zoals aangeboden op 28 oktober 2015 door de top
10 aanbieders van deposito’s welke vallen onder het Nederlandse depositogarantiestelsel (…)
Bij een vroegtijdige beëindiging op 30 november 2015 is de berekening van de compensatierente en het door ons te betalen totaalbedrag als volgt:
EUR 17.000,00 Hoofdsom
EUR 435,95 rente over de periode 10-4-2015 tot 30-11-2015 á 4,00% p.a.
EUR 613,42 rente over de periode van 30-11-2015 tot 10-04-2017 á 2,65% p.a. (2,65% is het verschil tussen overeengekomen perc. 4,00% en de marktrente voor de periode 1,35%)
EUR 18.049,367 totaalbedrag door ons te betalen op 30-11-2015”

2.4 Artikel 35 van de Voorwaarden luidt: “Opzegging van de relatie. Zowel de cliënt als de bank kan de relatie tussen hen schriftelijk geheel of gedeeltelijk opzeggen. Als de bank de relatie opzegt, deelt zij desgevraagd de reden van de opzegging aan de cliënt mee. Na opzegging van de relatie worden de tussen de cliënt en de bank bestaande individuele overeenkomsten zo spoedig mogelijk afgewikkeld met inachtneming van de daarvoor gelden de termijnen. Tijdens de afwikkeling blijven deze algemene bankvoorwaarden en de op de individuele overeenkomsten toepasselijke specifieke voorwaarden van toepassing.”

2.5 Op 30 november 2015 heeft de Bank een bedrag van € 39.326,61 uitgekeerd exclusief een onkostenvergoeding van € 20,-.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering
3.1 Consument vordert dat de Bank de overeengekomen 4% rente uitkeert over de gehele contractperiode in plaats van de gemiddelde rente van 2,65%. Dit is een bedrag van € 639,-.
Consument vordert aanvullend immateriële schadevergoeding van € 576,- en € 576,- voor het zoeken naar een passende financiële oplossing wat een dag werk kostte.

3.2 Grondslagen en argumenten daarvoor
• Consument begrijpt dat de Bank het product niet meer aanbiedt, maar de financiële verplichtingen van het oude product blijven wel bestaan. Dit volgt ook uit artikel 35 van de Voorwaarden waarin is aangegeven dat tijdens de afwikkeling de op de individuele overeenkomst specifieke voorwaarden van toepassing blijven, zijnde de 4%.
• In eerdere uitspraken van de Geschillencommissie is erkend dat een beroep op artikel 35 door de Bank onjuist is en dat de Bank is gehouden om de overeenkomst af te wikkelen met inachtneming van de oorspronkelijk overeengekomen termijnen en rente.
• De ontbinding is een contractbreuk van een wederzijds aangegane langlopende verplichting die tussentijds niet eenzijdig kan worden verbroken.

3.3 Verweer van de Bank
• De Bank heeft Consument op 30 oktober 2015 laten weten dat zijn deposito’s voortijdig beëindigd zouden worden. De Bank is op grond van artikel 35 van de Voorwaarden hiertoe gerechtigd.
• Ter compensatie heeft de Bank het verschil vergoed tussen de op het moment van het sluiten van de deposito’s geldende marktrente en de met Consument overeengekomen depositorente over de resterende looptijd van haar deposito’s. Consument wordt hiermee volledig gecompenseerd voor het mogelijke nadeel dat zij kan lijden voor het feit dat zij de hoofdsommen plus de opgebouwde rente voor de resterende periode bij een andere bank moet plaatsen. Hiermee wordt Consument niet alleen in de gelegenheid gesteld om het verschil te compenseren maar ook om mogelijk financieel voordeel te behalen.

4. Beoordeling

4.1 Niet ter discussie staat dat de Bank op grond van artikel 35 van de Voorwaarden bevoegd is de financieringsovereenkomst op te zeggen met Consument. Partijen verschillen wel van mening hoe de afwikkeling van de opzegging vorm moet krijgen.
Consument stelt zich op het standpunt dat de financiële verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst tussen haar en de Bank voort blijven bestaan op grond van het geschrevene in artikel 35 van de Voorwaarden. Dit is de 4% rente gedurende de looptijd van de deposito-rekeningen. Consument en de Bank zijn niet iets anders overeengekomen. Indien een andere berekening voor de Bank de normale gang van zaken was, dan had zij dit duidelijk moeten opnemen in de Voorwaarden.
De Bank stelt hier tegenover dat de compensatie die zij heeft aangeboden door het gemiddelde te nemen van de destijds aangeboden rente en de marktrente ten tijde van het opzeggen, een meer dan redelijke schadevergoeding is. De Bank heeft dit onderbouwd door middel van een berekening.

4.2 De Commissie overweegt dat op grond van r.o. 3.6 van HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4163 (Auping/Beverslaap) het is toegestaan om de duurovereenkomst te beëindigen. Zie ook r.o. 3.5.1 van HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9854 (Ronde Venen/Stedin). Duurovereenkomsten zijn opzegbaar, indien partijen over de wijze van opzegging niets zijn overeengekomen.
De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen evenwel in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging alleen mogelijk is als een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat. Uit diezelfde eisen kan ook voortvloeien dat de opzegging gepaard moet gaan met een aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
4.3 Wat betreft de invulling van de schadevergoeding overweegt de Commissie het volgende. Het afbreken van de overeenkomst is mogelijk – vergelijk r.o. 4.2 – zolang de Bank een vergoeding aanbiedt aan Consument. De Bank heeft het verschil tussen de met Consument overeengekomen depositorente en de vigerende marktrente over de resterende looptijd van de deposito-overeenkomsten van Consument vergoed. De Commissie volgt de stelling van de Bank dat hierdoor Consument afdoende gecompenseerd is voor de resterende looptijd van de deposito-rekeningen. De Bank heeft dit onderbouwd door middel van een berekening.

4.4 Wat betreft de door Consument gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de Commissie het volgende. In uitzonderlijke gevallen komt immateriële schade voor vergoeding in aanmerking. Artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek geeft de gevallen aan wanneer immateriële schade wordt vergoed. De in het artikel genoemde gevallen doen zich hier niet voor, zodat deze vordering van Consument wordt afgewezen.

4.5 Bovenstaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van Consument moeten worden afgewezen, nu Consument in voldoende mate is gecompenseerd. De overige door partijen ingebrachte stellingen zullen dan ook onbesproken blijven.

5. Beslissing

De klacht van Consument wordt afgewezen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak